Dit document presenteert de metavisie ‘Gezonde relaties, beter voor Zwolle’ ontwikkeld door en voor professionals in Zwolle, op basis van een gezamenlijke visie en werkwijze die het ‘Zwols model’ wordt genoemd. Deze relationeelsystemische metavisie is ontworpen door een werkgroep en ondersteund met ontwikkelonderzoek. De metavisie wordt gedeeld met alle betrokken professionals rondom het bevorderen van duurzame relaties en scheiden zonder schade. De focus van het Zwols model ligt op een preventieve, gezamenlijke gerichtheid van professionals en het brede netwerk van betrokkenen op duurzame relaties en de-escaleren. De geformuleerde metavisie is gebaseerd op interviews die gehouden zijn bij ervaren relatietherapeuten en scheidingsdeskundigen en is vervolgens door professionals in focusgroepen onderschreven. Het unieke van dit Zwolse model is de reflectie en samenwerking die het van professionals vraagt om de metavisie inhoud te gaan geven in de complexe praktijk. Door het samen uitwerken van de visie in leergemeenschappen is het versterkt mogelijk om te bewegen naar gezonde relaties.
DOCUMENT
Inleiding In het vorige hoofdstuk hebben we de ondernemendheid van welzijnswerkers en wijkopbouwers besproken. In dit hoofdstuk nemen we de ondernemendheid van maatschappelijke werkers onder de loep. Aangezien beide beroepsgroepen in hun dagelijkse werk geconfronteerd worden met vergelijkbare omstandigheden en invloeden –te denken valt aan WMO, WNS, marktwerking & concurrentie, bezuinigingen, reorganisaties, afslankingen en ontslagen- zullen we vooral inzoomen op de meest in het oogvallende aspecten van de maatschappelijke werkers en hun pogingen ondernemendheid aan de dag te leggen. Kenmerkend voor het werk van maatschappelijk werkers is de uitgesproken één-op-één-relatie met cliënten terwijl het werk van welzijnswerkers en vooral wijkopbouwwerkers vooral op collectiviteiten, op groepen van mensen, is gericht. Te denken valt hierbij aan bewoners van een bepaalde buurt, aan wie bepaalde gezamenlijke activiteiten wordt aangeboden (Nederlandse les, leren fietsen, samen zwemmen). Bij maatschappelijk werkers is het startpunt in beginsel de individuele behoefte of problematiek. Deze overwegende individuele relatie vindt plaats binnen één van de werkgebieden van Maatschappelijk Werk: algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadswerk, SHV en ouderenwerk. In dit hoofdstuk volgen we Moniek op de voet. Zij is algemeen maatschappelijk werkster, 53 jaar oud en zij woont en werkt in Rommeldam. In onderstaande interviewreportage leren wij haar en haar werk kennen. Samen gaan we op zoek naar de mogelijkheden en de belemmeringen in haar dagelijkse werk om ondernemend aan de slag te gaan.
DOCUMENT
Een verkennend onderzoek in Amsterdam, Haarlem en Rotterdam. Amsterdam, Haarlem, Rotterdam. Ard is mede auteur. In deze verkenning wordt een systematisch beeld opgebouwd van de sociale infrastructuur in drie steden, gericht op jeugdigen. Ook word gekeken in hoeverre deze infrastructuur ‘op papier’ toegankelijk en bereikbaar is.
DOCUMENT
Dit onderzoek laat zien hoe in de steden Amsterdam, Haarlem en Rotterdam na de transitie van het sociaal domein structuur is gegeven aan de zorg voor en ondersteuning van jongeren van 12 tot 23 jaar en welke rol wijkteams daarin vervullen. Per stad zijn ook vergelijkenderwijs verschillen en overeenkomsten naar voren gebracht, waaronder fricties en aandachtspunten die zich in beleid en uitvoering voordoen. De inzichten uit dit onderzoek hebben een basis geboden voor het vervolgonderzoek Ondersteuning Jeugd in Overgang naar Volwassenheid dat van 2017-2022 is uitgevoerd met RAAK-Pro financiering van Stichting Innovatie Alliantie (SIA).
