Het ontwerpen en realiseren van bewegingsactiviteiten die door iedere leerling betekenisvol en uitdagend ervaren worden, is geen sinecure. We kunnen vaststellen dat dit voor ons als professionals enerzijds een complexe en ingewikkelde opgave en anderzijds een uitdagende ambitie is. Kunnen de gereedschappen uit de toolbox van het nieuwe motorische leren de professional de benodigde structuur en houvast bieden? Geven deze gereedschappen voldoende richting om nog krachtiger bewegingsarrangementen te ontwerpen?
In het basismodule wetenschappelijke vaardigheden ontwikkelen de studenten meer begrip van methodologie en statistiek binnen de sport en beweegsector, alsook een kritische houding ten aanzien van onderzoeksresultaten. Omdat de Master of Sports een deeltijdstudie is en alle studenten ook werken in de beroepspraktijk, kan de student een bijdrage leveren aan het meer evidence-based maken van de beroepspraktijk op zijn werkplek. Zo heeft Bart van Gastel in opdracht van de Gelderse Sport Federatie een praktijkonderzoek uitgevoerd naar het effect van het aanleren van een B-Fit pauze-activiteit in de gymles op het spelen op het schoolplein bij 11- en 12-jarige meisjes.
Het schoolplein biedt ieder kind op de basisschool de kans tot motorische- en sociale ontwikkeling. Maar het is niet meer vanzelfsprekend dat er een breed scala van spel- en sportactiviteiten op het schoolplein te zien is. 'Kinderen kennen geen spelletjes meer', 'kinderen van tegenwoordig zijn motorisch minder vaardig', 'kinderen bewegen maar weinig op het schoolplein' zijn veel gehoorde geluiden van leerkrachten over het bewegen van kinderen op het schoolplein. Centraal in dit artikel staan manieren waarop basisschoolkinderen meer gestimuleerd kunnen worden tot bewegen op het schoolplein. De praktische voorbeelden zijn hierbij gericht op het touwtjespringen.
MULTIFILE
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Wereldwijd wordt taal dé indicator genoemd van het welbevinden van kinderen. Een niet goed verlopende taalontwikkeling heeft grote impact op het emotioneel welbevinden van kinderen. Ongeveer 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Taalontwikkelingsstoornissen gaan vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen. Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap; schoolse, sociale en fysieke activiteiten vormen een uitdaging. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten. Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject. De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaarjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden. De missie van BEPTOS is om samen met taalexperts en bewegingsexperts een vroegere diagnose van taal- en motorische stoornissen mogelijk te maken, zodat de juiste zorg kan worden ingezet en de kans op maatschappelijke participatie van jonge kinderen vergroot kan worden. Deze missie sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Buitenspelen is essentieel voor het gezond opgroeien en ontwikkelen van kinderen. Het is goed voor hun sociale, emotionele, fysieke, motorische en cognitieve ontwikkeling. Een beweegvriendelijke omgeving met (grotere) speeltuinen en (kleinere) speelplekken is daarom van groot belang. Kinderen met een beperking (lichamelijke, verstandelijke, auditief en/of met (gedrags-)stoornis zoals kinderen met autisme) spelen helaas weinig buiten. Inclusief buitenspelen is dan ook een grote uitdaging gebleken. Wanneer er voldoende en adequaat ingerichte speelplekken zijn, neemt de fysieke activiteit van kinderen toe. Fysieke belemmeringen zoals een zandpad kan een speeltuin ontoegankelijke maken voor kinderen in een rolstoel. Sociale barrières, zoals moeilijk contact kunnen maken of buitengesloten worden, verhinderen ook dat kinderen met een beperking buitenspelen. Dit toont aan dat naast een goed ingerichte buitenruimte, het van belang is om ook professionals uit het sociaal domein, zoals speeltuinbeheerders en buurtsportcoaches en de eerste lijn zorg professionals zoals fysiotherapeuten te betrekken om inclusief buitenspelen te stimuleren en sociale barrières te doorbreken. Speeltuin Kloosterplantsoen te IJsselstein, zal als Living Lab zal dienen om vanuit orgware perspectief toe te werken naar meer/beter inclusief buitenspelen. Deze (deels) aangepaste speeltuin zet zich al jaren in voor een inclusief buitenspeelaanbod en wil een ontmoetingsplek zijn voor kinderen (met en zonder een beperking) en volwassenen. Speeltuin Kloosterplantsoen is gekozen als middelpunt voor de evaluatievraag omdat de speeltuin al jaren streeft naar een inclusief buitenspeelaanbod en daarvoor allerlei (hardware en software) acties onderneemt, maar het aantal kinderen met een beperking dat de speeltuin weet te vinden gering is. Er zijn echter wel concrete ideeën en kansen, die we samen met de consortiumpartners volgens de design-thinking methode willen oppakken om inclusief buitenspelen te bevorderen.