Op basis van desk research en interviews met 15 stakeholders (7 professionele zorgverleners, 5 managers/experts in de thuiszorg en 3 cliënten) is inzicht verkregen in zowel de oorzaken van de medicatieproblematiek als ontwerpkansen. Alle inzichten en kansen die in dit document worden gepresenteerd zijn gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd door ontwerpstudio Moorgen in de periodeseptember tot en met december 2012. De medicatieproblematiek in de thuiszorg blijkt te worden veroorzaakt door factoren op twee gebieden: zorgnetwerk en clientwoning. Het zorgnetwerk slaat op het grote, complexe net werk van zorgverleners rondom een thuiszorgcliënt die elk hun eigen taak hebben in de zorgverlening en hierover met elkaar moeten communiceren. Naast de professionele zorgverleners en mantelzorgers zijn de huiisarts, thuiszorgorganisatie, specialisten in het ziekenhuis, de ziekenhuisapotheek, de “reguliere” apotheek, en eventueel nog andere partijen ( zoals een huishoudelijke hulp) onderdeel van dit netwerk. Het tweede gebied –cliëntwoning- heeft betrekking op fouten die ontstaan op het moment dat een zorgverlener daadwerkelijk bij de cliënt thuis is om zorg te verlenen.
DOCUMENT
Het zwaartepunt van de ingenieursopleiding is aan het verschuiven. De Utrechtse ingenieur zal zijn werk en toegevoegde waarde steeds meer vinden op het terrein van ontwerpen. Aan het ontwerpproces zelf worden steeds zwaardere eisen gesteld. Constructie en productie vinden in toenemende mate elders in de wereld plaats. Gelet op deze outsourcing zal de ontwerper ook in staat moeten zijn het maakproces op afstand te besturen, zowel wat betreft kwaliteit en geld als qua tijd. Ontwerpen kan vanuit verschillende perspectieven beschouwd worden: vanuit de conceptuele fase, de realisatiefase (verdere aanpassingen) of de gebruiksfase (upgrading, bediening et cetera). Bij onderzoeksinstellingen als TNO, maar ook bij vooraanstaande bedrijven als OCE, Philips en ASML zien we dat steeds meer sprake is van een integrale ontwerpaanpak. Het tijdperk van massaproductie evolueert naar een tijdperk van maatwerk, waarin de behoeften van de gebruiker centraal staan. De interactie tussen de technologie en de gebruiker zal een steeds belangrijker plaats in gaan nemen, en juist op dit vlak zal de Utrechtse ingenieur zich onderscheiden.
DOCUMENT
In de ontwerpstudio Spatial Narratives verkennen ruimtelijk ontwerpers en game-ontwikkelaars aan HKU de werking van het immersieve virtuele model in ruimtelijk ontwerp. Dit virtuele model is een performatieve ruimte in de manier waarop het door de bezoeker-ontwerper kan worden ingenomen en van binnenuit geactiveerd, maar het is ook performatief in de manier waarop de simulatie van ruimte tot stand komt. Wat kan dit model doen in de praktijk van ruimtelijk ontwerp?
DOCUMENT
Binnen het SIA-RAAK onderzoeksproject 'Touchpoints: persuasief ontwerpen voor duurzaam en gezond gedrag' werkten de lectoraten Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PubLab) en Codesign (Hogeschool Utrecht; FNT) twee jaar lang samen met bureaus uit de creatieve industrie, kennisinstellingen en gedragswetenschappers. Het eindresultaat bestaat uit een praktisch toepasbare toolbox die de creatieve industrie ondersteunt bij ontwerpen voor duurzaam en gezond gedrag, gebaseerd op een breed scala aan theoriën uit de sociale wetenschappen. Deze publicatie is een weergave van de highlights van het project en de resultaten daarvan in onderzoek, praktijk en wetenschap.
