Multidisciplinaire richtlijnen zijn niet meer weg te denken uit de gezondheidszorg. Richtlijnen ondersteunen evidence-based werken, waarbij de beste beschikbare wetenschappelijke literatuur wordt gecombineerd met de expertise van de professional en de expertise en voorkeuren van patiënten. Richtlijnen staan boven in de piramide van evidence (nog boven systematische reviews), maar dit gaat alleen op als het een richtlijn van goede kwaliteit betreft. Om de methodologische kwaliteit van een richtlijn te controleren, wordt de internationale standaard AGREE-II gebruikt. Dit gevalideerde instrument beoordeelt de kwaliteit van een richtlijn met 23 items in zes domeinen. Werken volgens richtlijnen is een middel om goede patiëntenzorg te kunnen leveren. De verpleegkundige en verpleegkundig specialist moeten echter aandacht hebben voor de kwaliteit van de richtlijn om de kwaliteit van de aanbevelingen op waarde te kunnen schatten.
LINK
Gemeenten hebben aangegeven voor hitte behoefte tehebben aan concrete richtlijnen voor een hittebestendigestad. In het RAAK-project ‘De hittebestendige stad’ zijn naaraanleiding van deze behoefte drie ontwerprichtlijnen voor eenhittebestendige inrichting van de buitenruimte opgesteld (ziekader). Deze voorgestelde richtlijnen zijn in het onderzoekconcreet met grenswaarden ingevuld (bijvoorbeeld 300 metertot een koele plek, of 40 % schaduw op loopgebieden).Gemeenten vinden de gekozen richtlijnen logisch en hebbenvooral nog vragen over de voorgestelde grenswaarden en deexacte definitie van koele plekken in de stad. Er is daaromnog een slag met gemeenten nodig om deze grenswaardenen ook de definitie van termen beter te onderbouwen. Het isimmers zo dat iedere gemeenten zelf keuzes dient te makenover wat zij hittebestendig vindt. Een goede lokale afwegingen onderbouwing is van belang.Het doel van dit praktijkonderzoek is om met meerderegemeenten de richtlijnen concreter uit te werken engemeenten handvatten te geven om zelf specifieke grenswaarden te kiezen. De verwachting is dat andere gemeenten bij een bredere onderbouwing makkelijker de voorgestelde richtlijnen grenswaarden overnemen of daar hun eigen specifieke invulling in kiezen. En dus concreet aan de slag kunnen met het hittebestendig inrichten van de buitenruimte. In dit onderzoek zijn de richtlijnen in de praktijk onderzocht door metingen, interviews foto’s en GIS analyse te combineren. Voor elke van de richtlijnen worden de methode, resultaten en aanbevelingen beschreven zodat de aanpak eenvoudig opschaalbaar is naar andere gemeenten.
DOCUMENT
Ruim tweederde van de sociale professionals heeft de impact van covid-19 als belastend ervaren. Ze zouden zich goed geholpen voelen met een ethische handreiking.
DOCUMENT
Artikel gepubliceerd in NTvG: Richtlijnen geven soms aan dat je iemands huidskleur of afkomst mee moet laten spelen bij de afwegingen over een behandeling. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de specifieke behandeladviezen voor ‘zwarte personen’ met hypertensie. Wij gingen na hoe bruikbaar dit onderscheid is in de Nederlandse situatie. Elders in het NTvG leest u dat onderscheid maken soms nodig is om goede zorg te verlenen.1 De NHG-standaard ‘Cardiovasculair risicomanagement’ adviseert, net als belangrijke internationale richtlijnen, om ‘zwarte personen’ met hypertensie bij wie geen duidelijke voorkeur is voor een specifiek antihypertensivum op basis van bijvoorbeeld zwangerschap, hartfalen of albuminurie, anders te behandelen dan niet-zwarte personen.2,3 Wij zochten uit hoe bruikbaar dit advies is in de Nederlandse spreekkamer. De term ‘zwart’ Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk om eerst terminologie te verhelderen. In de NHG-standaard wordt de term ‘zwarte personen’ gebruikt, maar wie zijn dat eigenlijk? Zijn dat alle mensen ‘van kleur’ (met een niet-witte huidskleur of identiteit), of gaat het dan om iedereen met huidtype 5 of 6 volgens de Fitzpatrick-indeling (5: diepbruin, verbrandt bijna nooit; 6: zeer donkerbruin tot zwart, verbrandt nooit)?
