Coronary artery bypass grafting is the most frequently performed cardiac surgical procedure. Despite its benefits on survival and quality of life, it is associated with a considerable financial burden on society including sick leave. Our study aimed to explore the barriers that obstruct return to work after coronary artery bypass grafting. We performed a qualitative study with in-depth interviewing of patients 6 months after their surgery. We included ten working patients and interviewed them and their spouses at home. The interviews were transcribed and two investigators independently searched the transcriptions for barriers that had obstructed return to work. Based on the interviews we were able to distinguish four main groups of barriers: 'personal', 'healthcare', 'work' and 'law & regulation.' The personal barriers were subgrouped in affective, physical, cognitive, social and individually determined factors. Conclusion In a qualitative study we showed that personal barriers as well as barriers regarding healthcare, work and law & regulation, were perceived by patients as important factors obstructing return to work after coronary artery bypass grafting. To overcome the identified barriers, the process of return to work could preferably be initiated during the hospital phase, started during cardiac rehabilitation, and coordinated by a case-managing professional.
LINK
Tijdens de onrust en rellen van vorige week speelde het jongerenwerk een bijzondere rol, op het grensvlak van veiligheid en welzijn. Hoe deden ze dat nu precies, en hoe moeten we hun inzet begrijpen? Duidelijk is dat hun rol de komende tijd niet is uitgespeeld.
MULTIFILE
De Bijverdienpremie kan menig huishouden in de bijstand meer financiële ruimte en rust bieden. Maar dan moet de verrekening van inkomsten wel eenvoudig en inzichtelijk gebeuren. Anders geven bijstandsgerechtigden de voorkeur aan hun minimale zekerheid en blijven ze zitten waar ze zitten.
LINK
Communicatieprofessionals slagen er niet in adequaat om te gaan met beroering in de publieke sfeer, in het bijzonder als deze zich op sociale media afspeelt. Dat onvermogen betaalt zich vaak duur uit want leidt tot grote maatschappelijke problemen (‘issues’), vertrouwensverlies, hoge kosten, grillig beleid en andere onverkwikkelijkheden. Vandaar de behoefte onder professionals dergelijke beroering voor te zijn. Belangrijkste doel van dit project is de ontwikkeling van een leeromgeving die hen daartoe in staat stelt. Het vermogen de beroering op sociale media, voor zover mogelijk, te begrijpen en te beheersen, begint bij inzicht in hoe die beroering tot stand komt, zich ontwikkelt en het beste benaderd kan worden. Cruciaal hierbij is het besef dat men er vroeg bij moet zijn, nog voordat de onrust op sociale media zich tot een issue ontwikkelt. Daarna is het veelal te laat. Vandaar het enorme belang oog te hebben voor de subtiliteit en complexiteit van taal. Immers heel vaak staat er niet wat er staat of zegt men niet wat men bedoelt. Maar het herkennen van de juiste bedoeling is een buitengewoon lastig proces dat via traditionele vormen van monitoring veelal onvoldoende tot stand komt. Voor een adequate omgang met potentiële issues zou dat echter wel moeten. De mogelijkheden daartoe maken de kern uit van de in dit project voorgestelde vorm van discoursanalyse en daarop gebaseerde leeromgeving. Voor zowel die discoursanalyse als de leeromgeving wordt gebruik gemaakt van AI technieken. Die technieken maken de leeromgeving ‘smart’, dat wil zeggen vol mogelijkheden tot interactie, automatische feedback, visualisaties en geavanceerde vormen van kennisverwerving. AI technieken worden in dit project ook ingezet bij het doen van discoursanalyse. Deels gebeurt dat door de communicatieprofessional zelf, tijdens het leerproces. Al doende leert hij niet alleen over het publiek debat maar draagt ook bij aan kennis en analyse daarvan.
