In Nederland leeft bijna 10% van de bevolking in armoede (CBS, 2015). 3% van de Nederlanders heeft chronisch, dat wil zeggen minstens 4 jaar achter elkaar, niet voldoende geld om in het dagelijks levensonderhoud te voorzien (CBS, 2015). Armoede wil zeggen dat iemand onvoldoende geld heeft om basisbenodigdheden als voeding, een goede woning en kleding te betalen (SCP, 2015). Ook met een minimuminkomen hebben mensen vaak nog onvoldoende geld om volwaardig ‘mee te kunnen doen’ in de maatschappij, en zijn ze afhankelijk van aanvullende voorzieningen om bijvoorbeeld kinderen te laten sporten. Het aantal minderjarige kinderen dat opgroeit in een situatie van langdurige armoede, is de laatste jaren opnieuw gestegen (CBS, 2015). De Hogeschool van Amsterdam maakte in opdracht van de gemeenten Almere en Den Haag een overzicht van bewezen effectieve interventies ter ondersteuning van mensen in langdurige armoede. Dat overzicht ligt nu voor u. Effecten van armoede op gedrag Armoede wordt vaak gezien als een gevolg van persoonlijk falen, maar wordt volgens de theorie van schaarste gezien als een situatie van chronische schaarste van financiële middelen die het moeilijk maakt om de armoede te ontkomen (Mullainathan & Shafir, 2013). Mensen in armoede moeten vaak lastige keuzes maken over hun schaarse geld én tijd, bijvoorbeeld het besteden van tijd aan het doen van aanvragen of afspraken voor bijstand of het besteden van deze kostbare tijd aan het zoeken naar werk. Schaarste legt een grotere druk op zowel de tijd als de cognitieve belasting die nodig zijn voor allerlei dagelijkse taken (Shah, Mullainathan & Shafir, 2012; Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015; Babcock, 2012; 2014). (Langdurige) armoede is een context waarin mensen financiële schaarste ervaren, waardoor ze minder bandbreedte over houden en executieve functies (plannen, overzicht houden, beslisprocessen en het bijsturen van eigen emoties en gedrag) minder goed werken. Dit leidt vervolgens weer tot een grotere neiging tot denkfouten, minder gevoel van grip en controle, een lager zelfbeeld en verhoogde stress. Zo raken mensen in schaarste ingesloten in de vicieuze cirkel van oorzaken en gevolgen van armoede: het probleemoplossend vermogen om uit die cirkel te komen is beperkt door schaarste en stress, waardoor beslissingen en gedrag negatief worden beïnvloed (Babcock, 2016; Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015; Haushofer & Fehr, 2014). Effecten van armoede: Implicaties voor interventies Ondersteuning aan huishoudens die net rond kunnen komen zou nog effectiever kunnen zijn als ze meer rekening houden met de menselijke psychologie en gedrag. Onderzoek laat zien dat een kleine verandering in hoe informatie worden overgebracht, de volgorde waarin iets wordt gepresenteerd of het aantal stappen dat we moeten doorlopen om een taak uit te voeren, veruit de meeste invloed hebben op ons gedrag. De situatie heeft dus veel meer invloed op ons gedrag dan onze eigen bewuste en rationele afwegingen en inschattingen. Dat is ook de reden dat voorlichting of het aanbieden van informatie (zoals een anti-rook campagne waarin de gevaren van roken worden benadrukt) maar weinig invloed heeft op ons gedrag. We weten het wel, maar tussen willen en doen zit een wereld van verschil. Een gedragsgerichte benadering gaat ervan uit dat mensen het juiste doen (stoppen met roken, gezond eten of gezond financieel gedrag vertonen) als de juiste keuze zo makkelijk mogelijk wordt gemaakt. Dit heeft directe consequenties voor de manier waarop dienstverlening aan mensen in armoede optimaal wordt ingericht en georganiseerd. Zeker in een situatie van armoede, waarin de executieve functies worden beperkt door schaarste, is het van belang om gebruik te maken van een gedragsgerichte benadering om gedragsverandering te realiseren. Op drie