Praktijkgerichte opdracht waarin docent-onderzoekers samen met student een praktisch plan hebben ontwikkeld voor het optimaliseren van de sociale media voor wielerevenement Ronde van Drenthe. Ook een bijdrage geleverd aan de uitvoering en evaluatie.
DOCUMENT
Het door de provincie Drenthe gewenste resultaat van het haalbaarheidsonderzoek is een antwoord op de vraag ‘of het wenselijk en haalbaar is dat de Ronde van Drenthe doorontwikkelt tot een topevenement .’ Het haalbaarheidsonderzoek heeft als doel input te leveren voor besluitvorming binnen de provincie Drenthe met betrekking tot de toekomstige strategie, opzet, organisatie en financiering van de Ronde van Drenthe. Hiervoor worden concrete aanbevelingen gedaan.
DOCUMENT
Wat is de kracht van sport?’ Dat was de uitdagende, prikkelende vraag die wij aan 25 studenten hebben voorgelegd. Het beantwoorden van deze vraag bleek een complexe en soms frustrerende exercitie. Tijdens de zoektocht naar het antwoord moest steeds de balans tussen breedte en diepte van de vraag in de gaten gehouden worden. Daarnaast bleken de studenten soms onzeker over wat zij, als ‘slechts’ studenten, konden bijdragen aan het beantwoorden van deze moeilijke vraag waar vele wetenschappers zich op stuk hebben gebeten. Naar onze mening is de bijdrage van deze studenten heel groot. Zij hebben een compleet en actueel beeld gegeven van hun perceptie over de kracht van sport.
DOCUMENT
Dit rapport bevat de resultaten van de tweede ronde procesevaluaties van zes cyberweerbaarheidsprojecten binnen de City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime. De evaluaties zijn uitgevoerd door onderzoekers van meerdere hogescholen en richten zich op hoe lokale en regionale initiatieven werken aan het versterken van cyberweerbaarheid onder burgers, bedrijven en overheden. Het doel van het rapport is om inzicht te geven in: de voortgang van de projecten; succesfactoren en belemmeringen; lessen voor toekomstige (samenwerkings)projecten op het gebied van cyberweerbaarheid.
DOCUMENT
De Provincie Utrecht wil inzicht krijgen in de beleving en waardering van de culturele profilering van streken en gemeenten en de bekendheid en publiekswaardering van culturele voorzieningen en erfgoedlocaties. Zij heeft de Hogeschool Utrecht opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. Dit rapport geeft antwoord op de vraag: Welke inzichten leveren relevante cultuuronderzoeken om helderheid te krijgen in de bekendheid en waardering van culturele voorzieningen en erfgoedlocaties en de culturele profilering van streken en gemeenten?
DOCUMENT
Het voorliggende onderzoeksverslag inventariseert de effecten van het kabinetsbeleid op de bedrijfsvoering en dienstverlening van woningcorporaties. Hiervoor zijn 410 respondenten benaderd in augustus 2013 en is van 156 een volledig ingevulde enquête ontvangen. De enquête bestaat uit verschillende modules. Gevraagd is naar de doorgevoerde en voorgenomen veranderingen in bedrijfslasten, werkorganisatie, dienstverlening en digitalisering van de bedrijfsvoering.
DOCUMENT
Dit onderzoek meet de ervaren effecten van de pilottraining 'Doorbreek eenzaamheid en sociaal isolement' voor vrijwillige en professionele ondersteuners die plaatsvond in de periode september 2014 - maart 2015 op zes locaties in Nederland. Het doel van de pilottraining en bijbehorend werkboek, inmiddels getiteld Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe visie op eenzaamheid en sociaal isolement, is professionals en vrijwilligers te ondersteunen bij vragen rondom eenzaamheid en sociaal isolement. Uitgangspunt is een geïntegreerde werkwijze die uitgaat van de vraag van de persoon die kampt met eenzaamheid of sociaal isolement. Zo werd tijdens de pilot getraind op het: signaleren, bespreekbaar maken, de vraag verhelderen en het maken van een persoonlijk (actie)plan. In dit onderzoek is de handelingsbekwaamheid rondom eenzaamheid en sociaal isolement van de deelnemers aan de pilottraining gemeten en niet de effecten van de training voor de persoon die met eenzaamheid of sociaal isolement kampt.
DOCUMENT
Zowel overheid als bedrijfsleven (en dan met name het MKB) verwachten van het hoger beroepsonderwijs dat het zich ontwikkelt tot een kennisproducent. Een centrale rol hierbij spelen de lectoren met hun kenniskringen. Zij zijn binnen het hbo eerstverantwoordelijk voor de kennisontwikkeling en de kenniscirculatie. In dit artikel verkennen we via een interview met dr. Ruud Klarus de mogelijkheden en grenzen van lectoraten. Welke kennis kunnen en willen lectoren produceren? Op welke wijze slagen zij er in deze kennis praktijkrelevant te laten zijn? En bieden hogescholen wel een goede omgeving voor de productie van praktijkrelevante kennis?
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
Background Variations in childbirth interventions may indicate inappropriate use. Most variation studies are limited by the lack of adjustments for maternal characteristics and do not investigate variations in adverse outcomes. This study aims to explore regional variations in the Netherlands and their correlations with referral rates, birthplace, interventions, and adverse outcomes, adjusted for maternal characteristics. Methods In this nationwide retrospective cohort study, using a national data register, intervention rates were analysed between twelve regions among single childbirths after 37 weeks’ gestation in 2010–2013 (n = 614,730). These were adjusted for maternal characteristics using multivariable logistic regression. Primary outcomes were intrapartum referral, birthplace, and interventions used in midwife- and obstetrician-led care. Correlations both between primary outcomes and between adverse outcomes were calculated with Spearman’s rank correlations. Findings Intrapartum referral rates varied between 55–68% (nulliparous) and 20–32% (multiparous women), with a negative correlation with receiving midwife-led care at the onset of labour in two-thirds of the regions. Regions with higher referral rates had higher rates of severe postpartum haemorrhages. Rates of home birth varied between 6–16% (nulliparous) and 16–31% (multiparous), and was negatively correlated with episiotomy and postpartum oxytocin rates. Among midwife-led births, episiotomy rates varied between 14–42% (nulliparous) and 3–13% (multiparous) and in obstetrician-led births from 46–67% and 14–28% respectively. Rates of postpartum oxytocin varied between 59–88% (nulliparous) and 50–85% (multiparous) and artificial rupture of membranes between 43–52% and 54–61% respectively. A north-south gradient was visible with regard to birthplace, episiotomy, and oxytocin. Conclusions Our study suggests that attitudes towards interventions vary, independent of maternal characteristics. Care providers and policy makers need to be aware of reducing unwarranted variation in birthplace, episiotomy and the postpartum use of oxytocin. Further research is needed to identify explanations and explore ways to reduce unwarranted intervention rates.
DOCUMENT