Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
In het licht van de ambities van de verenigde hogescholen om uitdagende en rijke leeromgevingen te ontwerpen (Vereniging Hogescholen, 2019) is het belangrijk om een optimale verbinding te realiseren tussen de contexten van ‘school’ en ‘werk’. In dit artikel presenteren we verschillende soorten leeromgevingen op de grens van school en werk en de bijbehorende ontwerpafwegingen voor het verbinden van die twee contexten. We maken deze leeromgevingen en ontwerpafwegingen concreet met drie specifieke cases uit het hoger beroepsonderwijs.
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
Iselinge Hogeschool wil de Impuls 2020 aanwenden voor behoud en versterking van de Academische Werkplaats Oost-Gelderland (AWOG). Binnen de AWOG wordt gewerkt aan onderwijsvraagstukken in netwerken – werkplaatsen genaamd. Werkplaatsdeelnemers in de driehoek student - educatief professional - docentonderzoeker verrichten praktijkgericht onderwijsonderzoek dat leidt tot kennisontwikkeling en innovatie van het werkveld en het hogeschoolcurriculum. Het oogmerk van de AWOG is toekomstgericht onderwijs. Dit wordt in de onderzoeksprogrammering van Iselinge Hogeschool geconcretiseerd in onderwijsontwerpen op vier thema’s: onderwijsontwikkeling in de regio, innovatieve didactieken, digitale geletterdheid en pedagogische sensitiviteit. Centraal staan het verbinden van professionals in het educatieve domein, het ontwikkelen van kennis en concrete tools die toekomstgericht onderwijs mogelijk maken én het delen hiervan. Om het verbinden, ontwikkelen en delen in de AWOG een impuls te geven, wil Iselinge Hogeschool toewerken naar een digitaal open-science-platform waarop kennisproducten en concrete opbrengsten op het gebied van netwerkleren en toekomstgericht onderwijs toegankelijk zijn voor professionals in het educatieve domein. Om dit doel te bereiken, bouwen we voort op ‘good practices’ voortgekomen uit de coronacrisis. Iselinge Hogeschool heeft recent onderzoek uitgevoerd naar afstandsleren in de regio Achterhoek tijdens de lockdown. Hieruit komt onder andere naar voren dat professionals in het educatieve domein behoefte hebben aan verruiming van blended samenwerkingsmogelijkheden met partners en de mogelijkheid om nieuwe kennis en tools laagdrempelig met elkaar te delen. Daartoe heeft Iselinge Hogeschool een digitaal systeem nodig dat blended samenwerking binnen de AWOG ondersteunt. Dit systeem moet passen bij de bestaande digitale infrastructuur van de hogeschool. De snelle ontwikkeling van leren en samenwerken op afstand geeft ons de bouwstenen om nieuwe, efficiënte manieren van blended samenwerken te realiseren. De besteding van de Impulsgelden versnelt en ondersteunt de positie van Iselinge Hogeschool als kennisinstelling in de regio op het gebied van leven lang ontwikkelen in het educatieve domein.
Het grootste deel van studenten in het beroepsonderwijs doet een economisch-administratieve opleiding. De vraag is of er voor hen allemaal wel plek op de arbeidsmarkt is. Opvallend is dat mbo-studenten relatief vaak uitvallen of switchen van opleiding. Zij zien hun opleiding als opstap naar het hbo en willen nog niet voor een beroep kiezen. Wat doen beroepsonderwijsinstellingen hieraan? Doel In dit project volgen we beroepsonderwijsinstellingen uit vier regio’s die (een deel van) hun economisch-administratieve opleidingen herontwerpen. Zij willen hun studenten en de arbeidsmarkt beter bedienen, en zo bijdragen aan kansengelijkheid van studenten in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Resultaten Wij brengen de onderwijsontwerpen in kaart. En ook de redeneringen waarmee de instellingen onderbouwen dat hun onderwijsontwerpen werken. Daarmee willen we komen tot een ideaaltypisch ontwerp van economisch-administratieve opleidingen. Looptijd 20 oktober 2020 - 31 december 2021 Aanpak Het onderzoek is opgezet als een meervoudige case study. Daarnaast is het participatief van aard. De onderzoekers reiken concepten en modellen aan waarmee de instellingen zelf de ontwerpen van hun economisch-administratieve opleidingen kunnen duiden en doorontwikkelen. Advies De Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO) heeft beroepsonderwijsinstellingen geadviseerd hun opleidingen te versterken door: studenten te laten oriënteren op economisch-administratieve én aanpalende werkvelden en minder te concentreren op een specifiek beroep; hun curricula meer af te stemmen op de actuele en regionale vraag van de arbeidsmarkt; studenten vanaf de start van de opleiding kennis en vaardigheden voor succesvolle doorstroom naar het hbo te helpen ontwikkelen. Financiering Dit project wordt gefinancierd door de NVAO uit naam van de Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO).
