Het gedachtegoed van het project ‘Naar Verantwoorde Rebellie’ vormt het fundament voor de bevindingen in dit whitepaper. Daarbij gaat het om inspiratie, tips en concepten die leiden tot rebelse initiatieven in de ouderenhuisvesting. Dat is geen overbodigheid, want er is een toenemende behoefte aan collectieve woonvormen voor ouderen die tussen zelfstandig wonen en verpleegzorg in zitten. Vooral voor ouderen met een laag en middeninkomen zijn de mogelijkheden beperkt. Het aanbod van geschikte tussenwoningen is simpelweg te summier (1). Dat vraagt dus om nieuwe initiatieven! Daarnaast hebben jongeren en starters het al geruime tijd erg lastig op de woningmarkt. De problematiek is bekend: het is haast een mission impossible om een betaalbare woning te kopen, en het meest deprimerende is dat de piek volgens de berekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties pas in 2024 wordt bereikt (2). Het is een urgent probleem, maar in de praktijk komt dat onvoldoende tot uiting. Deze groep heeft behoefte aan een helpende hand, en daarom wordt in dit whitepaper gekeken of de initiatieven voor ouderen ook voor jongeren en starters van waarde kunnen zijn. Sterker nog, of zij onderdeel van de oplossing kunnen worden. Helaas zijn we niet in de ban van ‘slechts’ een crisis, maar van meerdere crises. De woningcrisis wordt namelijk vergezeld door de klimaat- en coronacrisis, en op het moment van schrijven daar bovenop zelfs een koopkracht- en energiecrisis (3, 4, 5). Een hoop ingrediënten voor een boel ellende als we lukraak met onsamenhangende oplossingen aan komen zetten. Het is een complexe puzzel geworden die, onder tijdsdruk vanwege de klimaatdoelstellingen en groeiende onvrede, weloverwogen oplossingen vereist. Bij de bouw van toekomstige woningen moet er derhalve rekening gehouden worden met een plethora aan vereisten, die in dit whitepaper aan bod komen. In het vervolg wordt uiteengezet waar een geschikte tussenwoning aan dient te voldoen, evenals een denkrichting die beschrijft hoe een intergenerationele collectieve woonvorm kan worden vormgegeven. De lezer wordt meegenomen in een verhaal dat eerst de huidige marktsituatie en trends beschrijft, vervolgens de problemen en uitdagingen aankaart, om ten slotte een concrete oplossing aan te dragen. Hierbij wordt rekening gehouden met een veelvoud aan belangrijke variabelen zoals de locatie, voorzieningen, activiteiten, demografische kenmerken, en vorm- en zingeving van het wooncomplex (6). Het gaat nadrukkelijk om een denkrichting die op een inclusieve manier, en met inbegrip van hedendaagse toepassingen en best practices, een originele en vooral kwalitatief hoogwaardige oplossing biedt voor het beperkte woningaanbod. Creativiteit en woongenot staat in dit whitepaper centraal; de wensen van potentiële bewoners worden geïnventariseerd en meegenomen in de uiteindelijke oplossing. Door middel van gesprekken met experts worden echter ook de technische haalbaarheid en betaalbaarheid zo goed als mogelijk geborgd. De uiteenzetting leidt ten slotte tot een virtueel ontwerp dat als inspiratiebron fungeert voor zowel toekomstige bouwers als bewoners van soortgelijke wooncomplexen. Geïnteresseerden kunnen een virtuele tour van het intergenerationele woningcomplex volgen. Via de link op pagina 29 kunt u het concept bekijken.
MULTIFILE
De decentralisatie van zorg en ondersteuning naar de gemeenten ging gepaard met een aantal na te streven veranderingen, zoals meer ruimte voor professionals, zelfredzaamheid van burgers centraal stellen, en meer vrijwillige inzet. Voor professionals blijkt dit te leiden tot de nodige verwarring over taken en verantwoordelijkheden. Het oude vertrouwde kader van het specialisme moest ingeruild worden voor een nieuw kader dat nog uitgevonden moest worden. Neem de opkomst van de sociale wijkteams met een generalistische werkwijze. Noem het zoeken van een afwegingskader om te bepalen wat burgers en hun sociaal netwerk zelf kunnen en waar professionele inzet nodig is. De verschuiving van een focus op de ondersteuning van hulpbehoevende burgers naar het werken met vrijwillige inzet en algemene maatschappelijke voorzieningen blijkt te vragen om andere competenties.
Medewerkers van de Buurtteamorganisatie Sociaal (BTO) in Utrecht beschikken over de professionele ruimte om zelf de keus te maken hoe ze een hulpvraag oppakken. Het maken van deze afweging behoort tot het vakmanschap van de sociaal professional. Het was leidinggevenden opgevallen dat het aantal casussen met langdurige begeleiding toenam in de caseload van de buurtteams. Ruim drie jaar na de start van de buurtteams steeg het percentage langdurige begeleiding tot boven de 35%. Het gaat hier om inwoners die langer dan één jaar door een medewerker worden begeleid. Dat is op zichzelf geen probleem; het buurtteam doet wat nodig is. Maar hoe bepaal je nu met elkaar welke begeleiding passend is qua duur en vorm? Een gemeenschappelijk afwegingskader kan medewerkers helpen bij een meer eenduidige inschatting van de hulpvraag, alsmede bij de afronding van de casus. Daarnaast is er bij BTO behoefte om gericht te kunnen leren van casuïstiekbespreking, zodat het professionele vakmanschap wordt aangescherpt en dit ook bijdraagt aan het gezamenlijke afwegingskader.
De respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap zijn over het geheel genomen (nog) tevredener dan de respondenten van de andere wooncomplexen. Zij maken meer gebruik van de ontmoetingsruimte, hebben meer sociale contacten en minder last van eenzaamheid. Ook nemen zij vaker deel aan gezamenlijke activiteiten. Verder ontvangen zij vaker hulp van medebewoners en bieden zij ook vaker hulp aan. Tot slot vertrouwen zij er meer op dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.Nederland vergrijst in hoog tempo. Dit levert verschillende maatschappelijke vraagstukken op, waaronder het realiseren van passende woon- en zorgvormen voor senioren. Zo kiezen steeds meer groepen ouderen ervoor om samen met gelijkgestemden te gaan samenwonen. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen wooncomplexen zoals Knarrenhof, of het Groningse Ebbingehof.erondersteld wordt dat ouderen binnen deze wooncomplexen vaker samen activiteiten ondernemen en meer naar elkaar omkijken, ook wel noaberschap geheten. Hierdoor zouden zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, formele zorg nodig hebben. Dit zou betekenen dat zij meer welzijn ervaren dan bewoners van een “standaard” geclusterde woonvorm voor ouderen, zoals een seniorenappartement met ontmoetingsruimte. Het lectoraat Gezonde Stad heeft deze aanname onderzocht.De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen niet actief voor noaberschap. De interviews zijn afgenomen door studenten van de Hanzehogeschool en Hogeschool Rotterdam.Doel van het onderzoek is na te gaan of bewoners van een wooncomplex voor senioren waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap, meer samen doen en meer naar elkaar omkijken dan bewoners van een wooncomplex waar noaberschap geen bewuste keuze is.Dit onderzoek is onderdeel van een langjarig onderzoek vanuit het Netwerk Vitaliteit.