In Amsterdam heeft één op de vijf kinderen last van overgewicht en hiervan hebben ruim 2.000 kinderen (ernstige) morbide obesitas. Het gaat in totaal om 24.500 kinderen met overgewicht en obesitas in de stad. In Amsterdam is daarom een integraal en langdurig programma opgezet, de ‘Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht’ (AAGG), om alle Amsterdamse kinderen op een gezond(er) gewicht te krijgen.Binnen de AAGG wordt ingezet op preventie, ondersteuning en zorg. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) speelt hierin een belangrijke rol. De JGZ begeleidt jeugdigen en hun ouders vanuit de Ouder- en Kindteams Amsterdam. De jeugdverpleegkundige heeft naast de reguliere JGZ taken een nieuwe rol gekregen in het kader van de zogenaamde ketenaanpak bij kinderen met overgewicht en obesitas: de rol van centrale zorgverlener (CZV). De vervulling van deze rol is voorbehouden aan jeugdverpleegkundigen die de interne opleiding ‘Leerlijn Centrale Zorgverlener’ hebben gevolgd. Kinderen met obesitas en multiproblematiek of morbide obesitas die ondersteuning en zorg nodig hebben worden begeleid door een CZV. De CZV fungeert als eerste aanspreekpunt voor kind en ouders en zorgt er voor dat alle professionals die bij de ondersteuning en zorg rondom het kind en het gezin betrokken zijn goed met elkaar samenwerken en afstemmen.Deze nieuwe rol vraagt van jeugdverpleegkundigen nieuwe competenties en vaardigheden, waaronder de zogenaamde 21th Century Skills (onder andere creatief denken, probleemoplossend vermogen en media-wijsheid). Daar waar jeugdverpleegkundigen voorheen gewend waren om spreekuur te ‘draaien’ op een consultatiebureau, wordt nu van hen verwacht dat zij in hun rol van CZV naast de gezinnen staan, de begeleiding rond gezinnen organiseren, de uitvoering coördineren en oplossingen realiseren.Het doel van dit verkennende onderzoek is een eerste indruk te krijgen van de vaardigheden die jeugdverpleegkundigen nodig hebben om de nieuwe taak als CZV uit te voeren en wat dit betekent voor de voorbereiding van (toekomstige) jeugdverpleegkundigen. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Welke competenties vergt de taak van centrale zorgverlener (CZV) binnen de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht van de jeugdverpleegkundigen werkzaam binnen de Ouder- en Kindteams Amsterdam in Amsterdam?In interviews met vijf CZV’s en dertien ketenpartners is informatie verzameld over de taken, competenties, de leerlijn CZV en de sterke en minder sterke punten. Dit heeft geresulteerd in vijf kernaanbevelingen, gericht op:• Uitvoeren van vervolgonderzoek met deelname van ouders en jeugdigen zelf• Het opstellen van een functieprofiel CZV• In de wijk/buurt uitdragen/inzichtelijk maken wie CZV zijn• In de opleiding voor CZV en toekomstige verpleegkundigen (meer) casuïstiek opnemen, evenals aandacht voor bijzondere doelgroepen, inzet van nieuwe media, het voeren van casuïstiek-overleg met ketenpartners en aandacht voor zelfreflectie en leren op de werkvloer• Verbeteren van de randvoorwaarden, onder andere op het gebied van beschikbare tijd, caseload en het organiseren van korte lijnen
Voor veel mensen is 'afvallen' een belangrijke reden om zich lichamelijk in te spannen. Ook op scholen wordt er soms aandacht besteed aan de relatie tussen (over)gewicht en inspanning. Maar hoeveel energie verbruik je nu eigenlijk tijdens inspanning? En hoeveel vet verbrand je daarmee?
Introductie: In 2015 had 11.9% van de kinderen tussen de 4-12 jaar in Nederland overgewicht. Bij 3.1% van deze groep was er zelfs sprake van ernstig overgewicht (obesitas). Uit de Drentse trendcijfers voor kinderen en jongeren kan echter niet direct geconcludeerd worden dat hier de prevalenties van overgewicht stabiliseren of zelfs gaan dalen. Daarom is in Drenthe voor de JOGG-aanpak gekozen. Binnen dit onderzoek zijn twee onderzoeksvragen geformuleerd die zich richten op 1) het effect van de Drentse JOGG-aanpak en op 2) het proces van de uitvoering en implementatie.Aanpak onderzoek: Om het effect van de Drentse JOGG-aanpak te meten zijn scholen vergeleken die a) werken of gaan werken met de JOGG-aanpak en b) scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak (Controle). Op deze scholen zijn gegevens over BMI, middelomtrek, bewegen en voeding gemeten aan het begin van het onderzoek (T0), na 6 maanden (T1) en na 18 maanden (T2). BMI en middelomtrek zijn gemeten op de scholen door opgeleide onderzoekers. Bewegen is gemeten aan de hand van een objectieve beweegmeter (Actigraph) voor ten minste 3 dagen van minimaal 10 uren. Ouders hebben een vragenlijst ingevuld over bewegen en voeding van hun kind. Om het proces van de uitvoering en implementatie van de JOGG-aanpak te evalueren zijn tijdens T1 en T2 interviews gehouden met JOGG-regisseurs aan de hand van het RE-AIM (Reach, Effect, Adoption, Implementation, Maintenance) raamwerk.Belangrijkste bevindingen:• In totaal hebben 846 kinderen verdeeld over 7 scholen uit 6 gemeenten deelgenomen.• Het percentage kinderen met overgewicht/obesitas neemt af bij kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak (-2.1%) en neemt toe (+1.4%) bij kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak.• Kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak gaan meer matig/intensief bewegen gedurende het laatste jaar van dit onderzoek in vergelijking tot kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak• Kinderen zonder overgewicht/obesitas liggen/zitten minder en bewegen meer dan kinderen met overgewicht/obesitas.• Kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak gaan vaker lopend/fietsend naar school dan kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak. Deze subjectieve gegevens ondersteunen de objectieve gegevens.• Kinderen liggen/zitten meer in de herfst/winter en zijn in de zomer actiever.• Het percentage kinderen dat dagelijks water drinkt is toegenomen onder kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak en gelijk gebleven bij kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak.• De naamsbekendheid van JOGG is gedurende het onderzoek tussen 2016-2019 gestegen van ongeveer 40% naar 90%.• Voor de JOGG-aanpak wordt het grootste deel van de kinderen bereikt via de scholen.• Er vindt een verschuiving in de JOGG-aanpak plaats van 1) activiteiten gericht op beweging naar activiteiten gericht op beweging én voeding; 2) het organiseren van “losse” activiteiten naar duurzaam beleid binnen scholen/organisaties; 3) gericht op kinderen en jongeren naar gericht op -9 maanden tot 100 jaar.• JOGG-regisseurs hebben veelal niet een vooropgestelde aanpak en het is veelal onbekend bij JOGG-regisseurs op welke wijze het stimuleren van bewegen en gezonde voeding verankerd is in het gemeentelijk beleid.ConclusieHet percentage kinderen met overgewicht/obesitas neemt af bij kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak (- 2.1%) en neemt toe (+1.4%) bij kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak. Kinderen op scholen die werken met de JOGG-aanpak liggen/zitten minder, bewegen meer, en drinken vaker water dan kinderen op scholen die niet of in geringe mate werken met de JOGG-aanpak. : Binnen de JOGG-aanpak worden kinderen met name via scholen bereikt. De JOGG-aanpak verschuift van 1) activiteiten gericht op beweging naar activiteiten gericht op beweging en voeding; 2) het organiseren van “losse” activiteiten naar duurzaam beleid binnen scholen/organisaties; 3) gericht op kinderen en jongeren naar gericht op -9 maanden tot 100 jaar.
Binnen dit project zal de initiatiefnemer Paques Biomaterials B.V., in samenwerking met de MKB-ondernemingen Maan Glueing Technologies, Senbis Polymer Innovations en de kennisinstellingen Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool Groningen en NHL Stenden Hogeschool werken aan het verbeteren van de aantrekkelijkheid van PHA’s als biobased en biodegradeerbaar polymeer voor tal van toepassingen. Binnen dit JTF-project wordt een deze mismatch tussen vraag en aanbod opgelost waardoor het potentieel van PHA’s voor hoogwaardige toepassingen ontsloten wordt. Er zal hiervoor nieuwe kennis worden ontwikkeld en uitgewisseld op zowel labschaal als een grotere onderzoekschaal van de fermentatie- en extractieprocessen die kunnen sturen op de geselecteerde hydroxyvaloraat-gehalte (HV-gehalte) en molecuulgewicht/viscositeit voor de betreffende applicaties. Paques Biomaterials richt zich binnen dit JTF-project op een gepatenteerd groen oplosmiddelextractieproces voor PHA dat een hoge mate van kwaliteitscontrole mogelijk maakt, vooral bij het gebruik van PHA-biomassa van verschillende herkomst en met verschillende kwaliteiten. Het project zal grotendeels uitgevoerd worden op de nieuwe bedrijfslocatie van Paques Biomaterials, te Emmen. Daarnaast zullen enkele activiteiten ook plaatsvinden op de vestigingslocaties van de samenwerkingspartners, welke overwegend gevestigd zijn in het Noorden.
Lignine is één van de biomoleculen die in de belangstelling staat als biobased grondstof door zijn hoge mate van beschikbaarheid in organisch materiaal en zijn aromatische karakter. Het vinden van geschikte toepassingen voor lignine is tot op heden een uitdaging voor het chemisch werkveld door de complexe structuur van lignine. Ondanks dat er al wel enige toepassingen van lignine beschreven zijn, zijn er nog relatief weinig commerciële toepassingen. Dit project moet gaan bijdragen aan het vergroten van de inzetbaarheid van lignine in commerciële toepassingen. Miscancell is een startup bedrijf dat zich sinds 2016 bezig houdt met de bioraffinage van Miscanthus x giganteus (kortweg aangeduid als Miscanthus) om op een duurzame manier biobased grondstoffen te verkrijgen. Hierbij kan met name gedacht worden aan cellulose en lignine. Miscancell is al enige tijd betrokken bij het project “Grasfalt” waarbij het fossiele bitumen wordt vervangen door het biobased lignine. Uit praktijkstudies is echter gebleken dat het verkregen “lignine-asfalt” nog niet aan alle gewenste eisen voldoet. Om de toepassing van lignine in asfalt te optimaliseren, bijvoorbeeld om levensduur en eigenschappen zoals afwatering te verbeteren, en om de toepassingsmogelijkheden van lignine in het algemeen te verbreden, heeft Miscancell het HAN BioCentre benaderd om te werken aan lignine modificatie. Het uitgangspunt hierbij zal zijn om de hydroxylgroepen te modificeren met biobased componenten en daarmee de functionaliteit te beïnvloeden. Hierbij zal in eerste instantie gekeken worden naar veresteringsreacties met vetachtige verbindingen. Het project beoogt dan ook het modificeren van uit Miscanthus verkregen lignine, en het evalueren van de chemische eigenschappen voor en na modificaties. Tevens zal bekeken worden welke andere toepassingsgebieden realiseerbaar zijn. De ontwikkelde methoden zullen blijvend bijdragen aan de valorisatie van lignine en daarmee aan de doelstelling van Nederland om in 2050 volledig circulair te zijn.