Begin 2025 is het landelijke onderzoek ‘Passende huisvesting’ van start gegaan, uitgevoerd door een breed consortium van onderzoeks- en praktijkorganisaties, onder aanvoering van het lectoraat Wonen en Welzijn (Hogeschool Utrecht). Het onderzoek is gekoppeld aan de landelijke beleidsprogramma’s ’Een thuis voor iedereen’ en het ‘Nationaal Actieplan Dakloosheid’. Binnen dit brede onderzoek richt één van de werkpakketten zich op ‘passende huisvesting in bijzondere woonvormen’, uitgevoerd door de lectoraten Participatie, Zorg & Ondersteuning en Wonen & Welzijn van de Hogeschool Utrecht, in samenwerking met HVO-Querido, de Tussenvoorziening en Arkin. Het onderzoek naar bijzondere woonvormen richt zich op de evaluatie van het bestaande aanbod van en de behoefte aan passende huisvesting in bijzondere woonvormen voor (dreigend) dakloze mensen, specifiek voor mensen die niet in een zelfstandige woning willen, kunnen of mogen wonen . Onder passende huisvesting wordt verstaan: de mate waarin huisvesting past bij de wensen en behoeften van een persoon. We focussen specifiek op mensen voor wie nu geen passende huisvesting beschikbaar is.
MULTIFILE
Signalen uit het veld van de (jeugd)reclassering wijzen er op dat bij jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) en reclasseringscontact huisvesting één van de leefgebieden is waarop zich problemen voordoen. (Jeugd)reclasseringswerkers geven daarbij aan dat het ontbreken van een eigen woonplek jongeren met een LVB extra kwetsbaar en beinvloedbaar maakt, wat leidt tot een verhoogde kans op recidive. Ook geven werkers aan dat veel hulpverleningsinstanties niet goed in staat zijn om voor deze specifieke doelgroep een hulpverleningstraject gericht op passende huisvesting in te zetten. Deze signalen uit het werkveld hebben er toe geleid dat de William Schrikker Groep Jeugdreclassering (WSG-JR) en het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) de Hogeschool Leiden en de Hogeschool Utrecht hebben gevraagd om een probleemverkenning uit te voeren naar huisvestingsproblematiek bij jongeren met een LVB en reclasseringscontact
DOCUMENT
Dit rapport is een verslag van de voortzetting van het door de Raad voor de Rechtsbijstand gefinancierde project ‘Passende Hulp bij Multiproblematiek’ (subsidieregeling innovatieve ideeën stelselherziening rechtsbijstand). Dat project is gestart in januari 2021 en geëindigd in januari 2022. In het najaar van 2022 en begin 2023 is het project in samenspraak met Het Juridisch Loket hervat, met financiering van het lectoraat Toegang tot het Recht van Hogeschool Utrecht. Van conclusies naar advies Een aantal conclusies uit het project ‘Passende Hulp bij Multiproblematiek’ fungeerde als basis voor het huidige project: • Voor een multi-criteria decision (MCD) tool voor diagnose en doorverwijzing van multiproblematiek hebben we gekozen voor een netwerkmodel in plaats van een beslisboommodel met takken. • Een holistische uitvraag blijft het uitgangspunt. Daarom hebben we gekozen voor een multicriteria-vragenlijst, met daarin de criteriumgebieden ‘juridische problemen’, ‘sociaal-maatschappelijke problemen’ en ‘draagkracht (zelfredzaamheid) van de rechtzoekende’. Het netwerkmodel impliceert dat er geen vaste volgorde in de vragenlijst zit. • Om de gebruiksvriendelijkheid van de MCD-tool te vergroten hebben we gekozen voor een visualisatie, waarbij in één oogopslag af te lezen is op welke gebieden problemen bestaan en waarop doorverwijzing noodzakelijk is. • Het eindproduct van dit project bestaat uit een prototype met uitgewerkte criteriumgebieden, en een vaste set vragen die leiden tot een advies met betrekking tot doorverwijzing. Op deze manier kan deze tool geïntegreerd worden in een toekomstig digitaal diagnose-instrument van Het Juridisch Loket. • Om draagvlak binnen Het Juridisch Loket voor het gebruiken van de MCD-tool te bevorderen, is inbedding in het strategische beleid van Het Juridisch Loket noodzakelijk. We ontwikkelden daartoe een training en handleiding ter ondersteuning van de MCD-tool, om zo een gevoel van urgentie betreffende de dienstverlening richting mensen met multiproblematiek