DOCUMENT
Postdoconderzoek project Spatial NarrativesDe praktijk van de ruimtelijk ontwerper is onder invloed van technologische ontwikkelingen sterk aan het veranderen. Op het grensvlak van het fysieke en het virtuele ontstaan nieuwe ruimtelijke vraagstukken en nieuwe mogelijkheden voor ruimtelijk onderzoek en ontwerp.Denk aan vraagstukken over openbare ruimte en social design, welzijn en interieur, storytelling en navigatie. Ruimtelijk ontwerpers staan voor de uitdaging om hierop te reflecteren en ideeën te ontwikkelen voor de ontworpen omgeving van de toekomst. Het postdoc-onderzoeksproject Spatial Narratives onderzoekt de inzet van Extended Reality (XR) om dit te doen. In de afgelopen jaren zijn verhalende ontwerpmethoden ontwikkeld die verbeelding en kritische reflectie als uitgangspunt nemen in ruimtelijk ontwerpend onderzoek. Deze methoden stimuleren de verbeelding, helpen de ontwerper om zich in (hypothetische) situaties te verplaatsen en om gebruikers bij het ontwerpproces te betrekken.Extended Reality biedt ontwerpers hierbij nieuwe kansen: de mogelijkheid om te experimenteren met immersieve interacties en representaties van ruimte maakt XR bij uitstek geschikt om aspecten van de ontworpen omgeving in een ervaarbare vorm te verbeelden en vanuit een directe, lichamelijke ervaring te verkennen.Met Spatial Narratives ontwikkelt Maarten Overdijk scenario’s voor ruimtelijk ontwerpend onderzoek in Extended Reality. Hij organiseert een ontwerpstudio waarin wordt geëxperimenteerd met XR-tools en verhalende ontwerpmethoden naar aanleiding van ruimtelijke vraagstukken uit het onderwijs en werkveld van HKU Design.Kennis op het grensvlak van ruimtelijk ontwerp, omgevingspsychologie en game design wordt bij elkaar gebracht in een onderbouwd conceptueel kader. De scenario’s schetsen nieuwe mogelijkheden in het ontwerpproces van de ruimtelijk ontwerper en bieden praktische handvatten voor de ontwerppraktijk.OntwerpstudioOnderwijs en onderzoek zijn in het project op verschillende manieren met elkaar verweven. Centraal in deze verwevenheid staan de activiteiten van de ontwerpstudio. Gedurende het postdocproject worden docenten en studenten uitgenodigd om kennis te maken met de scenario’s-in-ontwikkeling om toepassingen voor de onderwijspraktijk te verkennen. Casuïstiek vanuit het onderwijs (en werkveld) vormt het vertrekpunt. Hierbij is het belangrijk om een gemeenschappelijke doelstelling en taal te borgen. Het scenario speelt hier een rol als boundary object (Star & Griesemer, 1989): het beschrijft een praktische vorm die kan worden toegepast in het onderwijs en functioneert tegelijkertijd als tool in het onderzoek. Het ondersteunt daarmee dialoog en uitwisseling tussen onderwijs en onderzoek.SamenwerkingVanuit de ontwerpstudio legt het project een verbinding van het lectoraat naar het bachelor- en masteronderwijs, en vice versa, en speelt het in op vragen en behoeftes die aan beide kanten leven. De postdoc levert een concrete bijdrage aan de ontwikkeling van het curriculum van de opleidingen Spatial Design (BA) en Interior Architecture (MA).Daarnaast draagt de postdoc bij aan ontwikkeling van het onderwijsprogramma van de minoren Spatialisation Design en Extended Reality. Onderzoeksresultaten vloeien op deze manier vanuit de ontwerpstudio terug naar de onderwijspraktijk, waarmee studenten niet alleen worden voorbereid op hun toekomstige beroepspraktijk, maar er ook mede-vormgevers van zijn.Meer informatieWil je meer weten over het postdoc-onderzoeksproject Spatial Narratives? Neem dan contact op met Maarten Overdijk via maarten.overdijk@hku.nl

Het plan van aanpak gepresenteerd in deze handreiking is bedoeld als leidraad voor het ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en evalueren van verschillende Learning Communities binnen het RAAK-5 project Het Nieuwe Telen: gas erop! Het is bedoeld om zowel inzichten als instrumenten te bieden aan coördinatoren en facilitatoren voor de implementatie van de lokale Learning Communities gedurende het project. Deze handreiking is een noodzakelijke aanvulling op het project vanwege de prominente rol van Learning Communities binnen het project, maar ook omdat er geen wetenschappelijk gebaseerde ontwerpprincipes voor LC’s te vinden zijn. Er zijn veel projecten die Learning Communities uitvoeren, maar een grondige zoektocht naar literatuur en internetbronnen resulteerde niet in ontwerpprincipes.
