Hoe zorg je ervoor dat ieder kind plezier heeft in jouw zwemles? En dat ze ook het gevoel krijgen iets te leren? Hanze Hogeschool Groningen, Kenniscentrum Sport & Bewegen en Special Heroes Nederland hebben, als aanvulling op het leerboek ‘Plezier in bewegen voor ieder kind’, acht leskaarten ontwikkeld met handvatten voor begeleiders om een succesvol aanbod in het zwembad te kunnen organiseren om kinderen te voorzien van een goede basis.De activiteiten op de leskaarten richten zich op kinderen zonder diploma. Daarnaast kunnen de leskaarten ook worden ingezet bij kinderen die angstig zijn in het zwembad. De activiteiten zijn: 1) Te water gaan 2) Lopend voortbewegen in het water 3) Onder water gaan 4) Kantelen en komen tot drijven 5) Drijven op de rug 6) Drijven op de buik 7) Trappelen op de rug 8) RugslagOp de leskaarten vind je een beschrijving van de activiteiten op basis van diverse aandachtspunten en twee werkvensters: werkvenster motoriek en werkvenster gedrag. In de werkvensters staan aanwijzingen voor de begeleider gericht op de specifieke activiteit vanuit het perspectief van motorisch en gedragsmatig leren.
MULTIFILE
Met ingang van 2023 krijgen alle kinderen in het primair onderwijs minimaal twee uur per week bewegingsonderwijs door een vakleerkracht. Voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs betekent dit een aanzienlijke uitbreiding van het aantal lesuren. Echter zijn de werkomstandigheden niet altijd optimaal, zeker niet wat akoestiek betreft. Sportaccommodaties voldoen vaak niet aan de normen voor een goede akoestiek, waardoor de leraren aan hoge geluidsniveaus worden blootgesteld. In de praktijk komen er regelmatig klachten betreffende geluidsoverlast in sportaccommodaties. Blootstelling aan hoge geluidsniveaus kan op lange termijn voor onherstelbare gehoorproblemen zorgen. Daarnaast zijn er ook secundaire effecten en hebben veel vakleerkrachten stemproblemen, vermoeidheid en concentratieverlies als gevolg van de rumoerige werksituatie. Met dit onderzoek willen we een bijdrage leveren aan het realiseren van een gezonde werkomgeving voor vakleerkrachten bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Preventie van beroepsslechthorendheid begint met kennis over- en bewustzijn van de risico’s die (teveel) blootstelling aan geluid met zich mee kan brengen. In dit onderzoek gaan we daarom inventariseren wat de kwaliteit van het gehoor is, wat de geluidsniveaus zijn waaraan vakleerkrachten worden blootgesteld, wat de relatie is tussen de akoestische parameters van de sportaccommodatie en de geluidsniveaus tijdens de les, hoe de geluidsniveaus inzichtelijk gemaakt kunnen worden en wat de impact van geluid is op het welbevinden, de communicatie en de didactiek van vakleerkrachten. Daarbij wordt er ook een applicatie ontwikkeld die de geluidsniveaus inzichtelijk maakt. Tenslotte brengen we de opgedane kennis en inzichten samen in voorlichtingsmateriaal voor studenten en vakleerkrachten met als doel om een gezonde werkomgeving voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs te realiseren.
Deze Raak-Publiek aanvraag richt zich op het meer bewust bekwaam maken van de jeugd- en gezinsprofessionals in het handelen volgens pedagogische uitgangspunten. Kinderen worden niet altijd voldoende bij hun behandeling betrokken (recht op participatie) en doordat de professionals te weinig kennis hebben over (inter)nationale wetgeving resulteert dit in repressief handelen. Het opsluiten van kinderen bijvoorbeeld, zorgt ervoor dat kinderen zich niet optimaal kunnen ontwikkelen. Hoewel in de praktijk de aandacht veelal uitgaat naar diagnoses en behandeling of behouden en herstellen van orde, willen we laten zien dat een pedagogisch perspectief, waarin het belang en de ontwikkeling van het kind centraal staan, het uitgangspunt moet zijn in het werk van jeugdprofessionals. Gezamenlijke besluitvorming met ouders en kinderen staat daarbij voorop. Het doel van dit project is om allereerst de behoeften van professionals in de jeugdzorg in kaart te brengen om repressie te verminderen en ruimte te geven aan de autonomie van kinderen en ouders om daarmee vorm te geven aan de pedagogische opdracht die zij hebben. Daarbij is het belangrijk om inzicht te krijgen in pedagogische overwegingen van professionals bij (complexe) casussen op verschillende niveaus in de jeugdzorg en wat de gevolgen van het handelen zijn voor de (rechts)positie van kinderen en hun ouders. Op basis van inventariserend onderzoek worden dilemma’s, behoeften en vragen uit de breedte van de praktijk van jeugdzorg verzameld en gebundeld. Dit voedt het actieonderzoek waarin gewerkt wordt aan alternatieve aanpakken waarin ruimte is voor gezamenlijke besluitvorming met jongeren en ouders. Deze aanpakken komen voort uit een pedagogisch perspectief en dragen bij aan recht doen aan het kind. Op deze manier kan een stap worden gezet in het ontwikkelen van evidence based pedagogische aanpakken die bijdragen aan het verminderen van repressieve en beperkende maatregelen (drang en dwang) in de zorg.
Samen spelen is essentieel voor de fysieke, sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Daarbij is buiten spelen de belangrijkste bijdrager aan een fysiek actieve leefstijl met positieve effecten op de algehele gezondheid, met doorwerking naar de volwassen leeftijd. Helaas spelen kinderen met een lichamelijke beperking weinig buiten, gehinderd door zowel fysieke (zoals ontoegankelijke en onbruikbare speelplekken) als sociale barrières (zoals moeilijk om contact te maken, buitengesloten worden). Dit heeft een grote impact op het leven van kinderen met een beperking. Zij voelen zich dan ook vaak eenzaam. Dit staat haaks op artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag waarin gesteld wordt dat óók kinderen met een beperking mee moeten kunnen doen. Kinderfysiotherapeuten en kinderergotherapeuten (kindertherapeuten) kunnen een belangrijke rol spelen in het faciliteren van inclusief (samen) buiten spelen, maar het ontbreekt hen aan praktische handvatten. Een vraagarticulatieproces bestaande uit negen jaar onderzoek van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de Hogeschool Utrecht en haar partners, aangevuld met interviews, focusgroepen en enquêtes gecombineerd met evidentie uit de state-of-the-art leidde tot de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kunnen we kindertherapeuten in staat stellen om inclusief buiten spelen te faciliteren bij kinderen (4-12 jaar) met beperkingen en hun ouders?” Op basis van participatief actie-onderzoek ontwerpen kindertherapeuten, kinderen (met en zonder beperking), ouders en andere stakeholders samen met onderzoekers en ontwerpers twee toolkits: één toolkit voor de fysieke context (met ontwerpideeën en richtlijnen voor de fysieke vormgeving van speelplekken) en één toolkit voor de sociale context (met gedragsmatige interventies, strategieën en instrumenten die kindertherapeuten kunnen inzetten bij kinderen en hun ouders). Hiertoe worden traditionele, systematische onderzoeksmethoden uit de zorg (zoals observatie a.d.h.v. gestandaardiseerde instrumenten en activiteitenmonitoring) en creatieve, generatieve onderzoeks- en ontwerpmethoden uit de ontwerpwereld (zoals design sprints, context mapping) continu complementair ingezet.