‘Practitioner research’, ofwel onderzoekend werken, door HRM’ers in de eigen werkpraktijkkan een krachtig instrument zijn om binnen organisaties meer kennis te creëren overde effectiviteit van HRM-beleid en –interventies en is mogelijk een manier om het gattussen HR-wetenschap en de HR-praktijk te verkleinen. Dit artikel is een eerste aanzetom inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op de intentie om onderzoekendte werken en gaat in op de randvoorwaarden die van belang zijn om binnen de HRMpraktijkonderzoekend werken als leerinstrument in te zetten. Dit gebeurt aan de handvan een evaluatie van twee trajecten waarbij HRM’ers onder begeleiding zelf onderzoek hebben uitgevoerd in hun eigen werkpraktijk.
Samenvatting:Bij het evalueren van gezondheidsbevordering is het van belang de beoogde doelgroep erbij te betrekken. In de praktijk wordt participatieve evaluatie echter nog onvoldoende ingezet. Om professionals te helpen de doelgroep bij de evaluatie te betrekken werd hiervoor in het kader van de JOGG-aanpak (Gezonde Jeugd, Gezonde Toekomst, voorheen: Jongeren Op Gezond Gewicht) een instrument ontwikkeld. Hoewel het samen met de JOGG-professionals is ontwikkeld, bleek dit instrument niet goed aan te sluiten bij hun behoeften. In dit artikel reflecteren we op hoe dit komt en delen we de geleerde lessen. Ongelijkwaardige samenwerking tussen onderzoekers en professionals heeft er aan bijgedragen dat praktijkbehoeften onvoldoende in het evaluatie-instrument zijn meegenomen. Daarnaast ervaren professionals zelf verschillende uitdagingen bij participatieve evaluatie, omdat de context waarin zij werken hen hierin onvoldoende faciliteert.Abstract: Participation of the target group is important in evaluating health promotion. However, in practice the use of participatory evaluation is still limited. To support professionals within the JOGG (Healthy Youth, Healthy Future, previously Youth At a Healthy Weight) rogramme with participatory evaluation a tool was developed. Although this tool was developed with professionals, it did not meet their needs. In this article we reflect on the development of the tool and share lessons learned. Unequal collaboration between researchers and professionals may have contributed to the needs of professionals being insufficiently taken into account. Additionally, professionals themselves experience challenges with participatory evaluation, because the context in which they work does not facilitate participatory evaluation.
Vanuit Fontys Hogescholen wordt veel onderzoek gedaan, met name door onderzoekers van de verschillende lectoraten. Vanzelfsprekend worden er binnen deze onderzoeken veel data verzameld en verwerkt. Fontys onderschrijft het belang van zorgvuldige omgang met onderzoeksdata en vraagt daarom van onderzoekers dat zij hun Research Data Management (RDM) op orde hebben. Denk hierbij aan veilige opslag en duurzame toegankelijkheid van data. Maar ook (open access) publiceren en archiveren van onderzoeksdata maken onderdeel uit van RDM. Hoe je hier als onderzoeker invulling aan geeft kan soms best een zoektocht zijn, mede doordat nog niet iedereen even bekend is met het onderwerp RDM. Met dit boek hopen we onderzoekers binnen Fontys de belangrijkste informatie te bieden die nodig is om goed invulling te geven aan Research Data Management en daarbij ook te wijzen op de ondersteuning die op dit gebied voorhanden is.
