Artikel in Cliëntveiligheid: Bij euthanasie of hulp bij zelfdoding faciliteert een arts een patiënt bij het uitvoeren van een zelfgekozen dood. Tegelijk willen we in de GGZ suïcidale patiënten beschermen voor een zelfgekozen dood. Suïcidaal gedrag komt veel voor en is een complex probleem. In Nederland hebben naar schatting jaarlijks 410.000 mensen gedachten over suïcide. 94.000 mensen doen een suïcidepoging.1 In 2020 werden 88 patiënten geëuthanaseerd op basis van een psychiatrische aandoening. 2 Wat zijn globaal de verschillen en overeenkomsten tussen suïcidaal gedrag en het uiten van een wens tot euthanasie? Dit artikel spitst zich bij het beantwoorden van deze vragen toe op patiënten in de GGZ die om euthanasie vragen, of zich suïcidaal uiten
DOCUMENT
DOCUMENT
Met de leden van de kenniskring (van het lectoraat) hebben we het afgelopen jaar onderzoek uitgevoerd naar intern ondernemerschap of, anders gezegd, intrapreneurship. Bijgaande bundel is een weerslag van onze zoektocht.
DOCUMENT
HRM stond en staat onvermijdelijk in het teken van een adequate personeelsvoorziening. Deel I van de bundel (Arbeidsmarkt en personeelsvoorziening)gaat erop in. De personeelsvoorziening is er, gegeven de arbeidsmarkt met z'n tendens naar vergrijzing aan de ene, en z'n tendens naar ontgroening aan de andere kant, niet eenvoudiger op geworden. We hebben een verouderende beroepsbevolking en met dat feit zullen we de komende twee decennia moeten leren leven. Niettemin, tot dusver lijken we dit feit eerder te ontkennen dan er actie op te voeren. Dat is het thema van de bijdrage van Loet Polak in deze bundel. Veel plannen, adviezen, nobele bedoelingen, afspraken. Weinig concrete resultaten. Dat komt mede door de korte levensduur van de plannen en plannetjes. Het ene is nog niet afgekondigd of het volgende staat al in de startblokken. Dat belemmert een stevig leerproces aan de hand van de opgedane ervaringen. Het ontbreekt aan relevante feedback. In de huidige arbeidsmarkt is 'inzetbaarheid' misschien wel het grootste goed. Het is de andere kant van het verlies van de 'baan voor het leven' en het signaleert dat niet de baan maar eerder de loopbaan de eerste referentie is voor de beroepsbeoefenaar. De baan moet een plek vinden in de loopbaan en om dat te realiseren dient de loopbaan in de baan te worden geplaatst. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Vanuit onze school bezien is het daarom interessant te kijken naar de loopbanen van onze alumni. Waar gaan ze naar toe, welke baanwisselingen maken ze mee, hoe sluit de baan aan op de gevolgde studie? Bovendien, hoe staat het en hoe gaat het met het vakmanschap van de door ons afgeleverde professionals? Wat is vakmanschap, behalve een herstel, misschien, van het weten van het collectieve van elk vak en dus van het herstel van gemeenschappen van vakmensen die meer nog dan van de organisatie waar ze zijn aangesteld van hun vakgenoten leren wat aan de tijd, bij de tijd en misschien wel voor op de tijd is (Frans Berkers)? Een belangrijk aspect van de personeelsvoorziening is, naast het 'vinden' en 'boeien' van het personeel, de binding aan de organisatie. Beloning kan daar een belangrijke rol bij spelen, omdat beloning niet alleen een beloning voor geleverde diensten is maar ook een functie heeft in het beleid van organisaties om met de beloning signalen af te geven over de toekomstmogelijkheden van de werknemer in de organisatie. Dat roept dan tegelijk de vraag op of de signalen ook 'aankomen' en worden 'opgepikt'. Opnieuw feedback dus. Immers, wie organisatie zegt, zegt ook hiërarchie. En wie hiërarchie zegt, zegt tegelijk 'feedback': de feedback van leidinggevende naar medewerker, de feedback van medewerker naar leidinggevende. Aan de hand van het thema van de prestatiebeloning beschrijft Karin Potting hoe belangrijk de feedback is en hoe vaak de boot wordt gemist. Met het artikel van Karin Potting sluiten we het eerste deel van de bundel af. Het tweede deel van de bundel (Leren en professionaliseren) houdt het thema van de inzetbaarheid aan, zij het in een nieuwe context. Op twee manieren. In een artikel over leervermogen en persoonlijkheid schetst Rainer Hensel (samen met Ton Korver en Willem Looije) een gedifferentieerd beeld van welke persoonlijkheidstrekken voor welke leeropbrengsten in het kader van welke opleidingen in het geding zijn. Voor organisaties gericht op het verhogen van kennisproductiviteit aan de ene, en innovatievermogen aan de andere kant zijn de gevonden resultaten interessant, mede in het licht van de ontwerpmogelijkheden die hiermee samenhangen. Petra Zanders en Daphne Metsemakers (met Ton Korver) doen verslag van een onderzoek naar de effecten van het regelen in je werk. Het uitgangspunt was dat docenten in het bijzonder van hun regeltaken leren. Daartoe zijn drie typen regelingen onderscheiden: routineregelen, situationeel regelen en incidenteel regelen. In dat verband zijn een aantal stellingen (hypothesen) opgesteld en getoetst, steeds met op de achtergrond de gedachte dat leren van het werk en professionaliseren van hetzelfde werk twee kanten van een en dezelfde medaille zijn. De resultaten zijn niet al te sterk, maar sterk genoeg om verder onderzoek langs dezelfde lijnen met enige nadruk aan te durven bevelen. Bij elkaar: kapitale kansen. We doen er goed aan ze te benutten. In deze bundel doen we verslag van enkele jaren kenniskring HRM. We bieden de resultaten ervan graag aan u aan. U, daar verstaan we onze collega's onder, we verstaan er geïnteresseerde studenten onder, we verstaan er collega's in het land onder. We hebben ernaar gestreefd 'laagdrempelig' te schrijven. Geen jargon, geen technische toelichtingen maar verhalen, betogen en uiteenzettingen over hoe je van verwondering tot nieuwsgierigheid komt en van nieuwsgierigheid tot het doen van onderzoek: en waarom dat de moeite waard is.
