In de afgelopen jaren groeide het besef dat veel inwoners die een beroep doen op de publieke dienstverlening de nodige stress en zorgen ervaren. Werkloosheid, hoge schulden of problemen in de opvoeding kunnen eraan bijdragen dat het leven van mensen meer vraagt dan zij aankunnen. Het besef dat chronische stress een wissel trekt op het functioneren heeft een groeiende groep publieke dienstverleners geïnspireerd om in de ondersteuning die zij inwoners bieden, (meer) rekening te houden met de doorwerking van de stress op gedrag. Dat een aanhoudend stroom van zorgen verklaart waarom inwoners die hulp nodig hebben te vaak niet in staat blijken om de processtappen te zetten die van hen worden gevraagd: stukken aanleveren, geen afspraken missen, solliciteren, rondkomen van weekgeld, et cetera. Een van de belangrijkste middelen voor professionals om inwoners te motiveren en te ondersteunen de processtappen toch te zetten is het gesprek. Veel professionals (en hun management) hebben de neiging om vooral aandacht te besteden aan de inhoud van die gesprekken. Een verkenning van studies naar de impact van inrichting op ervaren stress leert dat ook de inrichting van een gebouw kan bijdragen aan stress-sensitieve dienstverlening. Op verzoek van de gemeente Utrecht en in nauwe samenwerking met Studio Sociaal Centraal heeft het lectoraat Schulden en Incasso een literatuurverkenning uitgevoerd om de gemeente Utrecht en andere uitvoerders van publieke dienstverlening op weg te helpen bij het inrichten van ontmoetingsruimten voor professionals die uitvoering geven aan onder meer de schuldhulpverlening, re-integratie, Wmo, jeugdhulpverlening en jeugdgezondheidszorg.
DOCUMENT
Dit onderzoek wordt uitgevoerd binnen de onderzoekslijn Studentenwelzijn van het lectoraat Studiesucces. Onderzoek op het gebied van studentenwelzijn in Nederland is nog beperkt. Een van de doelen van de onderzoekslijn is daarom een bijdrage te leveren aan (praktijkgerichte) kennis over het welzijn van studenten. Dit onderzoek heeft als doel daar aan bij te dragen door 1) de stresservaring van studenten binnen Hogeschool Inholland te onderzoeken, 2) in kaart te brengen wat studenten helpt om met stress om te gaan, en 3) te onderzoeken wanneer studenten zich bevlogen voelen. Tevens is dit onderzoek een verkenning van de variabelen van het Student Wellbeing Model. De onderzoeksuitkomsten dienen aanknopingspunten te bieden voor vervolgonderzoek naar het welzijn van studenten in relatie tot studiesucces. Ten slotte, de inzichten die verkregen worden dienen uiteindelijk bij te dragen aan het tegengaan van een hoge mate van stress (en andere gerelateerde psychische klachten) bij studenten en aan het bevorderen van het welzijn van studenten.
DOCUMENT
Stress is van alle tijden en iedereen heeft er wel eens mee te maken. Er zijn veel vormen van stress. Bij de één komt het vooral terug in het werk, bij de ander gaat het om een klusproject dat misloopt. Gelukkig is het meestal tijdelijk en kun je er na afloop met een positief gevoel op terugkijken. Helaas zijn er ook mensen die altijd stress ervaren. En deze groep groeit met de dag. Zeker in deze moeilijke tijd van stijgende energiekosten, dure boodschappen, hoge huren en huizenprijzen. Over dit onderwerp is al veel geschreven en gepubliceerd. Met deze gids voegen de schrijvers iets nieuws toe, want de aandacht voor de doorwerking van stress en met name hoe hier als hulp- of dienstverlener mee om te gaan is belangrijk. Belangrijk om allereerst te begrijpen wat mensen doormaken en daarnaast kan het inleven in iemands persoonlijke situatie helpen om meer begrip te hebben voor omstandigheden waar mensen - vaak als gevolg van externe factoren - in zijn beland. Begrip is in die situaties nodig om een vertrouwensrelatie op te bouwen. Dit boekje is in opdracht van de gemeente Dordrecht, De Sociale Dienst Drechtsteden en MEEVivenz opgesteld door het project Schouder Onder Stress, het lectoraat schulden en incasso van de Hogeschool Utrecht en Marivonne de Groot
DOCUMENT
Patiënten met hematologische kanker die hiervoor een autologe stamceltransplantatie ondergaan, staan voor de moeilijke taak om te gaan met zowel een potentieel levensbedreigende ziekte als een stressvolle behandeling. Een deel van deze patiënten rapporteert psychologische klachten. Behandeling van deze klachten verdient aandacht en zal naar verwachting leiden tot een verbetering van de kwaliteit van leven van deze patiënten. In dit artikel beschrijven we de implementatie van een zorgprogramma gericht op vermindering van psychologische klachten, met als belangrijkste onderdeel het internetzelfhulpprogramma ‘Stress onder controle’
DOCUMENT
