IntroductionThe Dutch Medical Doctor-Global Health (MD-GH) prepares to work in low-resource settings (LRS) by completing a hybrid postgraduate training program of 2 years and 9 months, with clinical and public health exposure in the Netherlands and a Global Health residency in LRS. The objectives of the program include acquiring clinical skills to work as a physician in a setting with different (often more severe) pathology and limited resources. In public health teaching, emphasis is given, among other, to adapting to a culturally different environment. After graduation, MD-GH work in a wide variety of countries and settings for variable time. As part of a curriculum review, this study examines MD-GHs' perception of the quality of the training program and provides recommendations for improvement.MethodsA qualitative study was performed. Thematic analysis was applied to semi-structured interviews with 23 MD-GH who graduated between 2017 and 2021.ResultsMD-GHs predominantly worked as clinicians; several were (also) involved in management or capacity building. The clinical training program adequately addressed general skills, but did not sufficiently prepare for locally encountered, often severe, pathology. During the training, adequate supervision with clear learning goals was found pivotal to a positive learning experience. Gaps included clinical training in Internal Medicine (particularly infectious diseases and non-communicable diseases) and Paediatrics. Public Health teaching as well as cultural awareness should be intensified and introduced earlier in the program. The Global Health residency was considered important, but tasks and learning outcomes varied. Teaching, supervision, and capacity building were considered increasingly important key elements of working in LRS. Consensus favoured the current duration of the training program without extension.DiscussionWhile the generalist nature of the MD-GH training was appreciated, the program would benefit from additional clinical training in infectious diseases, non-communicable diseases, and Paediatrics. Moving forward, emphasis should be placed on structured mentorship, enhanced public health teaching, and standardized residency programs with clearly delineated objectives to better equip MD-GH professionals for their multifaceted roles in LRS. Moreover, future revisions of the training program should incorporate the perspectives of host institutes in LRS and tailor the training needs.
MULTIFILE
Background: To improve the effectiveness of community-based care programs, especially those targeting the oldest-old population (80+), data are needed that elucidate those factors associated with a successful response to the intervention. Two comparable nurse-led care programs have been evaluated in two large randomized controlled trials (RCTs), one in Switzerland and one in the Netherlands. Aims: To identify common patient characteristics that are related to a successful response to proactive nurse-led care, we explored if and to what extent, identical factors were present in both study populations. Methods: A secondary data analysis using trial data from the intervention group of both RCTs was conducted. The study sample consisted 461 older adults, 230 from the U-PROFIT trial (the Netherlands) and 231 from the HPC trial (Switzerland). The mean age of the total sample was 85.1 years (SD 3.7). The UPROFIT intervention, delivered by registered nurses, included a frailty assessment and a comprehensive geriatric assessment (CGA) at home followed by an individualized evidence-based care plan, care coordination, and follow-up. The HCP intervention was delivered by advanced practice nurses consisting of four home visits and three phone calls, and was guided by the principles of health promotion, empowerment, partnership, and family-centeredness. A successful response was defined as “stable” or “no decline” in daily functioning at follow-up. Daily functioning was measured with 13 items of activities of daily living and instrumental activities of daily living. Multivariate logistic regression models were applied to calculate the association between individual characteristics and a successful response.
DOCUMENT
De focus in dit artikel ligt op verschillende aspecten van de overdracht: tijd, deelnemers, structuur, inhoud en hulpmiddelen. er wordt een overzicht van beschikbare literatuur geboden en suggesties voor verbetering van de overdracht.