DOCUMENT
Als ontwerpers hun vermogen voor inclusief ontwerpen versterken, leveren zij met hun producten en diensten een belangrijke bijdrage aan een inclusieve samenleving. Zij moeten dan wel een keuze kunnen maken uit beschikbare principes, richtlijnen en tools voor hun specifieke ontwerpdoelen, doelgroepen en contexten en deze in de praktijk toepassen. Het project Active Inclusive Design beoogt, middels praktijkgericht actieonderzoek, onderzoek, onderwijs en praktijk van inclusief ontwerpen samen te brengen in een leergemeenschap. Dit artikel beschrijft de verschillende fasen van de vorming van deze leergemeenschap en de lessen die we daaruit getrokken hebben. Tot dusver blijkt het een krachtig middel te zijn om kennis uit de wetenschap en praktijkervaringen samen te brengen, zodat kennis beter landt in de praktijk.
LINK
Inleiding Het College van Bestuur heeft mij benoemd tot lector in het vakgebied Integraal Ontwerpen. De voorzitter van de Faculteit Natuur en Techniek, de heer Udink ten Cate, heeft u verteld over de aanleiding van het instellen van dit lectoraat met de daaraan verbonden leerstoel. Voor het hbo zijn dit nieuwe onderwerpen en u begrijpt dat het voor mij een spannende uitdaging is de leerstoel Integraal Ontwerpen vorm en inhoud te geven. Bij de voorbereiding van de rede kwam ik het werk van kunstenaar Oskar de Kiefte tegen, waar ik in de loop van mijn verhandeling nog op terugkom. De wijze waarop hij speelt met vorm, structuur en functie van verschillende voorwerpen heeft mij erg geïnspireerd. Zijn werk is uitermate geschikt om bepaalde aspecten van Integraal Ontwerpen toe te lichten. Ik moest bij de voorbereiding ook denken aan een bekende kernzin uit de systeemleer van In t Veld: het geheel is meer dan de som der delen. Het onderwerp van mijn openbare les is Integraal Ontwerpen, een nieuwe verleiding voor techniek. Integraal Ontwerpen is voor velen van u een nieuw begrip. Ik ga dit toelichten en inhoudelijk uitwerken. Vervolgens wil ik u duidelijk maken wat Integraal Ontwerpen betekent voor het bedrijfsleven en vooral wat de consequenties zijn voor de ingenieur van de toekomst. Ik durf hier de volgende aannames te doen: dat Integraal Ontwerpen het beroep van (werktuigbouwkundig) ingenieur breder en daardoor aantrekkelijker maakt; dat Integraal Ontwerpen de keuze voor techniek verleidelijker maakt. Ik eindig met een overzicht van activiteiten waarmee ik me de komende tijd ga bezighouden.
