Het boek ontwikkelt in discussie met de sociologische traditie en met behulp van de ideaaltypische methode een integraal model van professionaliteit waarin de waardevolle kern, de innerlijke samenhang en de contextuele positionering centraal staan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de identiteit en de positie van professionals. Het model is geschikt als referentiekader voor reflectie op professioneel functioneren en voor onderzoek van professionele praktijken. Het boek is tegelijk goed toegankelijk en goed onderbouwd, en daarmee zowel interessant voor praktijkgerichte professionals als voor sociale wetenschappers.
LINK
Conclusie : Vertaald naar het nu kan gesteld worden dat het Europese erfgoed in het spirituele en culturele “Europese DNA” zit en dus niet aan actualiteit heeft ingeboet. Zo zijn de Griekse en Romeinse traditie en de Joods‐Christelijke wortels voor altijd terug te vinden in de oorsprong en ontwikkeling van ons onderwijs‐, rechts‐ en zorgsysteem. Schuman zag dit als de raison d’être28 van de Europese eenwording. Effectieve solidariteit tussen burgers en staten, een solidariteit geuit in concrete realiteiten was het motto van de eenwording en zou dit vanwege het blijvende karanter van het erfgoed ook nu nog zijn. Het actualiseren van het effectieve solidariteitsprincipe volgens Schuman zou niet ophouden bij Europa, maar zich uitstrekken tot buiten de Europese grenzen, omdat de menselijke waardigheid, kernbegrip van het spirituele erfgoed, aan het hele project ten grondslag ligt. Dit betekent het meewerken aan de opbouw van staten ook buiten Europa die het nodig hebben en in de mate dat ze het nodig hebben overeenkomstig het subsidiariteits‐ en solidariteitsprincipe om een menswaardig bestaan mogelijk te maken en te bestendigen, onrecht en armoede, de oorzaken van geweld, uit de wereld te helpen. Het zal in meer of mindere mate het openbreken van bestaande economische, politieke en culturele structuren met zich meebrengen, zoals de Schuman Verklaring dat indertijd heeft gedaan voor het Europese continent. Iets soortgelijks lijkt in zijn visie nu op wereldschaal nodig te zijn. De EU zou bij het volgen van Schumans denktrant, zich langzaam maar zeker open moeten stellen en in moeten zetten voor een steeds rechtvaardiger structuur van de boven‐continentale oftewel supra‐continentale, internationale orde die steeds meer vrede en veiligheid zal waarborgen, om niet te vervallen in een EU egocentrisme dat op den duur zowel de EU als de landen en continenten buiten Europa niet langer verdragen. In die zin zijn de huidige crises alarmsignalen die aangeven dat er een fundamentele paradigmashift gemaakt moet worden waarin de mens als persoon weer centraal komt te staan en solidariteit vandaaruit doordringt in economische, politieke en sociale structuren. Het globaliseren van de “sacraliteit van de menselijke waardigheid”. Tegelijkertijd blijft de rol van de mens, gemeente, regio en staat van essentieel belang, evenals die van het continent, zoals ook blijkt uit de volgende afsluitende citaten van Schuman: “Volgens onze opvatting is het Europese beleid totaal niet in strijd met het vaderlandslievend ideaal dat we allen delen [...] de natie vervult een belangrijke rol voor zijn eigen burgers , maar heeft ook, en in even grote mate, een rol tegenover de andere landen. Het kan zich daarom niet in de eerste van deze twee rollen terugtrekken. [...]
DOCUMENT
Het onderliggende document is een overzicht van het Europees Referentiekader (ERK) zoals aangepast voor gebarentalen. Het bevat een kort overzicht van het ERK met een aantal punten waar specifiek aandacht aan besteed is zodat de richtlijnen van het RK (ook) van toepassing zijn op het leren van gebarentalen als tweede taal en het meten van de gebarentaalvaardigheden. Voorts worden descriptoren uitgebreid beschreven, waarbij het vaak letterlijke teksten van de Nederlandse versie van de Nederlandse Taalunie (2008) zijn overgenomen en/of aangepast (met toestemming). Bij het aanpassen is tevens gebruik gemaakt van een Ierse versie van het ERK voor gebarentalen (Leeson & Byrne-Dunne, 2009
DOCUMENT
Dit artikel behandelt het concept Maincontracting als referentiekader voor contracten in de vastgoedsector.
DOCUMENT
Als opbrengst van het project verbreding techniek basisonderwijs [VTB] hebben rond 2010 ruim 2500 basisscholen wetenschap en techniek opgenomen in hun curriculum. Daarnaast zien we dat ook steeds meer scholen die niet aan het VTB-project deelnemen door het "virus" aangestoken worden en hun onderwijs programma aanpassen. Het is wenselijk om heldere maatstaven en criteria (benchmarks) te ontwikkelen die scholen ondersteunen bij het vaststellen van de kwaliteit van hun wetenschap-en techniekonderwijs. Dit betekent dit dat voor het vaststllen van de kwaliteit van invoering van wetenschap en techniek aandacht moet gegeven worden aan de kwaliteit van de onderwijsdoelen, gebruikte materialen, werkvormen en toetsing. Daarbij is het fundamenteel om vast te stellen hoe het onderwijsconcept en de kwaliteiten (kennis, vaardigheden en attitude) van de individuele leraar daarbinnen een plek hebben.
