Due to the environmental and nutritional benefits of insects, their consumption would be one of the solutions to feed the growing human population. Despite the increasing interest in the use of insects as food and feed, consumer acceptance is the major obstacle to successful implementation in Western countries and we studied the factors that influence consumer acceptance in a group of university students from Germany and the Netherlands. In this exploratory research, a survey was conducted (n = 222). Socio‐demographic and psychological factors were established from a theoretical review. In addition, we elaborated on questions regarding information on the health and environmental benefits of consuming insects. Initially, the data obtained are presented through descriptive statistics. The influence of the socio‐demographic and psychological factors, and the information on the willingness to accept insects as animal feed and human food was analyzed using correlations and multiple linear regressions. Results showed more willingness to accept insects as animal feed than in human food. The acceptance among German and Dutch students seems to be driven by issues similar to those in other European countries, such as visual aspects and knowledge about the benefits. The effect of the information on willingness constitutes an important finding of this study, especially for the use of insects in animal feed, since most of the previous studies have focused on the use of insects as human food. Our data support the need to inform and educate consumers about the environmental and health benefits of entomophagy. We conclude that effective efforts to implement entomophagy could increase the level of familiarity with the insect food and inform (or educate) consumers about its benefits. Insights from this study are useful to address studies focusing on specific segments of possible early adopters and consequently addressing communication strategies in this market segmentation.
DOCUMENT
This article explores how concern about animal welfare and animal rights relates to ecological citizenship by discussing student assignments written about the Dutch Party for Animals or PvdD. ‘Animal welfare’, ‘animal rights’, and ‘ecological citizenship’ perspectives offer insights into strategic choices of eco-representatives and animal rights/welfare advocates as well as educators. The assignments balance animal issues with socio-economic ones, explore the relationship between sustainability and ethics, and attribute responsibility for unsustainable or unethical practices. Analysis of student assignments reveals nuanced positions on the anthropocentrism-ecocentrism continuum, showing students’ ability to critically rethink their place within larger environmental systems. Some students demonstrated compassion for nonhumans, indicating that biophilia is evenly distributed among different groups of students. This article finds that fostering pro-environmentalism and animal welfare or rights requires the deepening of the debate contesting but also connecting key issues in sustainability and ethics. This analysis can be valuable for political parties representing nonhumans, or for education practitioners in getting students to think about the challenges in human-environment relationships and for advancing support for ecodemocracy. https://ro.uow.edu.au/asj/vol8/iss1/10/ LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
MULTIFILE
It is of utmost importance to collect organic waste from households as a separate waste stream. If collected separately, it could be used optimally to produce compost and biogas, it would not pollute fractions of materials that can be recovered from residual waste streams and it would not deteriorate the quality of some materials in residual waste (e.g. paper). In rural areas with separate organic waste collection systems, large quantities of organic waste are recovered. However, in the larger cities, only a small fraction of organic waste is recovered. In general, citizens dot not have space to store organic waste without nuisances of smell and/or flies. As this has been the cause of low organic waste collection rates, collection schemes have been cut, which created a further negative impact. Hence, additional efforts are required. There are some options to improve the organic waste recovery within the current system. Collection schemes might be improved, waste containers might be adapted to better suit the needs, and additional underground organic waste containers might be installed in residential neighbourhoods. There are persistent stories that separate organic waste collection makes no sense as the collectors just mix all municipal solid waste after collection, and incinerate it. Such stories might be fuelled by the practice that batches of contaminated organic waste are indeed incinerated. Trust in the system is important. Food waste is often regarded as unrein. Users might hate to store food waste in their kitchen that could attract insects, or the household pets. Hence, there is a challenge for socio-psychological research. This might also be supported by technology, e.g. organic waste storage devices and measures to improve waste separation in apartment buildings, such as separate chutes for waste fractions. Several cities have experimented with systems that collect organic wastes by the sewage system. By using a grinder, kitchen waste can be flushed into the sewage system, which in general produces biogas by the fermentation of sewage sludge. This is only a good option if the sewage is separated from the city drainage system, otherwise it might create water pollution. Another option might be to use grinders, that store the organic waste in a tank. This tank could be emptied regularly by a collection truck. Clearly, the preferred option depends on local conditions and culture. Besides, the density of the area, the type of sewage system and its biogas production, and the facilities that are already in place for organic waste collection are important parameters. In the paper, we will discuss the costs and benefits of future organic waste options and by discussing The Hague as an example.