DOCUMENT
Technologie in het onderwijs wordt mondjesmaat toegepast (zie bijvoorbeeld Schildkamp, Wopereis, KatDe Jong, Peet & Hoetjes, 2020). Alle onderwijsinstellingen hebben tegenwoordig weliswaar een digitale leeromgeving, doch een optimaal gebruik ervan is nog niet gerealiseerd. In veel situaties wordt de digitale leeromgeving voornamelijk gebruikt voor administratieve functies en voor de beschikbaarstelling van leermiddelen. De Coronapandemie heeft voor een ongekende exponentiële groei in het gebruik van technologie gezorgd. Eenvoudigweg omdat de gebruikelijke manieren van lesgeven onmogelijk werden. In een mum van tijd schakelden docenten over naar Teams, Zoom of andere vergelijkbare technologie, werden colleges opgenomen of gestreamd, webinars ontwikkeld, kennisclips gemaakt en online gezet en werd de leeromgeving verder doorontwikkeld om communicatie synchroon en asynchroon te verbeteren. Dat is een prestatie van formaat waardoor het onderwijs in tijden van de pandemie online door kon blijven gaan. Zo ontstonden er door een mix van fysiek en online onderwijs allerlei vormen van blended learning. Blended Learning is een populair concept waar echter zeer uiteenlopende betekenissen achter schuil gaan (Oliver & Trigwell, 2005). Een allesomvattende definitie die op ieders instemming kan rekenen, is een utopie maar de omschrijving van SURF (2020) wordt frequent gehanteerd: Blended learning is een mengvorm van face-to-face en online (ICT-gebaseerde) onderwijsactiviteiten, leermaterialen en tools. Beide soorten leeractiviteiten maken een substantieel onderdeel uit van het onderwijs; idealiter versterken ze elkaar. Het doel is onderwijs te ontwikkelen dat gebruik maakt van ICT om effectief, efficiënt en flexibel leren mogelijk te maken, met een stijging van het leerrendement en de student- en docenttevredenheid tot gevolg. Vanwege het Coronavirus zien we dat onderwijsactiviteiten die voorheen op locatie in een onderwijssetting plaatsvonden, nu voornamelijk online plaatsvinden waarbij studenten en docenten inloggen in Teams, Zoom, Bluejeans of een vergelijkbare omgeving. De inhoud van het onderwijs of manier van lesgeven verandert echter niet of nauwelijks. Dit is illustratief voor wat we verstaan onder blended learning in de vorm van substitutie. Er is dan sprake van een vervanging: Het klaslokaal wordt ingeruild voor Teams. Ook al is straks de coronapandemie voorbij, dan gaan we er van uit dat het onderwijs meer blended zal blijven dan voorheen, omdat we nu op grote schaal de mogelijkheden ervaren van technologische toepassingen en die willen we behouden en verder uitbouwen. Er is momentum om na te denken over hoe te komen tot een meer optimale blend, en dus niet in de fase van substitutie te blijven verkeren, hetgeen vraagt om een herontwerp van het onderwijs. Met dit essay willen we hier de aandacht op vestigen.
DOCUMENT
De creatieve denkkracht van kinderen wordt nog niet vaak benut bij het vinden van oplossingen voor problemen in de dagelijkse praktijk. Hun ervaringen en ideeën zouden meegenomen kunnen worden in ontwerpprocessen door hen te laten participeren in de ontwikkeling van nieuwe producten. In het NRO‐NWO project “Co‐design with kids” hebben 32 kinderen uit groep 5 en 26 kinderen uit groep 7 van twee basisscholen gedurende zeven weken onder begeleiding van een onderzoeker en hun groepsleerkracht gewerkt aan een ontwerpopdracht van een ‘echte’ opdrachtgever gericht op het bewegingsonderwijs (Casus Gymzaal van de Toekomst) en op de speelruimte (Casus Memo). Een jury van zeven tot acht personen met expertise op het vlak van bewegen, buitenspelen, bewegingsonderwijs, onderwijs of ontwerpen heeft de kwaliteit van de ontwerpuitkomsten van de kinderen beoordeeld in termen van originaliteit en variatie, inspiratie, uitwerking en relevantie. Uit de resultaten kwam naar voren dat de kinderen goed in staat zijn tussen‐ en eindproducten te bedenken die aansluiten bij de doelgroep. De ontwerpideeën scoorden over het algemeen ook hoog op de variatie in de oplossingen, de mate waarin de producten uitgewerkt, uitgedacht en direct toepasbaar waren en de mate waarin de eindproducten pasten binnen de context van het probleem. De ontwerpideeën waren volgens de juryleden en opdrachtgevers echter niet heel origineel; de ontwerpideeën waren in hun ogen niet erg vernieuwend, waren een afgeleide van bestaande concepten of bevatten geen verrassende elementen.
DOCUMENT