Wereldwijd, maar ook in Nederland zijn er meer kinderen met minder goede motorische vaardigheden en minder kinderen met goede motorische vaardigheden (Bolger et al., 2021). Goede motorische vaardigheden zijn de sleutel tot meedoen in verschillende bewegingssituaties, wat de kans op een leven lang met plezier bewegen vergroot. Het lectoraat Bewegen in en om School (BioS, Hogeschool van Amsterdam), samen met de gemeente Amsterdam en schoolbesturen, werken daarom aan de implementatie van de ‘Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek’ (OBM) op basisscholen in Amsterdam. Het doel van de OBM is om tijdig kinderen met een motorische achterstand te signaleren en vervolgens om passend bewegingsonderwijs, extra beweegaanbod en waar nodig zorg te kunnen bieden.
DOCUMENT
In Amsterdam pakken diverse basisscholen de motorische achterstanden van leerlingen aan met de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek. Twee intern begeleiders en twee gymleraren vertellen over de voordelen van samen optrekken en de samenwerking in het netwerk rondom het kind. ‘Hoe vroeger je erbij bent, hoe beter voor de algehele ontwikkeling van een kind.’
DOCUMENT
Werk jij als vakleerkracht al samen met de intern begeleider van de school? Weet jij wat deze professional voor jou kan betekenen? En is er een jeugdarts betrokken als een kind een ernstige motorische achterstand heeft? In Amsterdam is er een samenwerking tussen de zorgprofessionals en de professionals op basisscholen die meedoen aan de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM). In dit verhaal lees je welke meerwaarde deze samenwerking heeft en kom je op ideeën hoe jij op die manier als vakleerkracht ook bewegingsachterstanden kan tegengaan.
DOCUMENT
Welke rol heeft de kinderfysio- en kinderoefentherapeut bij de gezonde(motorische) ontwikkeling van kinderen in het primair onderwijs?
DOCUMENT
Mishandeling van kinderen heeft negatieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Door professionals met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te laten werken, hoopt de overheid deskundig ingrijpen te bevorderen. Het stappenplan moet houvast bieden bij het in actie komen naar aanleiding van bezorgdheid over een kind. Uit eerder onderzoek bleek dat dit inderdaad zo werkt, maar dat met name in het onderwijs er nog belemmeringen zijn. De GGD Haaglanden wil implementatie van de meldcode in de Haagse regio bevorderen. Belangrijk daarvoor is inzicht in wat organisaties nodig hebben om de meldcode naar tevredenheid te kunnen gebruiken. In opdracht van de GGD hebben studenten van De Haagse Hogeschool op negen Haagse scholen voor Voortgezet Onderwijs gesprekken gevoerd met docenten, zorgcoördinatoren en leidinggevenden. Ze vroegen naar de ervaringen van deze professionals inzake het signaleren van kindermishandeling, het overgaan tot actie, en het gebruik van de meldcode. Hoe werkt dat momenteel voor scholen? Geen van de respondenten uitte kritiek op de meldcode als zodanig. Zorgcoördinatoren zijn er het beste mee bekend. Leidinggevenden zien het niet altijd als prioriteit om de meldcode te kennen, zolang de kennis maar op school aanwezig is. Van de geïnterviewde docenten kent vrijwel niemand de meldcode, hoogstens van horen zeggen. Docenten leggen hun zorgen over leerlingen bij de zorgcoördinator, vertrouwend op diens vakkundigheid om de benodigde stappen te ondernemen. Docenten signaleren op basis van ervaring en intuïtie. Specifieke kennis hebben ze niet meegekregen. Ze vragen zich af of wat ze zien en horen onder kindermishandeling valt. Gesprek over ‘veldnormen’ binnen het VO kan hun gevoel van handelingsbekwaamheid vergroten. Op de onderzochte havo-vwo scholen maakt men zich over leerlingen minder en andere zorgen dan op de vmbo- en praktijkscholen. Niet een lage sociaal-economische status, of levensmoeilijkheden van ouders zoals psychische problematiek en armoede, maar ouders die door eigen drukte te weinig aandacht voor hun kinderen hebben, zijn bron van zorg. Leerlingen van havo-vwoscholen lijken minder bloot te staan aan risicofactoren voor mishandeling. Het zou echter ook kunnen dat professionals op deze scholen anders kijken. Signaleren zou op het ene schooltype wel eens een andere alertheid kunnen vragen dan op het andere. Samen met de als probleem ervaren werkdruk van docenten vraagt dit om maatwerk in deskundigheidsbevordering. Om effectief te kunnen ingrijpen wanneer mishandeling gevreesd wordt, is een stevige basis van ‘partnerschap’ met ouders nodig. Hoe dat partnerschap op de verschillende scholen wordt vormgegeven is in dit onderzoek niet precies duidelijk geworden. Nader onderzoek kan scholen hierin verder helpen. De stappen die de zorgcoördinatoren zetten, zijn voor zover dit onderzoek kan laten zien, in overeenstemming met de bedoeling van de meldcode. Twijfels over stappen uit de meldcode en de inpassing in de eigen ondersteuningsroute zijn in de interviews niet diepgaand uitgevraagd. Ook op dit punt kan nader gesprek dilemma’s aan het licht brengen en indien nodig verbetering mogelijk maken. Prioriteit van zorgcoördinatoren en leidinggevenden is verbetering van hun samenwerking met Veilig Thuis en met hulpverlenende instanties