te creëren. • Concluderend besloten we om voor medewerkers van Het Juridisch Loket een digitale visualisatie in de vorm van een clickable demo te ontwikkelen, een handleiding en een training. De clickable demo-versie van de MCD-tool, met gespreksleidraad Er was sprake van vooruitschrijdend inzicht tijdens het onderzoeks- en ontwikkelproces van de MCD-tool. Het belangrijkste inzicht was dat ‘one tool fits all’ niet de oplossing is. Het diagnoseproces start met een intakegesprek dat aan de balie plaatsvindt. De juridische professional maakt op basis van het baliegesprek en non-verbale signalen een inschatting of er sprake is van multiproblematiek. Indien hier sprake van is, checkt de professional of de rechtzoekende openstaat voor een vervolggesprek. Het vervolggesprek geeft uitsluitsel over de vraag of sprake is van multiproblematiek. Naast de juridische vraag wordt in dit gesprek aandacht besteed aan de sociaal-maatschappelijke problematiek. Dit gebeurt aan de hand van een gespreksleidraad met gespreksstarters, die speciaal hiervoor ontwikkeld zijn. Tijdens of na afloop van het vervolggesprek vult de juridische professional de MCD-tool in. De uitkomst van de tool is een visualisatie en toelichting van de problematiek, die kan dienen ter overdracht naar een ketenpartner in het sociaal domein. We hebben een clickable demo-versie van de MCD-tool ontwikkeld. De clickable demo-versie van de MCD-tool met de gespreksleidraad, de handleiding en training voor holistisch werken, en de lessen uit dit rapport, bieden samen een goede basis voor Het Juridisch Loket om vanuit de eigen visie en koers de multiproblematiek bij rechtzoekenden breder aan te pakken. Het is mogelijk om dit project te vervolgen als een samenwerking tussen Het Juridisch Loket en het Lectoraat Toegang tot het Recht van Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Wat leren we uit onderzoek naar gemengde-woonprojecten? Hoe kijken bewoners, medewerkers van woningcorporaties, zorg- en opvangorganisaties en gemeenten naar deze vormen van huisvesting? Onderzoekers en studenten van de Hogeschool Utrecht onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten wat er nodig is om goede buren van elkaar te worden in dit soort woonprojecten. De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen (2016-2019) vormde de start daarvan, inmiddels gevolgd door meerdere evaluaties en actie-onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten. De Hogeschool deelt haar kennis met de praktijk ook via de landelijke Leergang Gemengd Wonen en door middel van presentaties en publicaties.

Wat leren we uit onderzoek naar gemengde-woonprojecten? Hoe kijken bewoners, medewerkers van woningcorporaties, zorg- en opvangorganisaties en gemeenten naar deze vormen van huisvesting? Onderzoekers en studenten van de Hogeschool Utrecht onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten wat er nodig is om goede buren van elkaar te worden in dit soort woonprojecten. De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen (2016-2019) vormde de start daarvan, inmiddels gevolgd door meerdere evaluaties en actie-onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten. De Hogeschool deelt haar kennis met de praktijk ook via de landelijke Leergang Gemengd Wonen en door middel van presentaties en publicaties.Doel Er is steeds meer belangstelling voor gemengd wonen. Gemengd wonen gaat over woonprojecten waarbinnen verschillende groepen mensen doelbewust en in een georganiseerd verband samen wonen, contact onderhouden en soms ook gezamenlijk activiteiten ondernemen. In gemengde-woonprojecten wonen reguliere huurders samen met bewoners die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld mensen die eerder dak- of thuisloos waren, jongeren met een licht verstandelijke beperking, mensen die psychisch kwetsbaar zijn of statushouders. In onze onderzoeken kijken we naar de positieve en negatieve ervaringen van bewoners, medewerkers en bestuurders van deze bijzondere wooncomplexen. En trekken we lessen voor bestaande en toekomstige projecten. Resultaten Wat hebben we tot nu toe geleerd uit ons onderzoek? In de publicaties