MULTIFILE
Verkenning van het domein ‘Reclassering’: Een beschrijving van enkele kenmerken van de sector ‘Reclassering’, ten behoeve van het onderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’. Het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht ontwikkelde voor verschillende domeinen binnen het werkveld gedwongen kader de ‘alliantiemonitor in (semi)gedwongen kader’. Dit instrument biedt professionals en cliënten een handvat om te spreken over hun beleving van de onderlinge doelgerichte samenwerking, met als doel deze samenwerking te verbeteren. In het vervolgonderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’ wordt bij cliënten en professionals nagegaan hoe zij het werken met de Alliantiemonitor Gedwongen Kader ervaren en of het gebruik hiervan bij kan dragen aan een beter verloop van het traject. Het gebruik van de monitor wordt getoetst bij cliënten en professionals in de reclassering, de jeugdbescherming, de arbeidstoeleiding en de woonbegeleiding. Om de verschillen en overeenkomsten in de verschillende contexten beter te begrijpen is eerst een beknopte verkenning gedaan van de domeinen waarin het onderzoek plaatsvindt. Dit zijn: reclassering, jeugdbescherming, arbeidsintegratie, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening en reclassering België – Vlaamse Justitiehuizen. De opbouw van de tekst per sector is als volgt. Eerst is er een algemene beschrijving van de sector, waarin onder meer de omvang en de grootste opgaven aan bod komen. Daarna volgt een beschrijving van de organisaties binnen de sector waar de ontwikkeling van de alliantiemonitor zal plaatsvinden, hoe deze organisaties werken, en wat de kenmerken zijn van de huidige samenwerking tussen professional en cliënt. Bijvoorbeeld: hoe vaak zien ze elkaar, welke regels zijn van toepassing op de samenwerking en welke discretionaire ruimte heeft de professional in de begeleiding?
DOCUMENT
Hoofdstuk 4 van 'Domeinbeschrijvingen Werken in (semi)gedwongen kader'. Verkenning van het domein ‘Maatschappelijke opvang’: Een beschrijving van enkele kenmerken van de sector ‘Maatschappelijke opvang’, ten behoeve van het onderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’. Het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht ontwikkelde voor verschillende domeinen binnen het werkveld gedwongen kader de ‘alliantiemonitor in (semi)gedwongen kader’. Dit instrument biedt professionals en cliënten een handvat om te spreken over hun beleving van de onderlinge doelgerichte samenwerking, met als doel deze samenwerking te verbeteren. In het vervolgonderzoek ‘Meerwaarde gebruik alliantiemonitor in (semi) gedwongen kader’ wordt bij cliënten en professionals nagegaan hoe zij het werken met de Alliantiemonitor Gedwongen Kader ervaren en of het gebruik hiervan bij kan dragen aan een beter verloop van het traject. Het gebruik van de monitor wordt getoetst bij cliënten en professionals in de reclassering, de jeugdbescherming, de arbeidstoeleiding en de woonbegeleiding. Om de verschillen en overeenkomsten in de verschillende contexten beter te begrijpen is eerst een beknopte verkenning gedaan van de domeinen waarin het onderzoek plaatsvindt. Dit zijn: reclassering, jeugdbescherming, arbeidsintegratie, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening en reclassering België – Vlaamse Justitiehuizen. De opbouw van de tekst per sector is als volgt. Eerst is er een algemene beschrijving van de sector, waarin onder meer de omvang en de grootste opgaven aan bod komen. Daarna volgt een beschrijving van de organisaties binnen de sector waar de ontwikkeling van de alliantiemonitor zal plaatsvinden, hoe deze organisaties werken, en wat de kenmerken zijn van de huidige samenwerking tussen professional en cliënt. Bijvoorbeeld: hoe vaak zien ze elkaar, welke regels zijn van toepassing op de samenwerking en welke discretionaire ruimte heeft de professional in de begeleiding?
