© 2025 SURF
In opdracht van de gemeente Helmond heeft de Werkplaats Sociaal Domein Noord-Brabant Fontys een longitudinaal praktijkonderzoek uitgevoerd naar het project 'Zelfhulp & Ervaringsdeskundigheid' in de gemeente Helmond. De gemeente heeft de stichting Nei Skoen aangewezen als de uitvoerende partij voor het project. Met dit project beoogt de gemeente om, vanuit het gedachtengoed van de zogenaamde herstelvisie, draagvlak en erkenning voor zelfhulp en ervaringsdeskundigheid in Helmond te bevorderen, zowel bij haar inwoners als bij zorg- en welzijnspartners. Het streven is dat de inzet van zelfhulp en ervaringsdeskundigheid, naast de reeds aanwezige ondersteuning, een natuurlijk onderdeel wordt van de basisvoorzieningen in Helmond. Dit is het eindrapport van het onderzoeksproject. 10-0
PowerPointpresentatie gebruikt tijdens een workshop van Astrid Manhoudt (lector Weidevogels aan hogeschool Van Hall Larenstein) en Nick Pruijn (InHolland) op het symposium 'Samen voor natuur' op 29 november 2019 in Velp.
MULTIFILE
Kruidenrijk grasland staat volop in de belangstelling. Melkveehouders ontdekken steeds meer de positieve kanten van grasland met een grotere diversiteit aan kruiden, vlinderbloemigen en grassen. Dit is in de afgelopen jaren versterkt doordat de zuivelketen in samenwerking met de supermarktketens en ngo’s programma’s hebben ontwikkeld voor duurzame zuivel, waarbij meer biodiversiteit in het grasland een belangrijk thema is. Met toenemende belangstelling in de praktijk komen ook de vragen: hoe krijg je dan meer kruiden in het grasland, hoe hou je ze erin, hoe win je daar het beste ruwvoer van en hoe gebruik je dat in het rantsoen. Kortom, hoe maak je het een duurzaam onderdeel van je bedrijf. Om die redenen is in Friesland in 2017 het project Koeien en Kruiden gestart. Samen met de agrarische collectieven in Friesland, het Louis Bolk Instituut, Dairy Campus, de Vlinderstichting en Hogeschool Van Hall Larenstein is onderzoek gedaan naar biodiversiteit in kruidenrijk grasland, het beheer daarvan en de inpassing in het bedrijf. Het project bestond uit drie onderdelen: - In kaart brengen van de best practices van kruidenrijk grasland op 5 praktijkbedrijven - Demo’s op 6 bedrijven met het inzaaien en doorzaaien van kruidenrijke mengsels - Experiment Mengsels en Management op Dairy Campus Goed zicht op de voordelen en meer toepasbare vakkennis over aanleg en beheer van kruidenrijk grasland verlaagt de drempel om er in de praktijk mee aan de slag te gaan.
MULTIFILE
Uitgangspunt van de Participatiewet is meedoen in de samenleving en werken naar vermogen. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking (wetten.overheid, 2015). In het onderzoek naar begeleidingsvormen binnen de bijstand in Amsterdam, hebben we de ruim 800 deelnemers ook gevraagd naar hun niet-betaalde werkzaamheden: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing. Hoewel onze doelgroep niet representatief is voor de gehele bijstandspopulatie in Amsterdam, geven de onderstaande bevindingen wel een beeld van de situatie waarin bijstandsgerechtigden zich bevinden. Op basis van de vier metingen in het onderzoek (zie hoofdstuk 2 voor de opzet en fasering van de metingen) constateren we dat ruim de helft van onze deelnemers een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps heeft. En weer de helft van hen komt daardoor niet tot (betaald) werken. Anderen geven aan niet meer uren te werken dan ze al doen, omdat dat een te grote fysieke of mentale belasting geeft. Er is in onze samenleving dus een hoog percentage mensen dat als gevolg van fysieke of mentale belemmeringen nooit betaald werk zal verrichten of nooit voldoende uren kan werken om uit de uitkering te komen. Dit betekent niet dat ze zich niet willen inzetten in de maatschappij. In sommige gevallen participeren ze al op een of andere manier, onbetaald. Meedoen naar vermogen kan immers ook het verrichten van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg betekenen. Soms naast een baan, maar in enkele gevallen ook in plaats van een (parttime) baan. Als stimulans om te (blijven) participeren, is het voor veruit de meeste bijstandsgerechtigden belangrijk perspectief te bieden op (meer) betaald of onbetaald werk of op scholing.In dit hoofdstuk komen drie vormen van onbetaalde (maatschappelijke) activiteit aan bod die door de ondervraagde bijstandsgerechtigden naast of in plaats van een betaalde baan worden verricht: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing.