Vanuit het basisonderwijs is de behoefte groot om meer vanuit een whole-child approach de schooldag in te richten, waarbij er niet alleen focus is op de cognitieve ontwikkeling, maar een bredere focus op welbevinden van kinderen. Die behoefte is gegroeid door de lockdowns in 2020 en 2021. Leerkrachten geven aan dat zij meer kinderen in de klas hebben die problemen in hun gedrag laten zien, zowel in de omgang met volwassenen en met andere kinderen, als verminderde taakgerichtheid in de klas. Enkele groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs experimenteren daarom met het meer dynamisch inrichten van de schooldag, waarbij er regelmatig een afwisseling is van zittend leren en (gezamenlijke) beweegmomenten. Maar vervolgens ervaren groepsleerkrachten problemen in tijd, ruimte, materiaal, betrokkenheid van kinderen en aanpak bij de voorbereiding en organisatie van een beweegmoment. Daarnaast ondervinden de groepsleerkrachten en vakleerkrachten weerstand bij collega’s (“onrust in de klas”), directie en ouders (“wordt er nog wel geleerd op school?”) in het vormgeven, implementeren en borgen van een meer dynamische schooldag. In dit project ontwerpen de deelnemende scholen aan de hand van een basis onderwijsinnovatie Dynamische Schooldag, een Dynamische Schooldag op maat, passend bij hun context. Het onderzoeksplan heeft als basis een hybride effect-implementatie trial, wat betekent dat we het proces van de implementatie en het effect evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1) In hoeverre lukt het schoolteams om een op maat gemaakte Dynamische Schooldag toe te passen en wat zijn faciliterende en belemmerende factoren in het implementatieproces (procesevaluatie)? En 2) Wat is het effect van een dynamische schooldag op het welbevinden van 8-12 jarige leerlingen, het gedrag in de klas (taakgerichtheid, sfeer en sociale omgang) en hun zit- en beweeggedrag?
Een kaart zegt meer dan duizend woorden. Met de innovatieve ruimtelijke toepassingen van sleutel¬tech-no¬logieën komt waardecreatie van big data steeds vaker voor. Zo worden regelmatig ruimtelijke infographics, VR, AR, IoT en robotica-toepassingen en Digital Twins ontworpen en gebruikt bij het oplossen van ruimtelijke vraagstukken met maatschappelijke impact. Echter, vindt deze waardecreatie op een ethisch verantwoorde wijze plaats, zeker als er persoonsgebonden locatiedata gebruikt en gevisualiseerd wordt? Immers het niet-ethisch visualiseren van persoonsgebonden locatiedata kan tot maatschappelijke onrust leiden en een negatieve impact hebben op het maatschappelijke verdienvermogen. Een passend actueel voorbeeld is de stikstofkaart die medio juni 2022 werd gepresenteerd, en tot gevolg heeft dat er grote onrust is ontstaan in de maatschappij en geen rekening is het gehouden met verdienvermogen van betrokken ondernemers. Met deze haalbaarheidsstudie wordt door de lancering en beproeving van drie nieuwe producten een impactvolle bijdrage geleverd en wel op een dusdanig impactvolle wijze dat professionals en organisaties ethisch bewust persoonsgebonden locatiedata gaan visualiseren. Deze 3 nieuwe producten worden ontwik¬keld op basis van de unieke productinnovatie Digitale Monitor Data & Ethiek. Deze Digitale Monitor is door praktijkonderzoek in het voorjaar 2022 ontwikkeld en inmiddels door meer dan 50 organisaties ingevuld. De daarmee opgestelde adviezen zijn gedeeld en organisaties hebben aangegeven deze te gaan implemen¬teren. Vanuit het toekomstperspectief dat professionals en organisaties ethisch verantwoord persoonsgebonden locatiedata willen gaan gebruiken en visualiseren bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, wordt met deze haalbaarheidsstudie door HAS Hogeschool en The Green Land B.V. de praktische en commerciële haalbaarheid, inclusief het maatschappelijk verdienvermogen, van de 3 producten achterhaald en daadwerkelijk in de praktijk gelanceerd.