DOCUMENT
Het Maaslandziekenhuis van het Orbis Medisch en Zorgconcern te Sittard is door de overheid in de gelegenheid gesteld het ziekenhuis van de 21st eeuw te realiseren. Een prachtige nieuwbouw is verrezen die begin 2009 betrokken wordt. Met de Hogeschool Zuyd is begin 2006 een convenant afgesloten. Uitvloeisel van dit convenant is het RAAK project De Nieuwe Manier van Werken. Dit RAAK project valt uiteen in vier deelprojecten: Elektronisch Verpleegkundig Dossier, Patiëntgecentreerde Bejegening, Kwaliteitsindicatoren en Ketenzorg Verloskundigen. Dit grootschalige samenwerkingsproject heeft vorm gekregen vanuit het Expertisecentrum Quality of Life van de Hogeschool Zuyd. Hierin participeren: de Faculteit Gezondheid & Zorg en de kenniskringen Kennisorganisaties & Kennismanagement, Kennisontwikkeling Vaktherapieën, Autonomie & Participatie en Technologie in de Zorg. Het project is een voorbeeld hoe kenniscreatie en kenniscirculatie tot stand komt tussen hogeschool en publieke instelling. Dit artikel beschrijft het project Patiëntgecentreerde Bejegening
DOCUMENT
Ziekenhuizen behoren tot wat Mintzberg professionele bureaucratieën noemt. Ze worden geconfronteerd met problemen op het gebied van kwaliteit, patiëntvriendelijkheid, veiligheid en efficiency. Een belangrijke vraag is of ze voor het bereiken van deze doelen de juiste structuur bezitten. In zijn boek Structure in fives (1983) presenteert Mintzberg een ontwerptheorie waarmee deze vraag beantwoord zou kunnen worden. Structuurparameters spelen hierin een belangrijke rol. In het samen met Glouberman geschreven artikel (2001) past hij zijn ontwerptheorie toe op het ziekenhuis. In dat artikel wordt de vraag beantwoord: aan welke knoppen moet de ontwerper draaien om de problemen van ziekenhuizen op te lossen? In deze bijdrage vergelijk ik de opvattingen van Mintzberg met recente opvattingen over een patiëntgerichte en procesgestuurde organisatie van het ziekenhuis. Ik kom tot de conclusie dat wat hierin voorgesteld wordt, overeenkomt met 1) wat volgens Minztberg niet kan (het kantelen van de ziekenhuisorganisatie van een functionele naar een marktgerichte structuur) en 2) wat volgens Minztberg niet mag (het standaardiseren van output en processen). Dat is praktisch belangrijk, immers, volgens Mintzberg krijgen we nooit de zo gewenste multidisciplinaire, patiëntgerichte en proces- gestuurde ziekenhuisorganisatie. In deze bijdrage beperk ik mij nadrukkelijk tot het ziekenhuis als vraagstuk van structuurontwerp. Ik kan, binnen dit bestek, niet ingaan veranderingskundige vraagstukken op meso- en met vraagstukken van institutioneel herontwerp op macroniveau. Deze bijdrage is onderdeel van een vergelijkend onderzoek van de sterke en zwakke punten van verschillende organisatieontwerpbenaderingen (zie Achterbergh, Vriens, 2009; Christis, 2005, 2009 en 2011).
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Reactie op 'Verpleegkundigen opleiden voor de ggz' door Koekkoek e.a., in MGV november 2013 Mijn complimenten voor Bauke Koekkoek en zijn collega’s die een fraai overzicht bieden van het opleidingsstelsel voor (GGZ-)verpleegkundigen en de ontwikkelingen daarbinnen. Gezien de complexiteit van dit stelsel hebben nog maar weinigen een goed overzicht. Zeer informatief dus! Al lezende viel mij echter ook op dat de auteurs weinig stelling nemen en richting aangeven voor de toekomst. We hebben een variëteit aan opleidingen die we moeten koesteren en continueren, zo lijkt hun conclusie te zijn. Is dit niet weer te veel polderen in ons kleine kikkerlandje? Laten we nog eens kijken naar een aantal belangrijke en actuele punten.
DOCUMENT
Quality of life (QoL) of cancer patients after treatment may not only be affected bythe treatment itself, but also by non-treatment related factors such as co-morbidity. As co-morbidity among prostate cancer patients is prevalent it is relevant to understand its impact on QoL. In this reagard, a comparison with a normal reference population may help to understand the relevance of the impact of treatment and nontreatment related factors on QoL.
DOCUMENT