DOCUMENT
In deze voordracht schetst Esther Schaareman hoe ze in de 25 jaar dat ze kunstvakken gaf in het voortgezet onderwijs ‘de leefwereld en het referentiekader van haar leerlingen zo goed als ze kon als uitgangspunt nam om de inhoud en de pedagogiek van haar lessen bij ze te laten aansluiten. En hoe dit (alles) aansluit bij haarpromotieonderzoek. en hoe dat een permanente zoektocht is en blijft.
DOCUMENT
Bijdrage aan een debat over het effect van het gebruik van het kader van tien tijdvakken (ontworpen door Wilschut e.a., gepubliceerd in 2001, en in gebruik in het geschiedenisonderwijs vanaf 2007). Onderzoek gepubliceerd door Wilschut in Beelden van tijd (2011) maakt aannemelijk dat het gebruik van zo’n tijdvakkenkader een positief effect heeft op de oriëntatie van leerlingen in de tijd. Dit artikel is een reactie op een aantal eerder in Kleio gepubliceerde artikelen waarin de waarde van het Beelden van tijd-onderzoek in twijfel getrokken wordt.
DOCUMENT
Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) onderzoekt sinds 2020 op welke wijze leernetwerken kunnen bijdragen aan diversiteitsensitief werken in de zorg. In deze publicatie kun je de tussentijdse resultaten vinden van het lopende onderzoek. De meeste professionals in de zorg weten dat het werken met cliënten, die een ander referentiekader hebben dan de professional, extra aandacht vraagt. Toch is het geen vanzelfsprekendheid om diversiteitsensitief werken duurzaam in de zorgorganisaties in te bedden. Cliënten hebben behoefte aan maatwerk en dat is terug te zien in een toename aan zorgorganisaties die zich specifiek richten op cliënten met een migratieachtergrond. De publicatie kan gedownload worden via de website van het Kennisplatform Integratie & Samenleving: https://www.kis.nl/publicatie/diversiteitsensitief-werken-de-zorg
MULTIFILE
Op verzoek van de HBO-raad heeft Marco Snoek de eindredactie gehad over een gemeenschappelijk referentiekader voor alle HBO masters op het terrein van onderwijs. Dit referentiekader is een gemeenschappelijk vertrekpunt voor de verdere ontwikkeling van educatieve masters. Op basis van dit referentiekader hebben Marco Snoek en Peter Teune een invulling gemaakt voor een nieuw te ontwikkelen master Leren & Innoveren en een competentie-profiel ten behoeve van deze master ontwikkeld. De eindproducten zijn verschenen in de bijlagen van de publicatie ‘Kwaliteit vergt Keuzes’ van de HBO-raad (vanaf pagina 76)
DOCUMENT
Kun je zeggen dat studenten “recht hebben” op geschiedenis? Ik vind van wel. De geschiedenis van hun toekomstige beroep hoort thuis in het curriculum van MWD, SPH, CMV, SJD, CT, HRM en Pedagogiek. Zeven colleges is echt het minimum. Dat heb je nodig om het ontstaan, de ontwikkeling en de veranderingen in het sociale beroepenveld in de historische, maatschappelijke en veranderende context uit te leggen. In vogelvlucht en daarbij kun je lijnen trekken naar de actualiteit. Met deze colleges, met studieopdrachten, onder andere met behulp van de Canon Sociaal Werk, en het bestuderen van een handboek, verwerven studenten een kennisbasis en een referentiekader (www.canonsociaalwerk.eu1; Bijlsma & Janssen, 2010; Van der Linde, 2010). Een voorwaarde hiervoor is wel dat het onderdeel wordt afgesloten met een kennistoets. Kennis die niet getoetst wordt, hoeft niet geleerd te worden. Dat weet elke student. Op deze kennisbasis kan in andere lessen worden voortgebouwd. Werkterreinen als jeugdzorg, gehandicaptenzorg, huiselijk geweld, maatschappelijke opvang, ouderenwerk, schuldhulpverlening, jongerenwerk, opbouwwerk hebben elk een fascinerende en leerzame geschiedenis. Binnen de hbo opleidingen staat de geschiedenis van de eigen beroepen en werkterreinen niet vanzelfsprekend in het curriculum. Enkele opleidingen hebben het vak in ere gehouden. De meeste hebben de geschiedenis geschrapt: “verleden tijd”. Of het is ooit geïntegreerd in een methodiek-onderdeel en daar geleidelijk verdwenen
DOCUMENT