Openbare les. Toegang tot het recht is het kenmerk van een rechtvaardige samenleving waar mensen hun waardigheid op een gelijke manier op basis van wet- en regelgeving kunnen verwezenlijken, zonder het risico te lopen te worden genegeerd of vervolgd. Of je nu rijk, arm, oud, jong, gedetineerde, nieuwe Nederlander of illegaal bent: je kunt je recht zoeken. Op papier – bijvoorbeeld in wetboeken – of op internet. Zowel formele instituties – waaronder rechtbanken – als informele – zoals de Ombudsman of online mediation – houden zich bezig met geschillenbeslechting. De praktijk is echter vaak weerbarstiger. Weliswaar wordt op een globaal en statelijk niveau door het internationaal en national recht en beleid erkend dat het bevorderen van veiligheid, publieke dienstverlening en toegang tot het recht voor ieder mens van belang is. Maar op lokaal niveau – kleine bedrijven, buurten, school, werk of detentie – werkt dit doorgaans anders door. Is toegang tot het recht bijvoorbeeld relevant in een wereld waar een sloppenwijkbewoner geen mensenrecht op eigendom kan afdwingen? Waar groepen vluchtelingen in Europa geen asiel kunnen aanvragen, hoewel ze beschermd zijn door het Verenigde Naties (VN) Vluchtelingenverdrag? Of waar de neveneffecten van het internationale delen en gebruik van big data nauwelijks met een effectief rechtsmiddel aan de kaak kunnen worden gesteld?
Talloze handleidingen, artikelen, factsheets en glossy verkoopbrochures hebben ons verteld dat het ontwikkelen van bedrijventerreinen weliswaar moeilijk is, maar dat er genoeg mogelijkheden zijn om functionaliteit te combineren met schoonheid en zelfs duurzaamheid (Novem, 2001a en b; Pellenbarg, 2002; Brand, 2005; Min. Econ. Zaken, 1998; Novem 2003; Provincie Flevoland, 2000; Provincie Friesland; 2000). Kwaliteit wordt aangeboden in allerlei soorten en maten. De technische mogelijkheden zijn bijna onbeperkt en de fantasie van architecten en stedenbouwkundigen kent zeker geen grenzen. Hiertegenover staat de grauwe en saaie realiteit van de meeste bestaande bedrijventerreinen. Blokkendozen langs de snelweg schreeuwen allemaal om aandacht terwijl wij liever door een mooi landschap willen rijden. Rommelige kavels, verkeersonveilige situaties door parkeren op straat en in de berm, slechte ontsluiting, ontoereikende bewegwijzering en criminaliteit: de problematiek geeft duidelijk aan dat veel van de huidige terreinen kennelijk niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd (Heidemij, 1996; CPB, 2001; Min. Econ. Zaken, 2004; Louw, 2004). Recent heeft de VROM-raad een pleidooi gehouden voor een nieuwe koers richting “Werklandschappen” waarin betere regionale samenwerking en private betrokkenheid belangrijke trefwoorden zijn (VROM-raad, 2006). Hebben de planners in het verleden dan alles zo verkeerd ingeschat? Kunnen wij van hun fouten leren om de terreinen voor de toekomst anders en beter te ontwerpen? Of is het gewoon zo dat alle terreinen maar een vrij korte levensduur op hoog kwaliteitsniveau gegund zijn, ongeacht wat wij bedenken?
MULTIFILE
Berno van Meijel schetst in zijn inaugurele twee perspectieven op de werkelijkheid: het objectief-rationalistische perspectief en het subjectief-fenomenologische perspectief. Deze beide perspectieven worden vervolgens vertaald naar het veld van de ggz-verpleegkunde. Er wordt een visie gegeven op de wijze waarop het verplegingswetenschappelijke onderzoek in de ggz zich zou kunnen ontwikkelen vanuit de beide perspectieven en de consequenties die dit heeft voor te gebruiken onderzoeksmethodologieën.