manieren kan gemeentelijke dienst- en hulpverlening armoede en de nadelige gevolgen van armoede terugdringen: - door na te gaan of en op welke manier de gemeente zelf, onbedoeld, extra kosten oplegt aan mensen in armoede en hoe die kosten verminderd kunnen worden. Bijvoorbeeld door communicatie te versimpelen, bureaucratische en complexe procedures te verminderen, drempels tot voorziening te verlagen en samenhang tussen verschillende organisaties en diensten te benutten. - door een buffer te creëren in tijd, geld, aandacht en andere belangrijke middelen, zodat er meer ruimte voor flexibiliteit ontstaat. Wanneer mensen een (financiële-) buffer hebben, zullen zij zich waarschijnlijk minder zorgen maken bij kleine tegenslagen of onverwachte kosten, dit zorgt weer voor meer bandbreedte. - door dienstverlening zo in te richten dat burgers snel en goed geholpen worden, gericht op het opbouwen en versterken van het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid en het bekrachtigen van een positief gevoel van eigenwaarde (ontleend aan: Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015). Armoede interventies in praktijk: van beleid naar uitvoering Evidence-based werken op basis van state-of-the art inzichten uit de gedragsleer in combinatie met een zorgvuldige analyse van de context en gedegen implementatie is de sleutel tot optimalisering van armoedebeleid en de uitvoering daarvan. Dit rapport heeft een overzicht geboden van inzichten uit de literatuur: gebruik maken van de beschikbare kennis van psychologische processen kan dienst- en hulpverlening voor de bestrijding van armoede versterken. Zaken als het verbeteren van de samenwerking met maatschappelijke partners, informatie-uitwisseling en automatisering, versnellen van het proces van schuldhulpverlening, vereisen een niet-aflatende inzet op meerdere niveaus. Zowel beleidsaanpassingen, politieke beslissingen en de beschikbaarheid van middelen (tijd, geld, menskracht) spelen hier een rol. Eenvoudige en snelle oplossingen zijn niet voorhanden. Tegelijkertijd kunnen andere interventies die de gedragsleer aandraagt - zoals een meer coachende en ondersteunende gespreksvoering, het vereenvoudigen van de informatievoorziening, het terugdringen van de eisen en voorwaarden die gesteld worden aan een cliënt, het aanbieden van hulp op 1 plek, het sturen van herinnerings-sms-jes, het meer persoonlijk maken van brieven en websites, het vereenvoudigen van formulieren - met relatief weinig kosten en inspanning gerealiseerd worden. Zulke interventies hebben zich zeer doeltreffend getoond in onderzoek. Het monitoren en meten van de effectiviteit van zulke interventies blijft een punt van aandacht: elke verandering in de hulp- en dienstverlening bewijst zijn nut pas echt in de concrete context waarin het toegepast wordt. Zorgvuldig ontwerpen en implementeren van interventies blijft van belang, bij voorkeur aangevuld met effectiviteitsmetingen. De aanbevelingen in dit rapport dragen bij aan het verder ontwerpen en implementeren van interventies. Armoede is een langdurig, chronisch en onuitroeibaar probleem, dat vraagt om langdurige en nietaflatende inspanningen in het sociaal domein. Prioritering en evidence-based keuzes in beleid en uitvoering, maken die inspanningen doelgerichter en op termijn hopelijk doeltreffender.
