Veel roc's hebben leiderschapsproblemen. Ze slagen er maar niet in een juiste balans te vinden tussen personeel, school en omgeving bij het uitvoeren van hun taken. Wat vooral ontbreekt is inspirerend schoolleiderschap. Eigen tijdse ideeen over onderwijs en leren worden binnen de school niet uitgedragen en bediscussieerd. Men komt er gewoon niet aan toe. Vooral de schaalvergrotingsoperaties van de afgelopen jaren zijn debet aan deze problematiek. De beheerskant van roc's is hierdoor in het centrum van de aandacht gekomen. De schaalvergroting dreigt hierdoor een doel op zicht te blijven in plaats van een middel om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. De auteur geeft denkgereedschap om het schoolleiderschap van roc's op een een nieuwe manier in te gaan vullen zodat er een betere balans ontstaat tussen externe eisen en interne ambities en competenties.
DOCUMENT
Boekbespreking. Het neoliberalisme houdt de gemoederen al bezig sinds de jaren tachtig, en niet voor niets. Het is een alomtegenwoordig en tegelijkertijd ongrijpbaar verschijnsel. Goed daarom dat de Foundation Critical Ethics of Care het initiatief heeft genomen om een viertal teksten van de Duitse politicoloog Thomas Biebricher te vertalen. Biebricher onderkent de diversiteit van het neoliberalisme maar weet desondanks toch een waardevolle werkdefinitie te formuleren: het ten dele revitaliseren en ten dele reviseren van de klassieke liberale agenda als reactie op een waargenomen crisis. In geval van een crisis onderzoekt het neoliberalisme met andere woorden vanuit de liberale beginselen wat gehandhaafd en wat aangepast kan worden. Soms wordt dan gekozen voor sociale interventies in de economie, en soms omgekeerd voor economische interventies in de samenleving. Professionals hebben vooral last van dat laatste: het invoeren van marktwerking, vaak met het oog op kostenbeheersing, waar een professionele organisatie van de arbeid zinvoller lijkt. Het boekje is een goede ingang voor wie, naast de vele goede literatuur over marktwerking, zich wil verdiepen in de rol van het neoliberalisme hierbij.
DOCUMENT
De herstructurering van verouderde bedrijventerreinen is op een zorgelijk laag pitje komen te staan. Provincies missen daarvoor de doorzettingsmacht. Wel komt de regionale samenwerking inmiddels beter op gang en vormen ook de genomen energiemaatregelen een lichtpunt.
DOCUMENT
De gevolgen van extreme hitte en droogte tussen 2018 en 2020, en het bijzonder natte voorjaar in 2024, illustreren de impact van klimaatverandering op Europese en Nederlandse bossen. De Landelijke Bossenstrategie beoogt nieuw bos aan te leggen en bestaande bossen te revitaliseren om hun weerbaarheid tegen klimaatextremen te verhogen. De realisatie van deze doelen loopt echter achter, voornamelijk door gebrek aan beschikbare ruimte voor bosaanleg en door een tekort aan het benodigde autochtone plantmateriaal. Slechts naar schatting 3% van de bomen en struiken in Nederland zijn van vermoedelijk autochtone oorsprong. Dergelijke populaties hebben zich langdurig kunnen aanpassen aan variabele klimaten, en zijn wellicht beter bestand tegen ziektes, plagen en extreme weersomstandigheden dan niet-autochtone herkomsten. Zij leveren daarom potentieel waardevol plantmateriaal voor de aanleg en revitalisering van nieuw en bestaand bos. Autochtone populaties van bomen en struiken komen vooral voor in en rond oude boskernen. Om die reden spelen deze landschapselementen een belangrijke rol in het behoud van de genetische diversiteit in Nederlandse bossen en worden gewaardeerd als “groen erfgoed”. Dit vraagt om beleid en beheerstrategieën om de aanwezige waarden in oude boskernen te behouden en te versterken. Dit project onderzoekt de klimaatbestendigheid van plantmateriaal uit oude boskernen via analyses van genetische diversiteit en klimaat-groeirelaties. De projectresultaten dragen bij aan de bescherming van oude boskernen en herkenning van de daarin aanwezige waarden. De ontwikkeling van concrete beheermaatregelen voor behoud en benutting van boom- en struikpopulaties in oude boskernen als bron voor plantmateriaal draagt bij aan realisatie van de doelen van de Landelijke Bossenstrategie. In het onderwijs is langdurige doorwerking van projectactiviteiten en resultaten gewaarborgd door de ontwikkeling van onderwijsmateriaal, de inrichting van een leerbos en integratie van het onderwerp in cursusmodules via excursies en studentenprojecten waarbij ingezette activiteiten worden gemonitord.
