Supply Chain Management (SCM) is een thema, waarover intussen al meer dan een decennium gediscussieerd wordt en waaraan een hoog rationaliseringspotentieel wordt toegeschreven. Het thema SCM geniet veel aandacht binnen de grote ondernemingen. Maar hoe staat het met de toepassing van Supply Chain Management binnen het MKB? Van algemene Supply Chains, de keten vanaf het aanleveren van grondstoffen tot aan de aflevering van het product bij de eindverbruiker, maken immers ook middelgrote en kleine bedrijven (MKB) deel uit. Maar het MKB beschikt vaak niet over de informatie en de capaciteiten om zich in voldoende mate met het thema bezig te houden. Natuurlijk zien we wel toepassingen van SCM-concepten binnen het MKB, maar dan zijn deze vaak opgelegd door grote spelers in de keten
Anno 2009 is ICT voor onze organisaties van vitaal belang geworden. Optimale inzet van ICT kan de wendbaarheid vergroten, zonder juiste sturingsgegevens is er geen optimale besluitvorming, het kunnen tracen van activiteiten leidt tot minder misbruik. Daarom moet de ICT maximaal en optimaal beschikbaar zijn. Dit artikel kijkt eerst, vanuit de bril van de manager van de klanten van ICT, naar hun besef van het risico, dat zij lopen met de afhankelijkheid van ICT. Hoe denken die klanten over het risico, dat ICT op enig moment niet beschikbaarheid is? Of dat het gebruik van ICT niet voldoende beschermd is? De gegevens niet goed genoeg zijn, of de steun die de ICT biedt niet adaptief genoeg? Vervolgens bespreekt het de maatregelen, die een organisatie kan nemen om deze risico's zo veel mogelijk te beperken.
MULTIFILE
Credit management neemt toe in belang. Oorzaken hiervan zijn onder meer de toenemende concurrentiedruk, nieuwe regelgeving zoals Basel II en de grotere focus op werkkapitaal in het kader van sturen op aandeelhouderswaarde. Publicaties over credit management richten zich overwegend op proces- en procedurebeschrijvingen, kredietwaardigheidsbeoordeling en auditingchecklists. Deze onderwerpen zijn ontegenzeggelijk relevant voor de analyse van credit management, maar vormen geen antwoord op de vraag hoe de control van credit management moet worden ingericht. In dit artikel wordt een praktische controlaanpak geïntroduceerd die gebaseerd is op het management control framework van Merchant en de verschillende typen kredietbeleid zoals omschreven door Wallis. Het resultaat is een aanpak die eenvoudig en praktisch toepasbaar is, geschikt is voor verschillende typen kredietbeleid en rekening houdt met verschillende typen controls.
Ondanks het feit dat er al een decennium lang een professionaliseringslag gaande is in de culturele sector - hetgeen onder andere leidde tot een governance code - verscheen er in 2019 een brandbrief waarin wordt gepleit voor de dringende noodzaak tot professionalisering van het strategische en financiële risicobeleid van podiumkunsten. Bij de gesprekken over de implementatie van de code bleek dat kennis over vormen van standaardisatie over financieel en strategisch beleid ontbreken. De zakelijk leiders geven aan dat zij niet beschikken over de kennis en de instrumenten om zowel het strategische als het financiële risicomanagement effectief te kunnen uitvoeren. Dit onderzoek stapt in deze lacune. Het doel is zakelijk leiders van podiumkunstinstellingen een instrumentarium te bieden dat hen in staat stelt strategische en financiële risico’s van hun organisatie te identificeren, te beheersen en bespreekbaar te maken in hun eigen organisatie. Het instrumentarium dient de zakelijk leiders tevens te helpen een balans te zoeken tussen enerzijds hun strategische en financiële risico’s en anderzijds hun artistieke en maatschappelijke risico’s. Het instrumentarium koppelt de iteratieve werkpraktijk van zakelijk leiders aan lange termijnbeleid. Daarvoor hebben we de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Hoe kunnen zakelijk leiders binnen de podiumkunstinstellingen in de cultuursector hun risicomanagement in het licht van organisatiecontinuïteit professionaliseren, zodat de balans tussen hun financiële en strategische risico’s enerzijds en hun artistieke en maatschappelijke risico’s anderzijds gewaarborgd blijft. We maken dit instrumentarium samen met zakelijk leiders en andere stakeholders, omdat we juist hun kennis van de praktijk willen verzamelen en gebruiken voor de ontwikkeling van het instrumentarium. De resultaten van dit onderzoek maken de invoering van professioneel en gestandaardiseerd risicomanagement door zakelijk leiders werkzaam binnen de podiumkunsten mogelijk. Het instrumentarium zorgt ervoor dat bestuur, financiers en creatieve professionals weten binnen welke financiële en continuïteitsrisico’s de organisatie de artistieke en maatschappelijke doelstelling(en) waarmaakt.
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.
De Nederlandse agrosector heeft te maken met sterke schaalvergroting, klimaatverandering, achteruitgang van bouwland door bodemverdichting van zware machines, teruglopende beschikbaarheid van arbeid en een strengere milieuwetgeving. Oplossingen worden gezocht in het gebruik van kleine, autonome machines (agrobots) die specifieke taken van boeren kunnen overnemen. Nederlandse machinebouwers als Lely spelen hierop in met melk-, voer- en mestruimrobots. De agrarische sector wil steeds efficiënter werken, haar productiviteit verbeteren en vraagt zodoende voortdurend om slimmere applicaties. Een toekomstbeeld waarbij samenwerkende agrobots situaties kunnen beoordelen en gezamenlijk complexe taken kunnen uitvoeren wordt gezien als ‘The next step’ en onvermijdelijk, maar tevens als ingewikkeld, risicovol en voorlopig onrealiseerbaar. Machinebouwers hechten grote waarde aan betrouwbaarheid en missen de technologie om onderlinge coöperativiteit tussen machines met de nodige robuustheid te kunnen ontwikkelen en te integreren in hun product. De HAN heeft inmiddels veel ervaring opgebouwd op het gebied van programmeertools voor robotica en wil samen met kennisinstellingen als WUR, TUDelft en UT, machinebouwers als Lely en MultiToolTrac en eindgebruikers uit de agrarische sector, kennis en ervaring ontwikkelen op het gebied van het programmeren van robuuste, coöperatieve systemen. Het consortium wil dit doen met behulp van een modelgebaseerde workflow op basis van een integrale, open source toolchain waarin bestaande tools c.q. ecosystemen zijn geïntegreerd. Dit moet uiteindelijk resulteren in een praktijkdemonstratie – op de Floriade 2022 - van de technologie middels twee prototypes: mestrobots in de veehouderij en oogstafvoersystemen in de akkerbouw. Ten behoeve van een goede projectfocus beschouwt DurableCASE autonomie als reeds bestaand en voegt hier coöperativiteit aan toe. Concreet levert DurableCASE het volgende op: - gedemonstreerde en gepubliceerde, toepasbare kennis over robuuste coöperativiteit in agrobotica, gebaseerd op multi-agent technologie; - een open toolchain die efficiënte, modelgebaseerde ontwikkeling van robuuste coöperativiteit mogelijk maakt; - inzicht in de business case; - lesmateriaal op basis van bovengenoemde kennis en toolchain.