The transition towards an economy of wellbeing is complex, systemic, dynamic and uncertain. Individuals and organizations struggle to connect with and embrace their changing context. They need to create a mindset for the emergence of a culture of economic well-being. This requires a paradigm shift in the way reality is constructed. This emergence begins with the mindset of each individual, starting bottom-up. A mindset of economic well-being is built using agency, freedom, and responsibility to understand personal values, the multi-identity self, the mental models, and the individual context. A culture is created by waving individual mindsets together and allowing shared values, and new stories for their joint context to emerge. It is from this place of connection with the self and the other, that individuals' intrinsic motivation to act is found to engage in the transitions towards an economy of well-being. This project explores this theoretical framework further. Businesses play a key role in the transition toward an economy of well-being; they are instrumental in generating multiple types of value and redefining growth. They are key in the creation of the resilient world needed to respond to the complex and uncertain of our era. Varta-Valorisatielab, De-Kleine-Aarde, and Het Groene Brein are frontrunner organizations that understand their impact and influence. They are making bold strategic choices to lead their organizations towards an economy of well-being. Unfortunately, they often experience resistance from stakeholders. To address this resistance, the consortium in the proposal seeks to answer the research question: How can individuals who connect with their multi-identity-self, (via personal values, mental models, and personal context) develop a mindset of well-being that enables them to better connect with their stakeholders (the other) and together address the transitional needs of their collective context for the emergence of a culture of the economy of wellbeing?
In greenhouse horticulture harvesting is a major bottleneck. Using robots for automatic reaping can reduce human workload and increase efficiency. Currently, ‘rigid body’ robotic grippers are used for automated reaping of tomatoes, sweet peppers, etc. However, this kind of robotic grasping and manipulation technique cannot be used for harvesting soft fruit and vegetables as it will cause damage to the crop. Thus, a ‘soft gripper’ needs to be developed. Nature is a source of inspiration for temporary adhesion systems, as many species, e.g., frogs and snails, are able to grip a stem or leave, even upside down, with firm adhesion without leaving any damage. Furthermore, larger animals have paws that are made of highly deformable and soft material with adjustable grip size and place holders. Since many animals solved similar problems of adhesion, friction, contact surface and pinch force, we will use biomimetics for the design and realization of the soft gripper. With this interdisciplinary field of research we aim to model and develop functionality by mimicking biological forms and processes and translating them to the synthesis of materials, synthetic systems or machines. Preliminary interviews with tech companies showed that also in other fields such as manufacturing and medical instruments, adjustable soft and smart grippers will be a huge opportunity in automation, allowing the handling of fragile objects.
De Noordelijke provincies staan als gevolg van onder andere selectieve bevolkingskrimp, de noodzaak van verduurzaming van de woningvoorraad en de door aardbevingen veroorzaakte schade de komende jaren voor een grote ruimtelijke planningsopgave. Tegelijkertijd treedt in 2022 de Omgevingswet in werking. Deze wet vervangt grote delen van het omgevingsrecht en moet de huidige vaak complexe, langdurige en kostbare procedures voorkomen door een efficiënter en eenvoudiger systeem van ruimtelijke planning te introduceren. Binnen dit nieuwe systeem is burgerparticipatie één van de speerpunten. De wetgever wil de burger eerder en meer betrekken bij het maken van ruimtelijke plannen om zo de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Echter zijn die burgers zelf niet of nauwelijks bij de vormgeving van deze burgerparticipatie betrokken geweest en ook bestaande onderzoeken richten zich met name op de visie van de overheid. Dit onderzoek betrekt juist de burger en onderzoekt welke wijze(n) van burgerparticipatie volgens zowel de gemeenten als de burgers uit door aardbevingen getroffen dorpen de meest doeltreffende wijze is om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Daarmee past het onderzoek binnen de thema’s Aardbevingen en Leefbaarheid van het Kenniscentrum Noorderruimte en sluit het aan bij lopend onderzoek binnen het lectoraat Leefomgeving in Transitie. Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van mixed methods waarbij documentanalyse, literatuuronderzoek, paneldiscussies en interviews worden ingezet en leidt tot publicaties, bijdragen aan het onderwijs van de Hanzehogeschool Groningen en aanbevelingen richting gemeentebesturen. De centrale vraag luidt: Op welke wijze(n) kunnen diverse vormen van burgerparticipatie uit de Omgevingswet volgens gemeenten en bewoners het meest doeltreffend worden geïmplementeerd om de ruimtelijke kwaliteit en daarmee de leefbaarheid in dorpen in het Groningenveld zoveel als mogelijk en op een duurzame wijze te verhogen?