De Nederlandse overheid wil in 2050 een volledig circulaire economie bereiken. Met haar sterke rol als inkoper gaat ze diverse sectoren dwingen om producten circulair aan te bieden. De visie is om de geleerde lessen ook toe te passen in andere sectoren en zo de circulaire economie te versnellen. Kantoormeubilair is gedefinieerd als één van de eerste sectoren waarin geëxperimenteerd wordt met circulair inkopen. Levensduurverlenging door onderhoud en/of revitaliseren van bestaand meubilair staat daarbij centraal. Ahrend zet in op het revitaliseren van bestaand meubilair door het terugnemen en opwaarderen van oud meubilair. Dit meubilair is echter van oorsprong ontworpen voor lineair gebruik. Levensduurverlenging zal succesvoller zijn als daar vooraf in het ontwerp rekening mee is gehouden. Verschillende strategieën zijn samengevat in de circulariteitsladder en variëren van functieverandering tot recycling. Inzicht in de effectiviteit van designstrategieën voor circulair ontwerpen ontbreekt echter. d’Andrea&Evers is ontwerpbureau en adviseur voor circulair ondernemen. Wordlenig is een ontwerpbureau gericht op marktinnovatie. Beide zien in de ontwerppraktijk gebrek aan kennis hoe circulariteit afhangt van ontwerpkeuzes. Het is daarbij moeilijk om effecten van verschillende designstrategieën onderling te vergelijken. Met ontwerpend onderzoek gaan we in dit project daarom een kantoorstoel vanuit verschillende circulaire designstrategieën herontwerpen en vervolgens de circulaire verschillen inzichtelijk maken. Daarvoor gebruiken we milieu-impact analysen zoals LCA. Door het onderzoek uit te voeren als praktische design-casus, geven we inzicht in de uitdagingen van circulair ontwerpen voor product designers. De vraagstukken in deze sector, zijn de vraagstukken waar industrieel ontwerpers in andere sectoren later óók mee geconfronteerd worden. Het kennisverband voor circulair ondernemen, CIRCO, helpt daarom met disseminatie van de resultaten in andere sectoren. De onderzoeksvraag luidt: “Wat zijn voor industrieel ontwerpers de mogelijkheden en beperkingen van strategieën voor het circulair ontwerpen van producten en hoe kan het effect van die strategieën op de circulariteit onderling vergeleken worden?“
Voor ruim de helft van de Nederlandse jongeren vormt het vmbo-onderwijs een belangrijke fase in hun ontwikkeling richting beroep en samenleving. Interesse in en kennis van technologie kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een goede uitgangspositie voor maatschappelijke participatie en doorstroom naar vervolgonderwijs. Het is dan ook zorgwekkend dat, met name in de grootstedelijke omgeving en onder leerlingen met een migratieachtergrond, slechts een klein aandeel van de vmbo-leerlingen kiest voor bèta-technische vakken. Het vak techniek, dat werd ingevoerd bij de basisvorming, is inhoudelijk verouderd en wordt op veel scholen niet meer aangeboden. Techniek is daardoor niet meer herkenbaar in het vmbo-t-programma. Met steun van de landelijke stimuleringsregeling ‘Sterk Techniekonderwijs’ proberen Utrechtse vmbo-scholen techniek opnieuw op een aantrekkelijke manier in hun programma’s vorm te geven. Daarbij wordt de nadruk gelegd op ontwerp- en maakactiviteiten. De verwachting is dat dergelijke opdrachten met gebruikmaking van moderne maak-technologieën bijdragen aan blijvende interesse en betekenisvolle kennisintegratie. Bij het ontwikkelen van het vernieuwde technologieonderwijs rijzen diverse praktische en theoretische vragen. Het is duidelijk dat ontwerp- en maakactiviteiten enthousiasme oproepen, maar er is nog veel onduidelijk over de mogelijkheden om dergelijke activiteiten structureel in het vmbo-onderwijs in te bedden en over de ontwerpvereisten die nodig zijn om dergelijke activiteiten effectief te laten bijdragen aan de ontwikkeling van een blijvende interesse in techniek, technologische geletterdheid en de kennisbasis die nodig is voor vervolgonderwijs. In het hier voorgestelde project werken we samen met het Utrechtse Globe College, een voortrekker in het revitaliseren van het algemeen vormend techniekonderwijs, aan de beantwoording van deze vragen. Aansluiting bij landelijke ontwikkelingen en kennisdeling met regionale partners wordt gerealiseerd middels een klankbordgroep. In kortcyclisch ontwerpgericht onderzoek ontwikkelen we good-practices en ontwerpprincipes. Daarmee bieden we scholen, curriculumontwikkelaars en lerarenopleidingen concrete handvatten en theorie voor het vormgeven van aantrekkelijk en effectief ontwerp- en maakonderwijs.