We maken vrij toegankelijk, online opleidingsmateriaal voor lerarenopleidingen wiskunde. De basis hiervan vormt bestaand materiaal voor het voortgezet onderwijs uit het digitale repository van het Freudenthal Instituut. Dit materiaal wordt geactualiseerd en voorzien van opdrachten die studenten in de lerarenopleidingen uitdagen met het materiaal te oefenen in ontwerpen en uitvoeren van onderwijs.Doel We maken vrij toegankelijk, online opleidingsmateriaal voor lerarenopleidingen wiskunde. De basis hiervan vormt bestaand materiaal voor het voortgezet onderwijs uit het digitale repository van het Freudenthal Instituut. Dit materiaal wordt geactualiseerd en voorzien van opdrachten die studenten in de lerarenopleidingen uitdagen met het materiaal te oefenen in ontwerpen en uitvoeren van onderwijs. Om de effectiviteit van het materiaal te borgen en bij de opleidingen vertrouwen te kweken in het gebruik hiervan, ontwikkelen we een kwaliteitsstandaard. Zie voor meer informatie het activiteitenplan. Consortium/projectpartners HU, UU, NHL, HW, UvA, SLO (ondersteunend partner) Relevantie voor het onderwijs Momenteel geven alle lerarenopleidingen online opleidingsmateriaal een steeds grotere plaats in het curriculum. De wens, geëxpliciteerd in bijvoorbeeld het overleg van Samenwerkende Lerarenopleidingen Wiskunde, is om hierin samen te werken en materiaal ook open beschikbaar te stellen; dit is echter nog niet gerealiseerd. Een van de beoogde effecten van het plan is een verdere impuls in het gebruik en gezamenlijk beheer van open en online materiaal in alle opleidingen. Consortium/projectpartners HU, UU, NHL, HW, UvA, SLO (ondersteunend partner) Cofinanciering SURF Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs Resultaten We leveren in het project als resultaten op: (1) een verzameling open en online opleidingsmaterialen, (2) een kwaliteitsstandaard voor dergelijke materialen, (3) publicaties en structuren die bijdragen aan kennisdisseminatie en verduurzaming. Implementatie De kern van het project is om de rijke collectie leerlingmaterialen van het Freudenthal Instituut te actualiseren en vervolgens in te bedden in opleidingsmateriaal voor leraren-in-opleiding. Op deze manier slaan we een brug tussen het leerlingmateriaal en de behoeftes van de lerarenopleidingen, zodat de kwaliteit van de lerarenopleidingen verbetert en er zo impact is op het afnemend beroepenveld door effectiever didactisch handelen van leraren. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de relevante producten; we zullen deze nu nader toelichten. Om het bestaande leerlingmateriaal te gebruiken als opleidingsmateriaal zullen we het voorzien van studieopdrachten. In deze studieopdrachten zal de verbinding worden gelegd met het theoretische materiaal dat reeds is geproduceerd door de samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen. Deze studieopdrachten zijn van tweeërlei aard: een deel richt zich op uitvoering en een deel op ontwerp. Opdrachten in de categorie uitvoering richten zich op de inzet van het leerlingmateriaal in de stagepraktijk, inclusief een evaluatie daarvan. Zo doen leraren-in-opleiding concrete ervaringen op met vernieuwende didactiek zonder dat ze alle complexe didactische keuzes meteen zelf moeten maken. De categorie ontwerp betreft aanpassing of uitbreiding van het leerlingmateriaal door studenten. Ook hier geldt weer dat studenten bij een complexe taak, te weten onderwijsontwerp, al een structuur krijgen aangereikt. Dit sluit aan bij de voornoemde opleidingsdidactische aspecten: authenticiteit, modelling, scaffolding en inzet van boundary objects. Om de effectiviteit van het materiaal te borgen en bij de opleidingen vertrouwen te kweken in het gebruik hiervan, ontwikkelen we een kwaliteitsstandaard. Deze standaard bestaat uit drie onderdelen: i) criteria ten aanzien van vormgeving, ii) relevantie van het materiaal vanuit het oogpunt van de gewenste ontwikkeling van het wiskundeonderwijs, en iii) bruikbaarheid en effectiviteit. Ten behoeve van deze laatste categorie testen we de materialen gedurende de looptijd van het project in cursussen van de lerarenopleidingen. Alles wat in het project wordt samengebracht en doorontwikkeld, dus de opleidingsmaterialen met de daarin ingebedde leerlingmaterialen, publiceren we onder een open licentie zodat het vrij is voor hergebruik en aanpassingen. Metadatering en publicatie op het Wikiwijs leermiddelenplein verhogen de vindbaarheid van het materiaal. Om de bekendheid te bevorderen, zullen we de materialen onder de aandacht brengen van alle Nederlandse lerarenopleidingen door een brochure die onder alle lerarenopleidingen wiskunde wordt verspreid, presentaties op conferenties voor leraren en lerarenopleiders en minimaal twee publicaties in vaktijdschriften. Het materiaal wordt al in de looptijd van het project ingebed in curricula van de deelnemende lerarenopleidingen en verbonden met de vakdidactische literatuur uit onder andere SLW. Aan het einde van een project is een gebruikerspool actief die zich blijvend eigenaar voelt van het materiaal. Looptijd 01 september 2019 - 28 februari 2021 Aanpak