Struiken, heesters en bomen kunnen een meerwaarde leveren op je melkveebedrijf. Zo geven de bomen de nodige schaduw voor de koeien en zijn er verschillende struiken die een mooie aanvulling vormen op hun dieet. Daarnaast is het goed voor de bodem en zijn er verdienmogelijkheden voor het onderhouden van singels en hagen op je bedrijf. In deze video zie je hoe agroforestry op de boerderij van Marieke Jelsma, docent Dier- en Veehouderij aan hogeschool Van Hall Larenstein, toegepast wordt.
LINK
Poster en begeleidende audio uit de guided tour van het Open Atelier van CoE Groen op 7 december 2023 over het project Melkveehouderij in veenweidegebieden met hogere waterstanden. In Nederlandse veengebieden wordt vooral aan melkveehouderij gedaan. Maar er is een probleem door het wegpompen van water uit het veen zakt de bodem en daarbij komen ook nog eens schadelijke broeikasgassen vrij. Wat zijn de gevolgen van hogere waterpeilen voor de bodem? Het grazen van dieren, grasgroei, het wegspoelen van voedingsstoffen, de gezondheid van de dieren en wat kost het de melkveehouder? Voor een succesvolle overgang is het cruciaal dat melkveehouders weten hoe ze afhankelijk van het type veen hun bedrijfsvoering moeten aanpassen aan hogere grondwaterstanden. De plannen van het project zijn erop gericht om in een samenwerking met die hogere waterstanden om te gaan, kennis te delen en verbinden, metingen te doen in praktijkgebieden, de effecten op bedrijfsvoering door te rekenen en bouwstenen te bedenken voor de toekomst.
MULTIFILE
De Nederlandse melkveehouderij moet krimpen om stikstofgevoelige planten en het klimaat te redden. Afrikaanse landen willen juist dat hun boeren meer zuivel produceren. Een onderzoeker die beide terzijde staat, moet wel in een spagaat zitten. Robert Baars, lector Climate Smart Dairy Value Chains aan hogeschool Van Hall Larenstein, vat de koe bij de horens.
LINK
Dit voorstel getiteld ?Circulaire Rundermest? staat een integrale aanpak voor ogen van de mestproblematiek in de melkveehouderij. Een consortium van MKB bedrijven wil samen met de Vilentum Hogeschool de eerste stappen zetten om bij te dragen aan een duurzame oplossing voor de Nederlandse mestproblematiek en toekomstige fosfaatschaarste. Het oplossen van het Nederlandse mestoverschot is cruciaal voor de overleving van de veehouderijsector in Nederland. In combinatie daarbij tevens de (toekomstige) schaarste aan fosfaat oplossen is een kans voor de Nederlandse landbouw. Gezien de ervaringen uit het verleden rondom de mestproblematiek wordt de aanpak gericht op marktconforme producten maken uit het mestoverschot, in plaats van de afvalbenadering, waarbij uitgegaan wordt van het circulaire gedachtegoed. Andere unieke aspecten in dit traject zijn i) de applicatie van een nieuwe high-tech scheidingstechnologie en ii) gebruikmaking van nieuwe combinaties van bestaande bioraffinage-technieken. Er wordt gestreefd naar het produceren van minimaal twee eindproducten: i) een anorganische fosfaat rijke fractie en ii) een organische fosfaatarme fractie. Deze fracties voldoen aan alle kwaliteitseisen om in de markt toegepast te worden als fosfor/fosfaatmeststof en bodemverbeteraar. Om dit te bereiken wordt door middel van praktijkgericht onderzoek antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: ?Welke combinaties van bioraffinage-technieken zijn duurzaam en effectief voor het synthetiseren marktconforme fosfor/fosfaatconcentraten en organische stof producten uit rundermest?? Op basis van ervaringen uit de praktijk en opgedane kennis bij de betrokken lectoraten en de projectpartners wordt een conceptueel raffinage proces ontworpen. Dit proces wordt vervolgens in deelstappen experimenteel getoetst zowel bij de deelnemend MKB als bij de aangesloten hogescholen. Het optimale design wordt tenslotte in de praktijk getoetst door samenwerking van de aangesloten MKB projectpartners. Dit totaal wordt gecomplementeerd met economische en ecologische analyses ter vergelijking met bestaande systemen van de gemaakte keuzes. Relevante uitkomsten voor de sector over marktconforme producten en best presterende scheidingstechnieken worden onder andere via (vak)publicaties en een symposia verspreid.