LINK
In dit rapport doen de onderzoekers verslag van de evaluatie van de proefinvoering van de conceptrichtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. In de periode 2012-2015 zijn veertien richtlijnen ontwikkeld en gedurende drie maanden in de praktijk uitgeprobeerd middels een proefinvoering.
DOCUMENT
Projecten die succesvol waren afgerond in het onderzoeksprogramma Tussen Weten en Doen van ZONMw konden een aanvraag doen voor een subsidie voor verdere verspreiding en implementatie van de resultaten. Op basis van een drietal criteria is een selectie gemaakt en zijn vijf projecten gekozen. Deze criteria waren: de aanwezigheid van een concreet product, een bestaande infrastructuur voor verdere verspreiding en implementatie en een actueel onderwerp. Deze geselecteerde projecten zijn een jaar lang met financiële ondersteuning van ZonMw begeleid en geëvalueerd op proces en productresultaten. Drie onderzoeksinstituten (Sciencia Kennistransfer GGZ, Lectoraat EBP van Fontys Hogeschool Verpleegkunde & UMC St, Radboud IQ Healthcare) hebben dit project gezamenlijk uitgevoerd. Tijdens dit project, het I(implementatie)-impulsproject, werden vijf richtlijnen (Smetten, Orale Mucositis, Misselijkheid en Braken, Omgaan met Jeuk en Vochtbeperking bij Hemodialyse) door 15 personen geïmplementeerd in 11 verschillende zorgorganisaties waaronder ziekenhuizen, thuiszorg en een verpleeghuis.
DOCUMENT
In alle fasen van het fysiotherapeutisch handelen speelt communicatie een belangrijkee rol. De KNGF richtlijnen geven in dit kader een aantal mogelijkheden tot interventie. In de richtlijnen staat ook dat de wijze waarop een persoon met zijn klachten omgaat afhankelijk is van specifieke kenmerken van de persoon. De persoongebonden factoren zijn hierbij een ordenend kader van waaruit met deze kenmerken rekening gehouden kan worden en waar nodig te beinvloeden. De uitgave is KNGF geaccrediteerd.
DOCUMENT
Duurzaamheidskansen en –bedreigingen, richtlijnen voor bedrijfsvoering bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt antwoord meegegeven op de vraag naar de inhoud van maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen. In hoofdstuk 1 gaat het over visies op duurzaam ondernemen. Concreet wordt ingegaan op de inhoud en betekenis van begrippen als maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaam ondernemen en stakeholder theorie. In hoofdstuk 2 staan maatstaven van duurzaam ondernemen centraal. In dit soort maatstaven, zoals duurzaamheidsrapportagerichtlijnen, inkooprichtlijnen van de overheid, en screeninginstrumenten van duurzaamheidsrating en -research bureaus, wordt veelal uitgegaan van een impliciete definitie van maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen.Het tweede deel gaat over de macro- en stakeholdersomgeving van duurzaam ondernemen. De macro-omgeving komt aan de orde in hoofdstuk 3. Het gaat hierbij vooral om mondiale ontwikkelingen op sociaal, ecologisch en economisch gebied. Maar ook om de verbanden tussen deze gebieden. In hoofdstuk 4 staat de stakeholdersomgeving centraal. Een eigenschap van stakeholders is dat zij invloed kunnen uitoefenen op de duurzaamheidsprestaties van bedrijven. In dit hoofdstuk passeren een aantal stakeholders de revue en wordt uitgelegd op welke manier zij invloed kunnen uitoefenen op de duurzaamheidsprestaties van bedrijven.In het derde en laatste deel wordt aandacht wordt besteed aan de zogenoemde duurzaamheidsrisicobenadering. Deze benadering houdt in dat bedrijven een strategische visie bepalen ten aanzien van duurzaam ondernemen. Vervolgens wordt onderzocht welke elementen uit de macro- en stakeholdersomgeving van belang zijn. Deze elementen zijn medebepalend voor het duurzaamheidsrisico, dat de winstgevendheid en maatschappelijk acceptatie van bedrijven beïnvloedt, maar ook het commitment ten aanzien van duurzame ontwikkeling niet ongemoeid laat. Bedrijven moeten het duurzaamheidsrisico zo goed mogelijk beheersen en over de resultaten moeten ze effectief communiceren. Al deze onderwerpen komen aan de orde in hoofdstuk 5.Overigens zijn in dit boek geen verwerkingsopdrachten opgenomen. Die zijn te vinden op de site www.duurzaamondernemen.noordhoff.nl. Ook voor aanvullend casusmateriaal, artikelen en verwijzingen naar websites, wordt naar deze site verwezen.
