In het Adaptieve Expertise World café geven we deelnemers inzicht in de manieren waarop studenten in het hoger onderwijs middels werkplekleren adaptieve expertise ontwikkelen. Adaptieve expertise (AE) is het vermogen van professionals om om te kunnen gaan met veranderingen en vernieuwingen. Het is een uitdaging voor het hoger onderwijsinstellingen en de beroepspraktijk het onderwijs te (her-)ontwerpen met het oog op AE. In een groot project over adaptieve expertise hebben we een initiële programma theorie ontwikkeld dat gaat over: (1) de relatie tussen studentkenmerken en AE, (2) de invloed van de authenticiteit en complexiteit van taken en AE, (3) interactie met anderen en AE en (4) het leerwerkklimaat en AE. Onze volgende stap is het aanscherpen van de initiële programma theorie middels informatie uit case studies. In het Wold café stellen we een selectie van vier cases centraal en gaan we in twee rondes de cases middels een dialoog uitdiepen. Vervolgens scherpen we in een gezamenlijk gesprek onder leiding van een referent de initiële programma theorie aan. Dit vormt input voor verdere synthese en geeft deelnemers inspiratie over de ontwikkeling van AE tijdens werkplekleren en de verschillende factoren die daarin een rol spelen.
The main question that leads the focus in this study is: What is the contribution of the school environment to the resilience of middle-adolescent students? Before going into the background and rationale of this study I will specify the terms used in this research question: - Contribution: In this study I will use the dynamic term contribution instead of the term effect because I will not measure the causal influence in a statistical way but I will explore the relationship between school environment and middle-adolescents resilience in terms of dynamic, reciprocal interactions. - School environment: With the term school environment I refer to all possible aspects of the immediate environment constituted by the school as a system in which the middle-adolescent is interactively participating. These aspects can include teachers as well as the school building as well as the lunch breaks and extramural activities. No framed description of this term will be postulated beforehand because the school environment will be studied from the viewpoint of the middle-adolescents. It is the middle-adolescents description of the term school environment that is the focus of this study. - Resilience: Before constructing the term resilience in a detailed manner in Chapter Two I will use the term to denote the ability to bounce back after stressful experiences. - Middle-adolescent: a 14-or 15-year old girl or boy. I will elaborate on the reason for the focus on this age group in paragraph 2.1.
Veel hoger onderwijsinstellingen implementeren flexibelere vormen van onderwijs in hun curriculum vanwege verschillende redenen, zoals a) het bevorderen van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, b) de maatschappelijke noodzaak voor wendbare, zelfregulerende professionals die een Leven Lang Leren, en/of c) om de motivatie van (aanstaande) studenten te verhogen. Deze flexibiliteit uit zich bijvoorbeeld – op zowel curriculumniveau als op moduleniveau – in het zelf kunnen kiezen van de inhoud van het leren, waar het leren plaatsvindt, met wie er wordt geleerd, wanneer en hoe er wordt geleerd. De keuze om flexibelere invullingen van het onderwijs te geven moet echter aansluiten bij de wensen en behoeften van studenten, bij die van het werkveld alsook bij die van de instelling/opleiding. Binnen dit symposium richten we ons op de wensen en behoeften van de studenten en hun keuzeprocessen: In hoeverre willen studenten flexibiliteit in het onderwijs, en welke mate van flexibiliteit ervaren zij? Wat zijn de achterliggende redenen voor deze behoeften? Als zij flexibiliteit hebben, hoe maken ze hier dan gebruik van? Welke keuzes maken studenten als zij inhoudelijke flexibiliteit krijgen en op basis waarvan maken zij deze keuzes? Binnen dit symposium staan drie papers centraal waarin antwoord op deze vragen worden gegeven.
LINK
Ouderbetrokkenheid in het basisonderwijs stagneert, zo blijkt uit landelijk trendonderzoek. Leerkrachten hebben behoefte aan ondersteuning om moeilijk bereikbare ouders ?mee? te krijgen, of om veeleisende ouders aan te kunnen. Vooral beginnende leerkrachten vinden gesprekken met ouders met andere ambities/overtuigingen of een andere cultureel-etnische achtergrond dan zijzelf hebben, moeilijk. Dit project beoogt deze leerkrachten te ondersteunen bij het realiseren van educatief partnerschap, door hen een handreiking te bieden voor het voeren van ?tweerichting? gesprekken met ouders van ?gewone? leerlingen, zorgleerlingen en achterstandsleerlingen. Daarbij brengen leerkrachten hun praktijkkennis in als expertise. Het onderzoek wordt uitgevoerd op 95 scholen in Zuid-Limburg: reguliere basisscholen, achterstandsscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs. In deze regio woont meer dan de helft van alle leerlingen in een ?armoede- postcodegebied?. Cohortstudies tonen aan dat zij maar moeilijk hun onderwijskansen kunnen benutten. Onderwijsondersteunend gedrag van ouders is daarbij een belangrijke factor. Ouders kunnen via hun betrokkenheid bij het onderwijs bijdragen aan de onderwijskansen van hun kinderen. De bedoeling van het project is om (1) de aanwezige praktijkkennis van leerkrachten over het voeren van oudergesprekken met diverse ouders middels vragenlijstonderzoek en interviews te onderzoeken, (2) deze kennis, gedifferentieerd naar verschillende ervaringscontexten, toegankelijk te maken voor andere leerkrachten, en (3) kennis en onderwijs te genereren voor (aankomende) professionals. Essentieel onderdeel van het project is dat samen met leerkrachten van twee ?gewone? basisscholen, twee scholen voor speciaal basisonderwijs en twee achterstandsscholen en Pabo- en Pedagogiekstudenten, een cultuur-sensitieve gespreksvaardighedentraining in de praktijk wordt ontwikkeld. Deze training wordt na afloop opgenomen in het basiscurriculum van de Pabo en Pedagogiek en aangeboden als bijscholingstraject. Interessante voorbeelden uit lerareninterviews en trainingsopnamen worden op de websites van de scholen geplaatst, en na afloop van het project gepubliceerd in een Handboek best practices educatief partnerschap. Onderzoeksresultaten worden verder gedeeld via conferentiepresentaties, publicaties op kennisportals en in wetenschappelijke- en vaktijdschriften.