Door de aardbevingsproblematiek in Groningen ondervinden veel inwoners van het gebied psychosociale problemen (zie Dückers et al., 2023 voor het meest recente overzicht). Het governance systeem voor versterking en schadeherstel speelt hier een grote rol in. Bewoners die meervoudige schade aan de woning hebben en lang in procedures rond schadeherstel en versterking zijn verwikkeld, hebben een aanmerkelijk slechtere algehele en mentale gezondheid en ervaren meer stressgerelateerde gezondheidsklachten. Ook ervaart deze groep meer gevoelens van onveiligheid en heeft minder vertrouwen in de overheid.Ook kinderen en jongeren ervaren psychosociale klachten door de aardbevingsproblematiek. Onderzoek wijst uit dat een deel zich angstig en onveilig voelt door de aardbevingen (Zijlstra et al., 2022). Ook maken kinderen en jongeren zich zorgen om mensen in hun omgeving en hebben ze last van de bouwwerkzaamheden rond de versterkingsopgave. Door verhuizingen lijdt de verbondenheid die zij voelen met hun slaapkamer, huis of buurt er ook onder. Bovendien, maakt stress die ouders ervaren kinderen angstiger en kan stress ook tot gevolg hebben dat ouders minder aandacht hebben voor hun kinderen. Tot slot is het vertrouwen van jongeren in de overheid laag en voelen zij zich tweederangs burgers (Zijlstra et al., 2022).Een rapport van de Ombudsman wijst uit dat 1 op de 5 Groningse jongeren het leven een onvoldoende geeft, tegenover 13% landelijk (Kinderombudsman, 2022). Het ervaren van sociaalemotionele problematiek en trauma in de kinderjaren – de jaren waarin zij een veilige basis moeten hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen - kan grote gevolgen hebben voor de rest van het leven van deze kinderen en jongeren (zie bijv. Golombok, 2000). Dit kan eventueel bovenop reeds bestaande (intergenerationele) armoede en werkloosheid komen of een chronische ziekte bij een van de gezinsleden. Deze problemen zijn gemiddeld meer aan de orde in de provincie Groningen dan ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde (Visser). Ook zijn er in Groningen meer jongeren met een ernstige lichamelijke ziekte of beperking (GGD, 2020).Er zijn verschillen in hoe kinderen en jongeren omgaan met de emotionele problemen die zij ervaren. Sommige jongeren accepteren dat de gevolgen van de aardbevingsproblematiek nou eenmaal bij het leven hoorden en spreken over hun gevoelens met hun ouders (Zijlstra et al., 2022). In andere gezinnen wordt er juist bewust niet over de aardbevingsproblematiek gesproken om zo stress te beperken. Verder blijkt dat jongeren onderling weinig met elkaar praten over de problematiek. Dit wordt ook niet aangemoedigd op school, waar meer oog is voor de technische aspecten van de versterkingsopgave. Toch hebben jongeren wel behoefte om, naast de technische kant, ook te praten over de emotionele kant met familie, vrienden en op school (Zijlstra et al., 2022).Om gedupeerde bewoners te ondersteunen zijn er verschillende initiatieven in het leven geroepen. Voor psychische ondersteuning zijn er bijvoorbeeld aardbevingscoaches vanuit WIJ Groningen, en de organisaties Geestelijke Verzorgers Aardbevingsgebied en Platform Kerk en Aardbeving. Stut en Steun (gezamenlijk initiatief van de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad) biedt praktische ondersteuning bij het omgaan met instanties en de Commissie Bijzondere Situaties zorgt voor doorbraken in moeilijke dossiers. Het Nationaal Programma Groningen is opgericht om de regio een nieuwe impuls te geven. De GGD en Aardbevingsacademie bieden een breed scala aan trainingen voor professionals. Daarnaast is er een smartengeldregeling in het leven geroepen. Deze valt net als fysieke schade onder de verantwoordelijkheid van het IMG. Volwassenen kunnen al aanspraak maken op een immateriële schadevergoeding. Vanaf eind maart 2023 kunnen ook kinderen en jongeren (0-18 jaar) aanspraak maken hierop. Echter, deze immateriële schadevergoeding is naar verwachting onvoldoende om kinderen en jongeren te ondersteunen bij de problematiek die zij ervaren en kan daarnaast mogelijk ongewenste effecten teweeg brengen op groepsniveau.Dit heeft te maken met dat tot dusver gevoerd beleid ongelijkheid in de hand heeft gewerkt en sociale relaties binnen dorpen onder druk heeft gezet (Onafhankelijke Raadsman, 2016, 2017; Postmes et al., 2017b, 2018; Stroebe et al., 2018b). Bij