LINK
Klimaatverandering heeft wereldwijd een aanzienlijke impact en één van de gevolgen is de toename van hittestress in steden, wat een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de inwoners. Het voorkomen van hittestress en het bieden van plekken waar de bewoners verkoeling kunnen vinden wordt steeds urgenter. Vooral in dichtbevolkte wijken is weinig koelte te vinden in de buitenruimte. Wanneer je in een kleine woning woont, zonder een eigen tuin of balkon in de schaduw, is het belangrijk dat er in de nabijheid aantrekkelijke plekken zijn waar verkoeling te vinden is.Hiernaast spelen er tegelijkertijd ook andere belangrijke vraagstukken in wijken en buurten. In steden is een groeiende aandacht voor de noodzaak van een fysieke en sociale aanpak (een brede wijkaanpak) vooral in wijken met veel bewoners die zich in een kwetsbare positie bevinden (bijvoorbeeld op financieel vlak, qua gezondheid of qua sociaal contact). Deze kwetsbaarheid komt voor een groot deel overeen met kwetsbaarheid voor hittestress (zie kader). Gemeenten streven ernaar om deze uitdagingen in samenhang aan te pakken en verschillende opgaven met elkaar te verbinden. De aanleiding om ergens aan de slag te gaan kan bijvoorbeeld fysiek zijn, zoals een rioolvervanging of de aanleg van een warmtenet, maar opgaven zoals gezondheid, veiligheid en kansen voor ontmoeting zijn hier extra van belang. Bij een wijkaanpak hoort vaak ook de verbetering van de openbare ruimte, die op veel plaatsen van mindere kwaliteit is. Dit biedt kansen om deze ruimtes in te richten als aangename en koele plekken waar mensen graag naartoe gaan en waar ze op warme dagen kunnen vertoeven. Openbare plekken kunnen dan bijdragen aan een prettige leefomgeving waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten, kinderen kunnen spelen, waar voldoende schaduw bestaat om verkoeling te bieden en er bijvoorbeeld ook voldoende wateropvangcapaciteit is om wateroverlast na hevige regenbuien op te vangen.Het onderzoek ‘de Hittebestendige stad’ van de Hogeschool van Amsterdam (HvA - 2020) geeft een aantal richtlijnen voor gemeenten om voor koelte te zorgen. Een hiervan is de aanwezigheid van een koele plek in de directe omgeving van iedere woning. Maar wat zijn de eisen aan zo'n plek en wat maakt het ook een aangename plek om te verblijven? En wat zijn de mogelijke kansen en verbindingen van het voorzien in koelte voor bijvoorbeeld biodiversiteit, veiligheid en gezondheid van de bewoners? In dit onderzoek hebben we gekeken wat er al bekend is hierover, hoe gemeenten hier nu aan werken en wat mensen zelf belangrijk vinden voor een aangename, koele plek. Met dit onderzoek beogen we gemeenten verder duiding te geven in hoe zij dit kunnen realiseren, met richtlijnen en aandachtspunten als aanvulling op de bestaande richtlijnen.
DOCUMENT