DOCUMENT
Nederland streeft naar een verduurzaming van het energiesysteem. In 2020 moet 14% van onze energie duurzaam opgewekt zijn, waarbij de zon, naast wind, als belangrijkste duurzame energiebron gezien wordt. Systemen voor geconcentreerde zonne-energie kunnen worden ingezet voor het opwekken van elektrische en/of thermische energie. Grootschalige systemen (multi-MW) met spiegels worden reeds toegepast in zonnevelden. Het HAN Lectoraat Duurzame Energie werkt al enige jaren aan innovatieve systemen met lenzen waarbij naast het concentreren van direct licht het overblijvende diffuse licht beschikbaar is voor verlichting van de onderliggende ruimte. We willen de in eerdere projecten opgedane kennis en ervaring nu inzetten in een nieuw project, waarin we streven van prototype naar toepassing te komen. De bedrijven zijn benaderd over de nog openstaande vragen. Hieruit is een nieuwe onderzoeksvraag gevormd: Hoe kan voor systemen van geconcentreerde zonne-energie voor toepassingen in glastuinbouw en gebouwde omgevingen voor de productie van zowel elektriciteit als warmte, de energie-opbrengst verhoogd worden door een optimaler gebruik van de lichtinval en met een compacter en duurzamer systeem? In dit project, CONSOLE (acroniem voor CONcentrated SOLar Energy), gaan we werken aan het optimaliseren van de bestaande systemen en het ontwerpen van verbeterde (hybride) systemen voor het opwekken van warmte en elektriciteit in kassen en gebouwde omgeving. We gebruiken hiervoor zowel modellering als meten en testen en komen vanuit een inventarisatie tot een pakket van eisen wat uiteindelijk tot verbeterde prototypes leidt die geschikt zijn voor commerciële toepassing. We doen dit vanuit een nauwe samenwerking met 12 MKB’s, een branche-organisatie en een Centre of Expertise. Daarnaast is er een directe koppeling met het onderwijs, door de betrokkenheid van docent-onderzoekers en studenten in semesterprojecten, stages en afstudeerprojecten.
In dit onderzoek ontwikkelen we een online leeromgeving voor het verbeteren van interactie tussen zorgprofessionals en patiënten met chronische pijn. Doel Zorgprofessionals geven aan dat zij onvoldoende inzicht hebben in de manier waarop patiënten met chronische pijn communiceren en de effecten van hun eigen communicatiepraktijken. Op basis van inzichten in deze gesprekken en in succesfactoren bij online leeromgevingen, ontwikkelen we een online leertool. Resultaten Een online leeromgeving die de zorgprofessional helpt patronen in communicatie met de patiënt met chronische pijn op te merken en inzicht te verwerven in de manier waarop de terughoudendheid van de patiënt verminderd kan worden. Voorlopige resultatenOp basis van de resultaten van de interviews met patiënten en focusgroepen met zorgprofessionals, hebben we de vorm- en inhoudselementen van de leeromgeving en leerdoelen geformuleerd met de partners. Voorbeelden van leerdoelen zijn het ‘valideren van de pijnervaring’ en ‘ruimte geven aan het perspectief van de patiënt. Vervolgens hebben we in cocreatiesessies een ontwerp gemaakt voor de leeromgeving. Gebruikers van de leeromgeving worden uitgedaagd te kiezen hoe te reageren op een uiting van de patiënt, met een meerkeuzeformat. Afhankelijk van de keuze gaat het gesprek verder en elke keuze wordt gevolgd door feedback. Momenteel ontwikkelen we met developers een eerste proof of concepts die in de komende periode wordt getest. Looptijd 01 april 2022 - 31 maart 2024 Aanpak Door interviews met patiënten en zorgprofessionals en een literatuurstudie verwerven we inzicht in de gevoeligheden in de gesprekken en in het huidige aanbod aan leeromgevingen in de zorgpraktijk. In cocreatiesessies met het werkveld ontwikkelen we de leeromgeving. Relevantie van het project Voor de zorgberoepspraktijk levert het project een online leeromgeving waarin ze leren gevoeligheden of knelpunten in gesprekken met patiënten met chronische pijn op te merken en hier anders mee om te gaan. De opbrengsten van het project kunnen worden ingebed in opleidingen als (psychosomatische) fysiotherapie en oefentherapie.
De Nederlandse arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan meer instroom in technische mbo-opleidingen en beroepen, maar het imago van techniek spreekt nog onvoldoende aan bij scholieren in po en vmbo. De uitdaging is om leerlingen al op jonge leeftijd te laten kennismaken met een rijker (beroeps)beeld van de techniek waarin ook 21ste-eeuwse vaardigheden als creativiteit, communiceren, probleemoplossen en ondernemen een prominente plaats hebben. Een veelbelovend aanknopingspunt om het techniekonderwijs breder en aantrekkelijker te maken is het ontwerpproces. Met name de bespreking van voorlopige ideeën met de klant, met behulp van taal, beelden, schetsen en objecten, vormt een interessant gebied, dat sterk beroep doet op creatieve en communicatieve vaardigheden, waarover echter vanuit didactisch oogpunt nog te weinig bekend is om dit goed naar po- en vo-onderwijs te vertalen. Om dit onderwijs goed en aansprekend vorm te geven is het gewenst dat po- en v(mb)o-docenten, die zelf geen ontwerpers zijn, meer inzicht verwerven in de authentieke communicatiepraktijken van technische ontwerpers in interactie met gebruikers en klanten, en dat zij kunnen beschikken over geschikte (video)-voorbeelden die kunnen dienen als model om met hun leerlingen te bespreken. Het doel van dit project is om zulke authentieke praktijken te verzamelen in mbo- en TU-ontwerpersopleidingen en deze voor docenten en leerlingen te ontsluiten in de vorm van good-practices met uitleg en voorbeeldmatige instructies. Dit project levert als eindproduct een catalogus van good-practices van ontwerpcommunicatie (presentaties en dialoog) in het onderwijs met bijbehorende genre-kenmerken, feedbacksuggesties en beoordelingscriteria. Na dit project volgt de stap om samen met po- en vmbo-docenten te onderzoeken hoe deze good-practices gebruikt kunnen worden om hun technische ontwerponderwijs te verrijken.