Runners often sustain lower extremity injuries (19-79%) (van Gent et al, 2007). In a theoretical model it has been described that a disturbance in perceived stress and recovery can increase the risk of sustaining an injury (Williams & Andersen, 1998). Therefore, the purpose of this study was to investigate changes in perceived stress and recovery preceding an injury of competitive runners.Methods: Twenty-four competitive runners were monitored over one full training season (46 weeks). Every week, the runners filled an on-line RESTQ-sport (Nederhof et al, 2008). Furthermore, runners and their coaches kept a log with injuries and physical complaints. A non-traumatic injury was defined as any pain, soreness or injury that was not caused by trauma and resulted from training and led to a decrease in training duration or training intensity for at least one week (Jacobsson et al, 2013). Because baseline levels of perception of stress and recovery vary largely between runners, the 19 scales of the RESTQ-Sport were normalized to Z-scores based on the runner’s individual average and standard deviation of the whole season (excl. injured periods). The normalized scores of 1, 2 and 3 weeks before the first sustained injury were compared to 0, which is the average normalized score, by repeated measures ANOVA’s.Results: Twenty-two runners sustained a non-traumatic lower extremity injury. Eight of these runners filled out the RESTQ-Sport all 3 weeks preceding the injury and their data was used for further analysis. The injuries sustained were non-traumatic injuries of the knee, Achilles tendon, ankle, foot and shin. It was shown that 1 week preceding the injury, runners scored lower than the average normalized score on “Success” (Z-score: -0.68±0.62) and 2 weeks preceding the injury runners scored higher than their average on “Fitness/Injuries” (Z-score: 1.04±1.12).Discussion: A decrease in perceived success may be a marker to predict a non-traumatic lower extremity injury. Also an increase in the perception of muscle ache, soreness, pain and vulnerability to injury (“Fitness/Injury”) preceded injuries. Thereby, monitoring changes in individual stress and recovery may help to prevent non-traumatic injuries.
DOCUMENT
In recent years, numerous environmental psychology studies have demonstrated that contact with nature as opposed to urban settings can improve an individual’s mood, can lead to increased levels of vitality, and can offer an opportunity to recover from stress. According to Attention Restoration Theory (ART) the restorative potential of natural environments is situated in the fact that nature can replenish depleted attentional resources. This replenishment takes place, in part, because nature is deemed to be a source of fascination, with fascination being described as having an ‘‘attentional’’, an‘‘affective’’ and an ‘‘effort’’ dimension. However, the claim that fascination with nature involves these three dimensions is to a large extent based on intuition or derived from introspection-based measurement methods, such as self-reports. In three studies, we aimed to more objectively assess whether these three dimensions indeed applied to experiences related to natural environments, before any (attentional) depletion has taken place. The instruments that were used were: (a) the affect misattribution procedure (Study 1), (b) the dot probe paradigm (Study 2) and (c) a cognitively effortful task (Study 3).These instrument were respectively aimed at verifying the affective, attentional and effort dimension of fascination. Overall, the results provide objective evidence for the claims made within the ART framework, that natural as opposed to urban settings are affectively positive (cfr., affective dimension) and that people have an attentional bias to natural (rather than urban) environments (cfr., attentional dimension). The results regarding the effort dimension are less straightforward, and suggest that this dimension only becomes important in sufficiently difficult cognitive tasks.
DOCUMENT
De onderzoekslijn Studentenwelzijn is een nieuwe onderzoekslijn en is onderdeel van het lectoraat Studiesucces van Hogeschool Inholland. Deze onderzoeksagenda is bedoeld voor Hogeschool Inholland en haar (onderzoeks)partners. Met deze onderzoeksagenda worden de onderzoeksplannen van de onderzoekslijn gepresenteerd. In de agenda zal ingegaan worden op het belang van de onderzoekslijn naar studentenwelzijn, de thematische pijlers van de onderzoekslijn - Stress, Burnout, Veerkracht en Bevlogenheid - en de relatie van deze thema’s met studiesucces. Daarnaast worden de doelstellingen en onderzoeksvragen van de onderzoekslijn uiteengezet en wordt het onderzoeksmodel, het Student Wellbeing Model, beschreven. Tenslotte zal er een overzicht gegeven worden van de aankomende, lopende en afgeronde onderzoeken binnen de onderzoekslijn. De agenda zal periodiek bijgesteld worden.
