Falls are common after stroke. This article presents a literature review of the incidence and risk factors of falls and the consequences for professionals working with stroke patients. It is important to consider the specific problems after stroke. Depression and cognitive impairments were found to be risk factors for fall incidents after stroke. In the relevant literature many different risk factors and circumstances are described. When patients move from bed to chair, walk to the bathroom and the first few days after the patient is discharged to another setting, - all these circumstances showed high percentages of falling. A fall during hospital stay is a significant risk factor for future fall incidents. A reliable index to measure the fall risk is not (yet) available. But scores on the Barthel Index and the Timed-Up-and-Go test can be used as fall risk indicators. Fear of falling is an important complication after a fall and therefore it is recommended prior to discharge to inquire about the patients self efficacy in maintaining balance. Few intervention studies use the number of falls as an outcome measure. Exercising balance following a mass training protocol seems to diminish the risk of falling.
DOCUMENT
The promotor was Prof. Erik Jan Hultink and copromotors Dr Ellis van den Hende en Dr R. van der Lugt. The title of this dissertation is Armchair travelling the innovation journey. ‘Armchair travelling’ is an expression for travelling to another place, in the comfort of one’s own place. ‘The innovation journey’ is the metaphor Van de Ven and colleagues (1999) have used for travelling the uncharted river of innovation, the highly unpredictable and uncontrollable process of innovation. This research study began with a brief remark from an innovation project leader who sighed after a long and rough journey: ‘had I known this ahead of time…’. From wondering ‘what could he have known ahead of time?’ the immediate question arose: how do such innovation journeys develop? How do other innovation project leaders lead the innovation journey? And could I find examples of studies about these experiences from an innovation project leader’s perspective that could have helped the sighing innovation project leader to have known at least some of the challenges ahead of time? This dissertation is the result of that quest, as we do know relatively little how this process of the innovation project leader unfolds over time. The aim of this study is to increase our understanding of how innovation project leaders lead their innovation journeys over time, and to capture those experiences that could be a source for others to learn from and to be better prepared. This research project takes a process approach. Such an approach is different from a variance study. Process thinking takes into account how and why things – people, organizations, strategies, environments – change, act and evolve over time, expressed by Andrew Pettigrew (1992, p.10) as catching “reality in flight”.
MULTIFILE
Doelstelling: In kaart brengen van de risicofactoren voor het ontwikkelen van binoculaire diplopie na conventionele monovisie door middel van contactlenzen of refractiechirurgie bij presbyopen. Methode: Voor deze literatuurstudie is in maart 2017 gezocht in databanken Pubmed, ScienceDirect en Google Scholar. Artikelen zijn geïncludeerd als binoculaire diplopie door monovisie wordt beschreven. Alle patiënten die worden weergegeven in deze artikelen zijn ouder dan 40 jaar en hebben monovisie door middel van contactlenzen of refractiechirurgie. De resultaten beschrijven de oorzaken van de binoculaire diplopie, de voorgeschiedenis van de patiënt met betrekking tot strabismus en de hoogte van additie. Onderscheid wordt gemaakt tussen contactlensdragers en patiënten die refractiechirurgie hebben ondergaan. Resultaten: In deze literatuurstudie zijn zes artikelen verwerkt. Uit deze artikelen zijn 35 patiënten met binoculaire diplopie meegenomen in dit onderzoek, vijftien patiënten met contactlens geïnduceerde monovisie en twintig patiënten met refractiechirurgie geïnduceerde monovisie. De oorzaken van binoculaire diplopie (decompensatie van een heteroforie, een intermitterend strabismus die constant wordt, een verworven heterotropie, decompensatie van een N IV parese en fixation switch diplopie) geven geen grote verschillen in aantal patiënten. Een additie hoger dan twee dioptrie komt meer voor in deze patiëntengroep met binoculaire diplopie dan een lagere additie. Een positieve voorgeschiedenis met betrekking tot strabismus komt meer voor dan een negatieve voorgeschiedenis. Relevante verschillen tussen contactlensdragers en patiënten die refractiechirurgie hebben ondergaan zijn niet gevonden. Conclusie: Vanwege het gebrek aan consistente data is meer onderzoek nodig voor significante resultaten.
DOCUMENT
Aanleiding Hoe effectief zijn de chronische pijnprogramma's, vooral op de lage termijn? Die vraag leeft bij een aantal revalidatiecentra in Nederland. De revalidatiecentra behandelen patiënten met chronische musculoskeletale pijn. Veel van de patiënten hebben of krijgen te maken met persoonlijk en maatschappelijk disfunctioneren. Programma's zijn met name gericht op het beïnvloeden en veranderen van het gedrag van patiënten, zodat ze in hun dagelijks leven beter met de pijn om kunnen gaan. Zelfmanagement speelt daarbij een belangrijke rol. Echter, patiënten met chronische pijnklachten zijn lang niet altijd trouw aan hun therapie en gaan ook niet altijd goed om met een terugval. Hulpverleners in chronische-pijnbehandelteams van revalidatiecentra en ziekenhuizen constateren dat een deel van hun patiënten zelfmanagement niet volledig kunnen bestendigen in het dagelijks leven. Doelstellingen Vanuit de beroepspraktijk is de volgende vraag geformuleerd: wat is het langetermijneffect van een chronische-pijnprogramma en zijn er strategieën te ontwikkelen om een eventuele terugval te voorkomen? Deze vraag is leidend in het RAAK-project SOLACE. Het start met een onderzoek naar het langetermijneffect van een revalidatieprogramma en meet de terugval van patiënten die een programma hebben gevolgd. Daarna worden strategieën ontwikkeld die gericht zijn op gedragsbehoud. Professionals, onderzoekers, studenten en docenten werken hierbij nauw samen. Om de effectiviteit van de strategieën in de praktijk te testen, wordt een pilot uitgevoerd. Boogde resultaten Het SOLACE-project verbindt het onderwijs- en onderzoeksveld met de beroepspraktijk door het samen ontwikkelen van strategieën die het vermogen tot zelfmanagement van patiënten met chronische pijn vergroten. Verspreiding van de opgedane kennis en ervaring vindt plaats via de verschillende projectpartners en hun netwerken. Denk aan intercollegiaal overleg, stages en fysiotherapeutische en pijngenootschappen. Daarnaast zullen de resultaten geïmplementeerd worden in het onderwijs van het Instituut voor Bewegingsstudies van de Hogeschool Utrecht.