schadeopnames traden er bijvoorbeeld verschillen op tussen beoordelaars met uiteenlopende vergoedingen tot gevolg. In de versterkingsopgave waren technische modellen, met over tijd veranderende normering, het uitgangspunt. Dit had tot gevolg dat binnen dorpen en straten verschillende niveaus van versterking werden toegepast. Jaloezie en conflicten komen steeds vaker voor (Duckers et al., 2023), mede door de langdurige aard van deze crisis (Pot et al., 2021). De immateriële schadevergoeding onder kinderen en jongeren kan mogelijk eenzelfde uitwerking hebben wanneer er verschillen zijn in de hoogte van de vergoeding binnen buurten, klassen, sportverenigingen of andere leefwerelden waar jongeren deel van uitmaken. Ondanks dat de regeling het leed tracht te verzachten, kan deze dus tegelijkertijd mogelijk een risico vormen voor de psychische gezondheid van kinderen en jongeren als de sociale cohesie wordt aangetast. Dit terwijl goede sociale relaties juist kunnen bijdragen aan het voorkomen van psychische stress op persoonlijk niveau (Postmes et al., 2016, 2017a; Stroebe et al., 2019d), zo ook bij jongeren (Zijlstra et al., 2022). Jongeren ervaren bijvoorbeeld sociale cohesie wanneer er gezamenlijk wordt gesproken over oplossingen in hun buurt of wijk of wanneer zij deelnemen aan protesten.Naast de uitrol van de immateriële schaderegeling voor kinderen, heeft Staatssecretaris Vijlbrief (Mijnbouw) op 23 november 2022 aangekondigd extra maatregelen te nemen bovenop alle bestaande programma’s om Groningse kinderen en jongeren te ondersteunen (Rijksoverheid, 2022). Zo is geopperd om de medewerkers van de kindertelefoon te trainen in dit onderwerp, aangepast informatiemateriaal te ontwikkelen over versterking en schade (IMG), en meer onderzoek te doen naar de situatie van kinderen en jongeren (RUG).In deze context heeft het IMG een tweeledige vraag bij ons neergelegd. Het eerste deel is gericht op de dienstverlening door IMG n.a.v. de uitvoering van de Immateriële schaderegeling voor kinderen (IMK) en op individuele immateriële hulpverlening. IMG geeft aan dat zij merken in hun dienstverlening dat aanvragers méér nodig kunnen hebben dan de schadevergoeding waarvoor zij bij IMG in aanmerking komen; sommige mensen hebben psychosociale hulp nodig. Niet iedereen die dat nodig heeft, lijkt de weg te kunnen vinden naar die hulp. Ook is de hulp misschien niet altijd passend voor het door mijnbouw/gaswinning veroorzaakte leed. IMG gaat hierover met aanvragers wel in gesprek, maar is zelf geen hulpverlenende instantie en verwijst waar passend door (naar bijv. huisarts, maatschappelijk werk of aardbevingscoaches). IMG geeft aan graag de menselijke kant meer aandacht te willen geven, in het bijzonder voor de nieuwe doelgroep kinderen/jongeren. IMG beoogt meer een ‘oog- en oorfunctie’ te vervullen voor psychosociale problematiek, deze beter te signaleren en mensen te helpen met een warme overdracht naar hulpinstanties, zodat bewoners de juist psychosociale hulp krijgen. Dit voornemen sluit goed aan bij de aanbeveling dat verschillende instanties meer samen moeten werken ten behoeve van de gedupeerde bewoners (Bovenhoff et al., 2021). Dit deel van de opdracht zou later uitgebreid kunnen worden naar volwassenen.Het tweede deel van de vraag van het IMG betreft een verkenning naar een bredere aanpak voor het herstel van mentaal welbevinden van minderjarigen en jongeren in het aardbevingsgebied, waarbij de nadruk ligt op maatregelen / aanbod van collectieve aard, zowel materieel als immaterieel. Het IMG wil een inventarisatie laten uitvoeren van de beschikbare kennis over behoeften van kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied. Tevens zal een brede verkenning uitgevoerd worden naar het beschikbare en het mogelijke en gewenste aanbod om tegemoet te komen aan die behoeften.