hieronder (onderzoeksrapporten en mediapublicaties) worden veel lessen getrokken. Enkele belangrijke zijn: Gemengd wonen biedt passende huisvesting voor een brede groep mensen, waaronder huurders die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben. Om de woonprojecten te laten slagen moeten huisvestingsorganisaties (vaak maar niet alleen woningcorporaties), zorg- of opvangorganisaties en gemeenten al vanaf de eerste voorbereiding samen optrekken en dat ook blijven doen. Bewoners van gemengd wonen zijn over het algemeen tevreden. Ze ervaren een positieve sociale controle, hebben het gevoel erbij te horen en te kunnen bijdragen aan een prettige woonomgeving. ‘Goede buur’ van elkaar proberen te zijn is het belangrijkste dat de bewoners kunnen doen. Voor de rest moeten de verwachtingen niet te hoog gesteld worden. Een gemeenschap ontstaat niet vanzelf. Verschillen in belevingswereld zorgen soms voor ongemak en onbegrip. Bewoners zijn gebaat bij goede raad voor de onderlinge omgang. De eigen inzet van bewoners voor hun woon-community is belangrijk en waardevol. Ze is gebaat bij sterk sociaal beheer en een goede begeleiding van individuele bewoners én de community. Publicaties Welkom in onze woonkamer. Gemeenten willen door met gemengd wonen. ('23) Eerst een thuis Utrecht. ('23) Psychische zorg voor statushouders toegankelijker ('23) Een goede woonstart ('23) Wat we kunnen leren van eerdere projecten waarin jongeren en statushouders samenwonen ('22) Verslag webinar maart '22: Gemengd wonen: weinig nodig voor een landelijk succes. Goed wonen! Evaluatie van het gemengd-wonenproject De Molen in Houten (feb '22). Trouw.nl: wie een goede buur wil zijn is welkom in de woonvereniging ('22). Als je wijkbewoners mixt, worden ze dan aardiger voor elkaar? ('20). Gemengd wonen met statushouders: een onderzoek naar de stek-projecten in Amsterdam ('20) Goede buren. Lessen uit gemengde woonprojecten in Utrecht ('18). Looptijd 01 november 2016 - 01 januari 2026 Interview Oranjefonds Niels doet mee aan het project Veelzijdig wonen en is een van de Nieuwe Buren in een flat waar veel kwetsbare mensen wonen. De Nieuwe Buren kijken naar de bewoners om, organiseren activiteiten en hebben veel contact met elkaar. Niels: "Dat spinnenweb van contact is heel handig als je bijvoorbeeld een verwarde bewoner tegenkomt. Een berichtje in de groepsapp en iemand schiet te hulp." Artikel over gemengd wonen in Utrecht Nico is als projectleider bij de Tussenvoorziening, een organisatie voor maatschappelijke opvang in Utrecht, voornamelijk bezig met het zogenoemd gemengd wonen. In dit artikel vertelt hij waarom gemengd wonen zo belangrijk is en deelt hij zijn ervaringen. Aanpak Dit onderzoek is onderdeel van de Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen. In deze Ontwikkelwerkplaats komen bewoners, medewerkers en bestuurders bij elkaar om hun ervaringen te delen. Van deze bijeenkomsten hebben we veel geleerd over wat mensen vinden van gemengd wonen. Ook zijn er interviews en groepsgesprekken gehouden met bewoners, medewerkers en begeleiders. Vervolg De inzichten uit het onderzoek staan centraal in de leergang 'Gemengd wonen'. Werk jij bij een gemeente, woningcorporatie, zorginstelling of opvangorganisatie? Of wil je als sociaal ondernemer of actieve bewoner een woonproject opzetten? Dan kun je je aanmelden voor de achtste editie van deze interactieve cursus die in 2023 van start zal gaan. In vijf bijeenkomsten tussen februari en juni 2023 ga je aan de slag met de theorie en praktijk van gemengd wonen. Je kunt samenwerken aan nieuwe woonprojecten of bestaande projecten verbeteren. Samenwerking met kennispartners De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen heeft dit onderzoek uitgevoerd. De Ontwikkelwerkplaats is een initiatief van lector Lia van Doorn, Nico Ooms ('t Groene Sticht/Tussenvoorziening) en zelfstandig onderzoeker en projectleider Maarten Davelaar. In dit project werkten onderzoekers van Hogeschool Utrecht met veel organisaties samen: Stichting ’t Groene Sticht Stichting De Tussenvoorziening Woningcorporatie Portaal Lister Abrona Woonwerkgemeenschap Emmaus