DOCUMENT
OBJECTIVE: To examine the use of a submaximal exercise test in detecting change in fitness level after a physical training program, and to investigate the correlation of outcomes as measured submaximally or maximally.DESIGN: A prospective study in which exercise testing was performed before and after training intervention.SETTING: Academic and general hospital and rehabilitation center.PARTICIPANTS: Cancer survivors (N=147) (all cancer types, medical treatment completed > or =3 mo ago) attended a 12-week supervised exercise program.INTERVENTIONS: A 12-week training program including aerobic training, strength training, and group sport.MAIN OUTCOME MEASURES: Outcome measures were changes in peak oxygen uptake (Vo(2)peak) and peak power output (both determined during exhaustive exercise testing) and submaximal heart rate (determined during submaximal testing at a fixed workload).RESULTS: The Vo(2)peak and peak power output increased and the submaximal heart rate decreased significantly from baseline to postintervention (P<.001). Changes in submaximal heart rate were only weakly correlated with changes in Vo(2)peak and peak power output. Comparing the participants performing submaximal testing with a heart rate less than 140 beats per minute (bpm) versus the participants achieving a heart rate of 140 bpm or higher showed that changes in submaximal heart rate in the group cycling with moderate to high intensity (ie, heart rate > or =140 bpm) were clearly related to changes in VO(2)peak and peak power output.CONCLUSIONS: For the monitoring of training progress in daily clinical practice, changes in heart rate at a fixed submaximal workload that requires a heart rate greater than 140 bpm may serve as an alternative to an exhaustive exercise test.
DOCUMENT
BACKGROUND: The aims of the study were to examine the effects of a multidimensional rehabilitation program on cancer-related fatigue, to examine concurrent predictors of fatigue, and to investigate whether change in fatigue over time was associated with change in predictors.METHODS: SAMPLE: 72 cancer survivors with different diagnoses.SETTING: rehabilitation center.INTERVENTION: 15-week rehabilitation program.MEASURES: Fatigue (Multidimensional Fatigue Inventory), demographic and disease/treatment-related variables, body composition (bioelectrical impedance), exercise capacity (symptom-limited bicycle ergometry), muscle force (handheld dynamometry), physical and psychological symptom distress (Rotterdam Symptom Check List), experienced physical and psychological functioning (RAND-36), and self-efficacy (General-Self-Efficacy Scale, Dutch version). Measurements were performed before (T0) and after rehabilitation (T1).RESULTS: At T1 (n = 56), significant improvements in fatigue were found, with effect sizes varying from -0.35 to -0.78. At T0, the different dimensions of fatigue were predicted by different physical and psychological variables. Explained variance of change in fatigue varied from 42%-58% and was associated with pre-existing fatigue and with change in physical functioning, role functioning due to physical problems, psychological functioning, and physical symptoms distress.CONCLUSIONS: Within this selected group of patients we found that (a) rehabilitation is effective in reducing fatigue, (b) both physical and psychological parameters predicted different dimensions of fatigue at baseline, and (c) change in fatigue was mainly associated with change in physical parameters.
DOCUMENT
Onderzoek naar de ouderdom van de schutterijen van Heel en Panheel, eind 19e, begin 20e eeuw. Ook een instructie hoe men oude foto's zou kunnen interpreteren en analyseren.
DOCUMENT
[Voor Full text zie Link (bij abonnement)] Metro bestaat 20 jaar. Op 13 februari 1995 werd de eerste gratis Metro in Stockholm uitgedeeld. In 2014 worden er in 24 landen ruim 8 miljoen Metro’s verspreid. Maar het concern heeft een draai van 180 graden gemaakt en lijkt in weinig opzichten op het bedrijf dat 20 jaar geleden haar eerste krant op de markt bracht. Wat deden en waar deden ze dat?
LINK
boekbespreking van Post, D. (2009). De derde weg. Maarssen Elsevier Gezondheidszorg
DOCUMENT
Een kunstenaar moet hedendaags zijn, wil hij serieus genomen worden. Maar waar komt die verheerlijking van het hedendaagse vandaan? Hoe relevant is hedendaagsheid in de kunst en het kunstonderwijs eigenlijk? Dit boek gaat vanuit diverse perspectieven dieper in op het thema hedendaagsheid. Wat maakt het hedendaagse nu zo belangrijk dat haar schijn een haast mythologiserend karakter krijgt?
MULTIFILE