De uitdagingen waar agrarische bedrijven voor staan zijn groot en dit legt een extra druk op het bedrijfsovernameproces. Een proces dat al onder druk staat door schaalvergroting en de stijging van de grondprijs. Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt heeft in samensprak met het ministerie van LNV en LTO het plan om een kenniscentrum bedrijfsovername te starten. In het project ‘Expeditie bedrijfsovername’ wordt overzicht over en inzicht in de bestaande kennisinfrastructuur voor advisering in de bedrijfsovername samengesteld. Met een brede groep betrokkenen bij agrarische bedrijfsovername wordt een totaal overzicht opgesteld van het overnameproces en de beschikbare adviesdiensten. Daarbij is naast de technische aspecten (financieel en juridisch) specifiek aandacht voor de sociaal-emotionele kant: de familie en de interactie tussen de overnemer/overdrager, ook als het gaat om visievorming voor de toekomst van het bedrijf in relatie tot de grote uitdagingen van markt en maatschappij. Dit project is 1 van 4 projecten waarbij ieder project zich richt op specifieke regio’s en deelsectoren van de landbouw. Het Living Lab Oost wordt geleid door Aeres Hogeschool en richt zich primair op deelsectoren melkveehouderij en akkerbouw in het midden en oosten van het land. Vanuit een gezamenlijk opgezette werkwijze en wordt gewerkt aan het eindproduct: een ‘landkaart’ van het bedrijfsovernameproces met daarin specifiek aandacht voor regionale en sectorale verschillen. Vanuit de analyse van de behoefte aan en het aanbod van ondersteuning volgen ontwikkelwensen voor (door)ontwikkeling van methodieken, deze worden waar mogelijk ontwikkeld en getest binnen de kaders van het project. De landkaart kan in de advisering gebruikt worden om een bedrijf inzicht te geven over de route van hun eigen ‘expeditie’ langs de voor hen relevante aspecten van het bedrijfsovernameproces. Het project werkt met een breed consortium die belanghebbenden zijn bij een goed doorlopen bedrijfsovernameproces.
De weidende koe is een icoon van het Nederlandse landschap en als zodanig essentieel voor het imago van de Nederlandse melkveehouderij. De weidende koe is ook een duidelijke maatschappelijke wens in Nederland. Mensen associëren een weidende koe met beter welzijn en diergezondheid. Vanuit diverse betrokkenen wordt daarnaast steeds nadrukkelijker de wens uitgesproken de melkveehouderij te transformeren naar een sector met meer biodiversiteit, minder input van externe grondstoffen en het sluiten van regionale kringlopen. Weidegang draagt bij aan deze wensen. Uit onderzoek is bekend dat beweiding zowel een positieve als negatieve invloed kan hebben op diergezondheid. Het is echter niet duidelijk óf en in welke situaties beweiding (on)gezond is voor het rundvee onder Nederlandse praktijkomstandigheden. De literatuur is vaak gedateerd en uit landen met een ander weidesysteem en andere milieuvraagstukken. Dit onderzoek geeft inzicht in de relatie tussen beweiding en diergezondheid onder Nederlandse omstandigheden én zet deze nieuwe inzichten om in praktische adviezen voor veehouders en dierenartsen. Relevante kennisleemtes worden gevuld met praktijkgericht onderzoek onder Nederlandse omstandigheden en de kennis wordt vertaald in rekenregels waarmee individuele melkveehouders advies op maat krijgen zodat zij keuzes rondom weidegang weloverwogen kunnen nemen. In dit onderzoek wordt samengewerkt met partijen die regelmatig vanuit de praktijk geconfronteerd worden met kennisvragen rondom gezond weiden. Deze partijen geven aan dat de Nederlandse melkveehouderij een totaalconcept nodig heeft dat leidt tot productieve gezonde weidende koeien in een weiland gevuld met gevarieerde grassen en kruiden, beheerd binnen de kaders van de milieuwetgeving en dat alles in combinatie met een moderne, open stal met of zonder een melkrobot. Beweiding is het uitgangspunt in dit onderzoek: hoe kun je de gezondheid van een weidende koe optimaliseren? Met de kennis uit dit onderzoek kunnen risico’s van beweiding voor diergezondheid zoveel mogelijk worden gereduceerd en positieve effecten van beweiding zoveel mogelijk worden benut.