Artikel gepubliceerd in Nurse Academy O&T | nummer 3 | 2024: Steeds vaker meten patiënten hun eigen gezondheid. Deze metingen zijn voorbeelden van ‘point of care’-testen (POCT), een voorbeeld is de COVID-19-test. De ontwikkeling en inzet van POCT dragen bij aan betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg. POCT kan een belangrijk instrument zijn voor het monitoren van veranderingen in de gezondheid. Het kan thuiswonende ouderen helpen bij het versterken van hun zelfmanagement LEERDOELEN Na het lezen van dit artikel: •weet u wat de kenmerken van ‘point of care’-testen (POCT) zijn en kent u een aantal voorbeelden van POCT; • heeft u inzicht in de voordelen van het gebruik van POCT in gezondheidsbevordering van oudere cliënten; • kent u een aantal uitdagingen die samenhangen met het gebruik van POCT in de praktijk; • heeft u inzicht in de betekenis van verpleegkundigen voor de inzet van POCT bij de ondersteuning van ouderen
Deze rapportage maakt deel uit van het professionalervaringsonderzoek (PEO), dat periodiek de ervaringen van jeugdhulpprofessionals in de regio Haaglanden meet, specifiek op het gebied van professionele ruimte. Eerdere metingen hadden betrekking op: professional zijn tijdens de eerste maanden van de Covid-pandemie, professionele ruimte en de invloed van regels en eisen en professionele ruimte en werkdruk. Meer informatie over het PEO Professional-ervaringsonderzoek meting eind 2022/begin 2023 vind je op de website. Daar zijn ook rapportages van eerdere metingen te vinden.
MULTIFILE
Achtergrond: Pijn is een lastig te meten, subjectief fenomeen. Pijn wordt vaak gemeten met subjectieve self-reported vragenlijsten. Een andere manier om pijn vast te leggen is het objectief meten van de pijndrempel (Pressure Pain Threshold, PPT) door middel van het uitoefenen van mechanische druk met behulp van een drukalgometer. De pijndrempel is het punt waarop een persoon voor het eerst pijn opmerkt. Het is een bruikbare en betrouwbare manier om op een objectieve wijze de PPT in kaart te brengen. Referentiewaarden van pijndrempels en de invloed van diverse variabelen hierop zijn nog vrij onbekend. Ook is nog onduidelijk of er binnen een individu verschillen kunnen zijn tussen de gevoeligheid voor pijn aan de dominante en niet-dominante zijde van het lichaam. Vraagstelling: Wat is de mate van variatie in de hoogte van pijndrempelwaarden op diverse locaties op het lichaam, gemeten met een drukalgometer, aan de dominante zijde ten opzichte van de niet-dominante zijde bij pijnvrije ouderen van 40 tot 85 jaar?” Methode: Bij gezonde deelnemers (zonder pijn) in de leeftijd van 40 tot 85 jaar werden pijndrempels gemeten op drie locaties rond de knie, twee locaties op de arm en één op het voorhoofd. Metingen werden op elke locatie drie keer verricht, met een tussenpose van 30 seconden. Dit werd gedaan aan de dominante en niet-dominante zijde van het lichaam. Op elke locatie werd de gemiddelde pijndrempel van drie metingen berekend. Door middel van een ongepaarde t-toets werd per locatie de gemiddelde pijndrempel aan de dominante zijde vergeleken met de niet-dominante zijde. Resultaten: De steekproef bestond uit 53 deelnemers, waarvan 23 mannen (gemiddelde leeftijd 64,3 jaar ±13,3) en 30 vrouwen (gemiddelde leeftijd 55,5 jaar ±9,4), waarvan vijf linkshandige deelnemers en één linksbenige deelnemer. Gemiddelde pijndrempels waren op alle zes locaties aan de dominante zijde niet significant hoger dan aan de niet-dominante zijde (p<0,05). Conclusie: Er zijn geen significante verschillen in de hoogte van de pijndrempels aan de op dominante zijde ten opzichte van de niet-dominante zijde bij pijnvrije ouderen van 40 tot 85 jaar. Dit maakt het gebruik van pijndrempels eenvoudiger wanneer dit wordt toegepast in een klinische setting. Implicatie voor de fysiotherapie: Pijndrempelmetingen kunnen in de praktijk gebruikt worden om pijn objectief te meten. Hierbij hoeft er geen rekening gehouden te worden met de dominante of niet-dominante zijde van de arm en het been.
MULTIFILE
Achtergrond: Pijn is een lastig te meten, subjectief fenomeen. Pijn wordt vaak gemeten met subjectieve self-reported vragenlijsten. Een andere manier om pijn vast te leggen is het objectief meten van de pijndrempel (Pressure Pain Threshold, PPT) door middel van het uitoefenen van mechanische druk met behulp van een drukalgometer. De pijndrempel is het punt waarop een persoon voor het eerst pijn opmerkt. Het is een bruikbare en betrouwbare manier om op een objectieve wijze de PPT in kaart te brengen. Normaalwaarden van pijndrempels en de invloed van diverse variabelen hierop zijn nog onbekend. Ook is nog onduidelijk of er binnen een individu verschillen kunnen zijn tussen de gevoeligheid voor pijn aan de dominante en niet-dominante zijde van het lichaam. Vraagstelling: Wat is de mate van variatie in pijndrempelwaarden op diverse locaties op het lichaam, gemeten met een drukalgometer, aan de dominante zijde ten opzichte van de niet-dominante zijde bij pijnvrije ouderen van 40 tot 85 jaar?”Methode: Bij gezonde deelnemers (zonder pijn) in de leeftijd van 40 tot 85 jaar werden pijndrempels gemeten op drie locaties rond de knie, twee locaties op de arm en één op het voorhoofd. Metingen werden op elke locatie drie keer verricht, met een tussenpose van 30 seconden. Dit werd gedaan op de dominante en niet-dominante zijde van het lichaam. Op elke locatie werd de gemiddelde pijndrempel van drie metingen berekend. Door middel van een ongepaarde t-toets werd per locatie de gemiddelde pijndrempel aan de dominante zijde vergeleken met de niet-dominante zijde. Resultaten: De steekproef bestond uit 53 deelnemers, waarvan 23 mannen (gemiddelde leeftijd 64,3 jaar ±13,3) en 30 vrouwen (gemiddelde leeftijd 55,5 jaar ±9,4), waarvan vijf linkshandige deelnemers en één linksbenige deelnemer. Gemiddelde pijndrempels waren op alle zes locaties aan de dominante zijde niet significant hoger dan aan de niet-dominante zijde (p<0,05). Conclusie: Er zijn geen significante verschillen in de hoogte van de pijndrempels aan de op dominante zijde ten opzichte van de niet-dominante zijde. Dit maakt het gebruik van pijndrempels eenvoudiger wanneer dit wordt toegepast in een klinische setting.Implicatie voor de fysiotherapie: Pijndrempelmetingen kunnen in de praktijk gebruikt worden om pijn objectief te meten. Hierbij hoeft er geen rekening gehouden te worden met de dominante of niet-dominante zijde van de arm en het been.