DOCUMENT
Dit document presenteert het onderzoek naar de werkwijze van het Relatie-en Scheidingsteam Zwolle (RSTZ) en de ontwikkeling van een triage-instrument, de Systemische Zwolse vragenlijst.In dit onderzoeksverslag wordt ingegaan op de werkzame factoren van het Relatie- en Scheidingsteam Zwolle, alsmede op de functie van het ontwikkelde triage-instrument. Met de benadering van het RSTZ wordt een paradigmashift gerealiseerd ten aanzien van escalerende strijdproblematiek, omdat de focus van de begeleiding zich verlegt van het probleem,- met oordelen over wat ouders niet zouden moeten doen, naar de oplossing; waarbij het gaat om de interactie, gezonde processen, het versterken van veerkracht, flexibiliteit en het opbouwen van vertrouwen in zichzelf en elkaar. Hierbij is aandacht voor de stress en pijn die ouders ervaren en die hen vaak het zicht belemmert op hoe het anders kan. Deze verandering in houding en aanpak lijkt gezien de onderbouwing in de literatuur onderdeel van een landelijke tendens, die in het RSTZ concreet wordt gemaakt. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het RSTZ het lukt om conflicten minder hoog op te laten lopen. Dit geeft in het algemeen hoop dat een andere benadering langdurige conflicten en complexe scheidingen kan verminderen.
DOCUMENT
In dit artikel beschrijven we eerst op grond van de literatuur de achtergrond van de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Vervolgens beschrijven we ons dossieronderzoek, met als doel inzicht te creëren in de wisselwerking tussen mogelijke onderliggende risicofactoren in de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Daarnaast geven we op grond van interviews met zowel professionals als cliënten weer welke belemmeringen worden ervaren in de begeleiding van cliënten ten aanzien van financiën en wat zij hierin nodig hebben. Deze inzichten in de relatie tussen schulden en delictgedrag, mogelijke onderliggende risicofactoren en de ondersteuning die cliënten hierbij nodig hebben, kunnen concrete handvatten bieden aan professionals om cliënten adequaat te begeleiden bij financiële problematiek.
DOCUMENT
Jaarlijks keren circa 30.000 justitiabelen terug naar de samenleving. De reclassering houdt op een deel van hen toezicht, met als doel recidivekansen verminderen en maatschappelijke re-integratie bevorderen. Reclasseringswerkers boeken in de praktijk met hun cliënten veelal vooruitgang op domeinen zoals wonen, werk en relaties. Deze wordt echter vaak tenietgedaan door complexe schuldsituaties waarin cliënten verkeren; hetzij direct doordat cliënten bijvoorbeeld stelen om te kunnen leven, hetzij indirect doordat financiële problematiek cliënten zo in beslag neemt dat er geen ‘ruimte’ is voor werken aan gedragsverandering. Kortom, financiële problematiek is een belangrijk probleem. Reclasseringswerkers missen echter handvaten om cliënten te begeleiden bij financiële problematiek, en bij gebrek aan eenduidige methodische aanpakken zoeken zij hun eigen weg.1 Ook vanuit de literatuur is financiële problematiek bekend als criminogene factor, maar is weinig bekend over de interactie tussen schulden en criminaliteit en de factoren die daarbij een rol spelen. Zowel de praktijk als de theorie vraagt dus om onderzoek dat meer inzicht biedt in de complexiteit van financiële problematiek onder reclasseringscliënten en dat werkers bovendien concrete handvaten kan bieden om cliënten beter te begeleiden bij financiële problematiek.
DOCUMENT
Op 4 december 2014 vond de 3e bijeenkomst plaats van de zogenaamde Politiekring: een bijeenkomst van wetenschappers (van uiteenlopende disciplines) en de DG Politie (met vertegenwoordigers van zijn directoraatgeneraal), waarin vrijelijk van gedachten wordt gewisseld over uitdagingen voor de politie. De kring staat onder voorzitterschap van Job Cohen. De bijeenkomst stond dit keer in het thema van de relatie overheid- particulieren. De aftrap tot de discussie werd gevormd door de paper.
DOCUMENT