DOCUMENT
DOCUMENT
Bewegen is essentieel voor alle kinderen en stimuleert de fysieke-, psychosociale- en cognitieve ontwikkeling, de gezondheid en kwaliteit van leven. De laatste jaren zien we een zorgelijke afname in de motorische vaardigheden van Nederlandse kinderen. Een groot scala aan factoren kan bijdragen aan het ontwikkelen van een motorische achterstand waaronder bewegen, voeding, slaap en gezinsfactoren. Voor kinderen met een motorische achterstand is het van belang om op tijd gescreend te worden en daarom is de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek ontwikkeld. In de ondersteuningsroute wordt door het lectoraat Bewegen In en Om School (BIOS) samengewerkt met de Gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen waarin zowel de gymleerkracht, groepsleerkracht, intern begeleider (IB-er), jeugdarts, kinderfysiotherapeut en kinderoefentherapeut met elkaar samenwerken om de achterstand in motoriek terug te brengen. Uit vooronderzoek blijkt dat de communicatie tussen de professionals aan begin en einde van de keten (gymleerkracht en kinderfysiotherapeut) in de praktijk niet optimaal verloopt en er behoefte is aan een tool ter ondersteuning hierin. Ook blijkt er bij de kinderfysiotherapeut een kennis hiaat te zijn rondom het kinderfysiotherapeutisch onderzoek bij het kind met een achterstand in de motorische ontwikkeling. Er is behoefte aan een uniforme set metingen om deze kinderen in kaart te brengen. De onderzoeksvraag in dit project luidt: Hoe kan de ondersteuning van het kind met een achterstand in de motorische ontwikkeling in samenwerking met de kinderfysiotherapeut en gymleerkracht geoptimaliseerd worden? In de eerste fase van het project wordt informatie verzameld om tot een digitale tool (KLIK dashboard) te komen. Dit dashboard wordt middels co-creatie sessies vormgegeven. In de laatste fase zal geëvalueerd worden in hoeverre het KLIK dashboard aansluit bij de behoeften om uniform kinderfysiotherapeutisch onderzoek uit te voeren en faciliteert in de communicatie tussen de gymleerkracht en de kinderfysiotherapeut
Aanleiding Kinderen in het basisonderwijs bewegen van huis uit te weinig. Goed bewegingsonderwijs leidt tot verbeterde motoriek, waardoor kinderen meer plezier in bewegen hebben en dus ook meer gaan bewegen. Dat leidt weer tot een kleinere kans op overgewicht en het verbetert de gezondheid. Scholen hebben de taak vroegtijdig passende zorg te organiseren als de gezonde ontwikkeling stokt. Dit gebeurt nu nog onvoldoende. Gymleraren kunnen een rol spelen bij het signaleren van problemen op het gebied van motorische ontwikkeling en (over)gewicht. Zij hebben dan wel kennis, vaardigheid en de juiste instrumenten nodig. Doelstelling De centrale doelstelling van dit project is de huidige en toekomstige gymleraren beter uit te rusten om de motorische ontwikkeling van kinderen te verbeteren en bij achterblijvende motorische ontwikkeling adequaat te kunnen doorverwijzen. De deelnemers aan het project onderzoeken of de zogenoemde 4Ssen-scan een geschikt instrument zou kunnen zijn om de grove motoriek van kinderen te meten. Daartoe zullen ze de betrouwbaarheid en validiteit van de scan bepalen. Voor de gymleraren stellen ze een meetprotocol op om met een meetinstrument tijdens de gymles een scan te maken. Daarnaast zullen ze in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg (JGZ) een zorgprotocol opstellen, waarin ze de zorgketen en zorgpaden beschrijven. Dit alles zal leiden tot verdere professionalisering van gymleraren, zodat zij beter in staat zijn kinderen beter te leren bewegen, en samen te werken met de JGZ en andere professionals in de zorgketen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van het onderzoek zijn een zorgprotocol met een beschrijving van de zorgketen en zorgpaden, en een meetprotocol met meetinstrument dat geschikt is voor een scan tijdens de gymles. Om de opgedane kennis te verspreiden publiceren de deelnemers aan het project wetenschappelijke artikelen in internationale peer-reviewed tijdschriften. Een Nederlandse vertaling zal worden aangeboden aan de Nederlandse vakbladen voor gymleraren. Verder wordt de kennis verspreid via presentaties op congressen en via de websites van deelnemende organisaties.