Sinds de invoering van de WMO en de omslag naar de participatiemaatschappij is er veel veranderd in de zorg. We schetsen een aantal ontwikkelingen in de context die invloed hebben (gehad) op het dagelijkse werk van de wooncoach. Door deze ontwikkelingen is de kern van het beroep verandert.
LINK
In dit project wordt onderzoek gedaan naar de 21st century skills van de verzorgende en begeleider in de zorgsector. Het zijn beroepen waarin de tekorten snel oplopen én waar tegelijkertijd een terugloop van het aantal studenten voor de opleidingen is. Op opleidingsniveau heeft o.a. Da Vinci college een brede opleiding gerealiseerd met drie uitstroomprofielen. Hierdoor worden studenten breder opgeleid en kunnen na de opleiding flexibeler ingezet worden. Bovendien hoeven ze pas later een keuze te maken, hetgeen o.a. de uitval vermindert. Maar ook het werk zelf verandert, mede als gevolg van een veranderende visie op gezondheid en nadruk op meer zelfregie. Dit betekent dat het beroepsbeeld (beroepshandelingen, beroepsproducten en gevraagde competenties), ook verandert. Er ligt meer nadruk op de 21st century skills. Hoe ziet het nieuwe beroepsbeeld er uit? Voor opleidingen en ook voor zorgorganisaties die hun verzorgenden en begeleiders willen bijscholen of nieuwe medewerkers willen aantrekken is het zaak om zicht te krijgen op wat er precies verandert in de beroepsprofielen en hoe de bijbehorende 21st century skills er uit zien. Dit onderzoek beoogt een realistisch, concreet én ook aantrekkelijk beroepsbeeld te genereren, door de 21st century skills te koppelen aan actuele (kritische) beroepshandelingen en -producten. Dit beeld wordt gerelateerd aan de (veranderende) context én -in een narratief- gekoppeld aan een persoon. Daarmee werken we voorbeelden uit van breed opgeleide zorgmedewerkers in de beroepspraktijk, inclusief les-/voorlichtingsmateriaal, om geïnteresseerde scholieren, studenten en professionals daar zo goed mogelijk op voor te bereiden en een gefundeerde keuze te bevorderen. Bovendien is dit project een voorbeeld hoe maatschappelijke organisaties en onderwijs samen kunnen werken aan vernieuwing van functieprofielen én aan toekomstbestendig opleiden tbv de veranderende arbeidsmarkt. Het is tevens voorbeeld voor andere beroepen, vandaar de parallelle aanvraag Crossovers in de techniek (ook Inholland en De Haagse Hogeschool).
Coachingsgeprekken rond spiritueel – ritueel geladen handelen in de residentiele jeugdhulp. Vraagstukken rond jeugd, gezin en opvoeding zijn blijvend actueel. De vraag hoe het leven van jongeren eruit ziet en hoe zij voor hun leven en rol in de maatschappij worden gevormd, is daarbij wezenlijk. In mijn promotieonderzoek heb ik verslag gedaan van het dagelijks leven van adolescenten in de residentiele jeugdhulp en de rol van pedagogische medewerkers daarbij (Vierwind, 2019). Het perspectief van waaruit dat gebeurt is dat van de ritual studies. Naast dagelijkse- en overgangsrituelen worden in dit onderzoek ‘rituelen met een spirituele dimensie’ blootgelegd. De jongeren vertellen in de interviews hoe zij in situaties van tegenslag en verdriet overgaan tot spirituele handelingen waaraan zij moed en kracht ontlenen. Eerder onderzoek toont dat de adolescentietijd, onafhankelijk van eigen al of niet spirituele opvoeding, voor meerdere jongeren een periode van spiritueel ontwaken is. Religie en spiritualiteit blijken als coping mechanisme een bron van veerkracht. Een van de bevindingen in mijn onderzoek is dat pedagogisch medewerkers zeggen dat zij weten dat jongeren bij tegenslag en verdriet spirituele handelingen verrichten, maar daarbij expliciet benoemen dat ze in mentorgesprekken daar niet op afstemmen. Als een reden daarvoor wordt genoemd dat dit niet aansluit bij de eigen visie en levensrichting. Deze bevinding sluit aan bij eerder onderzoek waarin wordt geconcludeerd dat het kunnen hanteren van de eigen voorkeurstijl door pedagogisch medewerkers blijvend aandacht vraagt. Ook de door jongeren in eerder onderzoek uitgesproken behoefte om met hun begeleiders ‘echte gesprekken’ te kunnen hebben, is in dit verband noemenswaardig. Het hier voorgestelde onderzoek richt zich op de vraag hoe pedagogisch medewerkers in mentorgesprekken die binnen de residentiele jeugdhulp worden gevoerd kunnen afstemmen op het spiritueel handelen van jongeren. De resultaten van dit onderzoek zijn ook voor aanpalende beroepsgroepen van belang (Verpleegkunde, Onderwijs, Theologie).
In dit project zal ArtEZ onder leiding van onderzoeker Pauline van Dongen samenwerken met het Next Nature Network, UNStudio, AMOLF en het Ecomimicry Instituut aan kennisontwikkeling en -deling m.b.t. het potentieel van shape-changing textiles voor de bevordering van duurzaam gedrag en een duurzame omgeving. Shape-changing textiles zijn stoffen die actief van vorm kunnen veranderen in interactie met de drager of de omgeving. Door hun adaptieve, responsieve en interactieve eigenschappen gaan deze stoffen een andere relatie aan met de gebruiker, wat mogelijkheden biedt voor duurzame gedragsverandering. ArtEZ en de consortiumpartners verbinden hun state-of-the-art kennis vanuit ecologisch-, technisch- en designperspectief om door middel van ontwerpend onderzoek nieuwe kennis te ontwikkelen over hoe deze innovatieve materialen kunnen bijdragen aan verduurzaming van gedrag en omgeving. Aan de basis van dit onderzoek ligt een expliciete praktijkvraag van MKB-ondernemingen, die we op basis van een uitgebreid vraagarticulatieproces als volgt geformuleerd hebben: Hoe kunnen shape-changing textiles, ontwikkeld en ontworpen op basis van ecologische principes en processen, een andere relatie tot de drager/gebruiker en zijn/haar omgeving genereren om duurzaamheid te bevorderen? We willen deze hoofdvraag en een aantal deelvragen beantwoorden door in drie werkpakketten met het consortium te inventariseren welke relevante kennis er op dit moment beschikbaar is. Deze kennis zullen we door middel van ontwerpend onderzoek toetsen en verder ontwikkelen, waarna we de opgedane inzichten vervolgens analyseren en duiden om voor de MKB-partners en ons breder netwerk toepasbare kennis te genereren. Concrete voorbeelden hiervan zijn onder andere prototypes die getest kunnen worden met gebruikers (AMOLF en UN Studio) en de basis kunnen vormen voor een samplebibliotheek van shape-changing textiles. Daarnaast ontwikkelen we met Next Nature Network een speculatief toekomstscenario dat gepubliceerd en gedeeld kan worden met een breder publiek.