De leden v.d. ver.Straatmeubilair willen doorgroeien naar een circulaire keten. Hoewel verschillende productgroepen binnen straatmeubilair zich goed lenen voor hergebruik, is het in praktijk brengen van hergebruik vaak nog lastig. Veelal door knelpunten m.b.t. het beheer van straatmeubilair door overheden. De overheid is met 80% de grootste afnemer.Het oplossen van knelpunten vereist samenwerking tussen leden van de ver. straatmeubilair, overheden en externe partijen die bijvoorbeeld onderhoud uitvoeren. Dit project focust op het inzicht krijgen in de mogelijkheden (het HOE) van betere samenwerking bij aanbestedingsprocedure tussen (lokale) overheden en bedrijven om de circulariteit van de ketens te verbeteren. De praktijkvragen van de bedrijven zijn vervat in twee clusters: 1) Inzicht verkrijgen in de wijze waarop het programma van eisen van gemeenten bij inkoop van straatmeubilair (aanschaf en onderhoud) ingevuld wordt. 2) Onderzoek naar praktische mogelijkheden voor samenwerking tussen bedrijven en (lokale) overheden: • Hoe kunnen bedrijven duurzaamheid voor het voetlicht brengen in hun prijs/ productstelling naar overheden? • Welke mogelijkheden zijn er voor samenwerking en business modellen voor herplaatsing en hergebruik? • Wat betekent dit voor MKB bedrijven in de straatmeubilair branche? Het verkennende onderzoek wordt uitgevoerd door het Expertisecentrum ‘Sustainable Business’ van Avans Hogeschool i.s.m.2 bedrijven uit de sector straatmeubilair: Koninklijke Bammens, Jan Kuipers Nunspeet en de Vereniging Straatmeubilair. Bij de uitvoering worden gemeenten (o.a. gemeente Breda) betrokken. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Welke knelpunten moeten opgelost worden en welke concepten zijn toepasbaar om hoogwaardig hergebruik van straatmeubilair bij (lokale) overheden te stimuleren? Resultaten zijn: 1. beschrijving processen circulair beheer straatmeubilair door overheden. 2.voorstel voor oplossingsrichtingen rekening houdend met: a adequatere toetsingsmethoden; b. productgroependifferentiatie; c. nieuwe business modellen voor hergebruikinitiatieven; d. inventarisatie blokkades en knelpunten; e. een werkwijzebeschrijving over hoe overheden en bedrijven beter kunnen samenwerken. 3. beschrijving best practices .
Grote groepen Nederlanders zijn afhankelijk van overheidshulp bij hun schulden of re-integratie. Zij doen een beroep op sociale voorzieningen, maar vallen helaas vaak uit. Dat komt mede door de grote stress die deze inwoners ervaren. De stress maakt dat mensen slechter in staat zijn te doen wat nodig is om uit de problemen te komen. Het besef dat chronische stress negatief doorwerkt op het vermogen van cliënten om doelen te realiseren vormt de basis van stress-sensitief werken (SSW). SSW is theoretisch uitgewerkte aanpak waar een groot aantal organisaties mee aan de slag is. De praktijk worstelt echter met een gestructureerde aanpak in de lokale context én de praktische uitwerking van de verschillende bouwstenen. Met dit consortium willen we daar een bijdrage aan leveren door structuur te bieden aan de hand van een gevalideerd self-assessment en handvatten geven voor verdere invoering van SSW, in eerste instantie bij de bouwstenen communicatie en inrichting. Het self-assessment helpt de organisaties te beoordelen waar ze nu als organisatie staan en welke kansen er nog zijn om verder te ontwikkelen. Met de handvatten voor de bouwstenen communicatie en inrichting willen we komen tot een handelingswijze om ook echt ontwikkelstappen te kunnen zetten. Met andere woorden, wat is nodig aan kennis, vaardigheden en ondersteuning om SSW verder in te voeren? Het consortium bestaat uit uitvoeringsorganisaties binnen het sociale domein, MKB’ers met kennis over communicatie en inrichting en de Hogeschool Utrecht. Daarnaast sluiten we met dit project aan bij een bestaande leerkring rondom SSW.