DOCUMENT
Full text beschikbaar met HU-account in Boomportaal Onderzoek naar de oorzaken van antisociaal gedrag is van oudsher gericht op de invloed van sociale en psychologische factoren, maar in toenemende mate worden ook biologische factoren onderzocht. Het is lang niet altijd duidelijk met welk type factor we te maken hebben. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de verschillende redenen waar een kind van een tienermoeder een verhoogd risico op de ontwikkeling van antisociaal gedrag heeft. Sociaal gezien is de kans groot dat een tienermoeder haar kind opvoedt onder ongunstige omstandigheden: ze woont in een slechte buurt, is laagopgeleid, werkeloos en verslaafd. Vanuit psychologische perspectief is het belangrijk om te vermelden dat meisjes die veel antisociaal gedrag vertonen en een lage intelligentie hebben, relatief vaker als tiener zwanger raken dan brave, intelligente meisjes. Baby's van tienermeisjes lopen meer risico op mishandeling en verwaarlozing en voor de geboorte kampen zij met de biologische gevolgen van middelengebruik of ervaren stress van de moeder. Daarnaast is sprake van genetische invloed, bijvoorbeeld op persoonlijkheidskenmerken als impulsiviteit en agressiviteit, van zowel de moeder als de vader, want antisociale meisjes krijgen doorgaans een relatie met antisociale jongens. Een sociale factor als drugsgebruik kan tijdens de zwangerschap biologische gevolgen hebben voor de baby, met een negatieve uitwerking op de intelligentie-ontwikkeling (psychologische factor), wat de kans verhoogt dat het kind later laagopgeleid zal blijven(sociale factor)
LINK
Het onderzoek Studentenwelzijn 2017-2018 is een eerste meting om in kaart te brengen hoe het gaat met de studenten van Hogeschool Inholland. Vanuit het Student Wellbeing Model zijn verschillende variabelen op het gebied van studentenwelzijn in kaart gebracht. We hebben gekeken naar energiebronnen, mate van stress, grootste stressoren en mogelijke stressreacties. Ook is onderzocht hoe studenten hun eigen gezondheid en levensstijl beoordelen en in welke mate zij bevlogen zijn. Tot slot is er aan studenten gevraagd wat er volgens hen kan worden gedaan om het welzijn van studenten te verbeteren. Er is gekozen voor een benadering waarbij het onderzoek werd afgenomen in de klas, tijdens de les, met als doel om in mindere mate een steekproef te trekken uit de onderzoekspopulatie. Op basis van deze eerste meting (0-meting) kunnen we geen harde conclusies trekken. Het onderzoek geeft echter wel enkele indicaties en in de onderzoeksresultaten is een paradox te zien.
DOCUMENT
In acht laagdrempelige Buurtwerkkamers in Amsterdam, Utrecht en Eindhoven helpen buurtbewoners elkaar met van alles, waaronder geldzaken en waar nodig toeleiding naar professionele schuldhulpverlening onder de noemer Schoon Schip. Uit eerder onderzoek bleek dat dit soort informele schuldhulp bijdraagt aan het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van mensen en aan het verhelpen of verminderen van kleine schulden. In de doorverwijzing naar professionele schuldhulpverlening om ook grotere schulden effectief op te kunnen lossen is echter nog ruimte voor verbetering. Naast het verspreiden van kennis is voor een duurzame verbetering van financiële gezondheid vaak ook nodig dat er wordt gewerkt aan vaardigheden en bepaalde psychologische factoren, zoals motivatieen geloof in het eigen kunnen. Deze zaken kunnen echter juist worden bemoeilijkt in een situatie van financiële stress. Schoon Schip richt zich niet puur op het oplossen van financiele problemen maar ook op ontmoeting, activering en zingeving. Dit onderzoek kijkt daarom wat er met het mentale welzijn van mensen gebeurt die een tijdje de informele hulp van Schoon Schip krijgen.Honderdveertien respondenten beantwoordden twee zorgvuldig samengestelde en wetenschappelijk gevalideerde vragenlijsten (een nul- en een eenmeting), die werden aangevuld met enkele kwalitatieve diepte-interviews en een verifiëringsbijeenkomst met begeleiders van de Buurtwerkkamers. De resultaten wijzen uit dat er verbeteringen te zien zijn in mentaal welzijn, gevoel van zelfbeschikking, financiële stress en maatschappelijke participatie na een tijdje Schoon Schip. Een daadwerkelijke afnamevan betalingsachterstanden en problematische schulden blijkt geen noodzakelijke voorwaardete zijn voor de vermindering van financiële stress. Er treden geen aantoonbare verbeteringen op qua financiële gezondheid, maar dat gaat gezien de bredere maatschappelijke context waarbinnen deze hulp geboden wordt soms ook maar moeizaam. Een initiatief als Schoon Schip bereikt financieel (zeer) kwetsbare mensen, waaronder mensen in verborgen armoede, en heeft een bredere functie dan alleen schuldhulptoeleiding.
DOCUMENT