De laatste decennia wordt het doen van onderzoek gezien als het meest belangwekkende middel om de levenslang lerende leerkracht te bewerkstelligen. In deze bijdrage wordt verslag gedaan van de percepties over onderzoek en het nut/belang ervan van studenten in het laatste jaar van hun opleiding tot leraar.
MULTIFILE
Door het continu veranderende beroepenveld waartoe opgeleid wordt, is toekomstbestendig hoger beroepsonderwijs (hbo) belangrijk. Docenten met onderzoekend vermogen kunnen bijdragen aan responsief beroepsonderwijs, doordat zij niet alleen zichzelf maar ook het eigen onderwijs blijvend ontwikkelen (Ommering et al., 2023). Docenten met onderzoekend vermogen zijn in staat om te herkennen waar handelingskennis ontbreekt, kunnen deze handelingskennis met een passende grondigheid verwerven én bruikbaar maken voor de eigen onderwijspraktijk (Munneke & Rozendaal, 2023). Door wisselende rollen, de weerbarstige dagelijkse onderwijspraktijk en diversiteit van de hbo-docentenpopulatie, kan het lastig zijn om hier vorm aan te geven. Daarom onderzoeken we welke percepties onderwijsprofessionals hebben over oplossingen om het inzetten van onderzoekend vermogen door hbodocenten te stimuleren. Data is verzameld door onderwijsprofessionals uit vier hogescholen aan de hand van de kaartjesmethodiek (Andriessen et al., 2022) oplossingen te laten genereren. Deze zijn middels een deductieve template analyse geanalyseerd en geclusterd aan de hand van de vijf dimensies van Munneke et al., (2023). Een diversiteit aan oplossingen is geïdentificeerd, waarbij de ‘reflectieve dimensie’ als zesde dimensie is toegevoegd aan het bestaande raamwerk. Met dit onderzoek zijn directe aanknopingspunten geïdentificeerd om in de praktijk aan de slag te kunnen met het stimuleren van onderzoekend vermogen van hbo-docenten
DOCUMENT
Praktijksimulaties hebben de reputatie dat het doelgerichte leeromgevingen zijn, dat ze makkelijk te standaardiseren zijn en de mogelijkheid hebben tot het ‘trainen’ van studenten in een zo kort mogelijk tijdsbestek zonder schade aan mens en omgeving te berokkenen. Daarbij ervaren studenten deze simulaties vaak als plezierig en leuk. Maar moeten we niet meer rekening houden met wie de deelnemers zijn van deze simulaties, wat hun achtergrond is en wat hun verwachtingen zijn van de praktijksimulaties? Percepties van deelnemers blijken namelijk veel invloed te hebben op het leren (Könings, Brand‐Gruwel, & Merriënboer, 2005) In A. Bakker, I. Zitter, S. Beausaert, & E. de Bruijn, Tussen opleiding en beroepspraktijk. Het potentieel van boundary crossing. Assen, Nederland: Van Gorcum.
DOCUMENT
In deze paper onderzoeken we oordeels- en besluitvorming door Nederlandse commercieel vastgoedtaxateurs, vanuit de invalshoek van het begrip ‘taakcomplexiteit’. Om een diepgaande verkenning mogelijk te maken is als onderzoeksmethode gekozen voor een gefundeerde theoriebenadering, uitgevoerd via diepte-interviews met ervaren Nederlandse taxateurs met diverse achtergronden. Onze bevindingen wijzen erop dat taakcomplexiteit zich op diverse wijzen manifesteert in het taxatieproces en sterk situationeel geladen is. Taxateurs die werkzaam zijn in grote organisaties hebben andere ervaringen met taakcomplexiteit in hun werk dan collega’s uit kleinere organisaties of zelfstandige taxateurs. Bovendien verschillen handelwijzen inzake taakcomplexiteit aanzienlijk per type taxateurs. De taakomgeving blijkt sterk mee te bewegen met percepties van taakcomplexiteit. Uit onze data hebben we drie soorten taakomgevingen afgeleid, die geënt zijn op basis van professionele normen van opdrachtgevers, concurrentieverhoudingen in de markt en de organisatorische context waarin taxateurs opereren. De aanwezigheid van situationele taakcomplexiteit in de commerciële taxatiesector wijst op de behoefte aan meer maatwerk en ontwikkeling van oordeelsvorming in opleidingsprogramma’s, om taxateurs beter voor te bereiden op de omgang met taakcomplexiteit in de verschillende fasen van de eigen taxatiepraktijk.
DOCUMENT
Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
DOCUMENT
De index van Transparency International is gebaseerd op percepties, niet op echt onderzoek. De Nederlandse regering zet zichzelf ten onrechte een pluim op de hoed. Accountants schatten dat Nederland voor 10 miljard euro smeergeld betaalt. Toch komt het heel goed weg op de corruptie-index. Wat is waar, vraagt Michel van Hulten. NRC Handelsblad woensdag 3 november 2010, p. 7 opinie
MULTIFILE
De veronderstelling is dat jeugdhulpprofessionals de context en situatie van burgers meenemen en, indien nodig, maatwerk leveren. Dit onderzoek identificeert vijf maatschappelijke verwachtingen die jeugdhulpprofessionals ervaren rond maatwerk: (1) jeugdhulpverleners kunnen alle problemen oplossen, (2) jeugdhulpverleners plaatsen jongeren onterecht uit huis, (3) het probleem ligt bij de jongere, (4) jeugdhulp is niet beschikbaar als het nodig is, en (5) jeugdhulp kan efficiënter. Deze maatschappelijke verwachtingen verschillen van de verwachtingen vanuit de overheid, de beroepsgroep en de markt doordat ze moeilijker grijpbaar zijn. Tegelijkertijd spelen ze een wezenlijke rol in het dagelijks werk van jeugdhulpprofesssionals. Vanwege de complexe problemen van jongeren is het belangrijk dat in de jeugdhulp zowel een resultaatgerichte als procesmatige invulling aan maatwerk wordt gegeven.
DOCUMENT
Openbare pleinen hebben een enorme impact op de levenskwaliteit van stadsbewoners, vooral in kwetsbare wijken. Ze kunnen lichaamsbeweging, gemeenschapsinteracties, spel en klimaatadaptatie vergemakkelijken, die allemaal de gezondheid van de lokale bevolking beïnvloeden. Er zijn echter vaak veel vragen over hoe de percepties en ervaringen van lokale gemeenschappen kunnen worden vastgelegd bij de (her)ontwikkeling van deze pleinen, waarbij het risico bestaat dat gemarginaliseerde groepen worden uitgesloten. Hoe kunnen openbare pleinen deze verschillende functies en percepties integreren en inclusieve plekken voor iedereen worden? Ontdek het in de korte documentaire 'Eyes on the Square'. Door algemene principes van experts, ervaringen uit best practices door heel Nederland en perspectieven van omwonenden te combineren, pleiten de makers voor meer inclusieve ontwikkelingen voor gezonde steden.
MULTIFILE
Een juiste verhouding tussen de trainingsbelasting en het herstel is cruciaal om prestaties te optimaliseren en overbelasting te voorkomen. Uit onderzoek blijkt echter dat de inspanning van trainingen zwaarder kan worden ervaren door spelers dan beoogd door de coach (Brink e.a. 2014). Of coaches in staat zijn om de inspanning van trainingen en wedstrijden na afloop in te schatten is niet bekend. Hetzelfde geldt voor de mate waarin spelers herstellen. Het doel van deze studie is daarom om de mate van inspanning en herstel tussen spelers een coaches te onderzoeken gedurende een intensieve training- en wedstrijdperiode.
DOCUMENT