Introduction: Pressure ulcers are a high cost, high volume issue for health and medical care providers, affecting patients’ recovery and psychological wellbeing. The current research of support surfaces on pressure as a risk factor in the development of pressure ulcers is not relevant to the specialised, controlled environment of the radiological setting. Method: 38 healthy participants aged 19-51 were placed supine on two different imaging surfaces. The XSENSOR pressure mapping system was used to measure the interface pressure. Data was acquired over a time of 20 minutes preceded by 6 minutes settling time to reduce measurement error. Qualitative information regarding participants’ opinion on pain and comfort was recorded using a questionnaire. Data analysis was performed using SPSS 22. Results: Data was collected from 30 participants aged 19 to 51 (mean 25.77, SD 7.72), BMI from 18.7 to 33.6 (mean 24.12, SD 3.29), for two surfaces, following eight participant exclusions due to technical faults. Total average pressure, average pressure for jeopardy areas (head, sacrum & heels) and peak pressure for jeopardy areas were calculated as interface pressure in mmHg. Qualitative data showed that a significant difference in experiences of comfort and pain was found in the jeopardy areas (P<0.05) between the two surfaces. Conclusion: A significant difference is seen in average pressure between the two surfaces. Pain and comfort data also show a significant difference between the surfaces, both findings support the proposal for further investigation into the effects of radiological surfaces as a risk factor for the formation of pressure ulcers.
DOCUMENT
Purpose: Pressure ulcers are a high cost, high volume issue for health and medical care providers, having a detrimental effect on patients and relatives. Pressure ulcer prevention is widely covered in the literature, but little has been published regarding the risk to patients in the radiographical setting. Thisreview of the current literature is to identify findings relevant to radiographical context.Methods: Literature searching was performed using Science Direct and Medline databases. The search was limited to articles published in the last ten years to remain current and excluded studies containing participants less than 17 years of age. In total 14 studies were acquired; three were excluded as they were not relevant. The remaining 11 studies were compared and reviewed.Discussion: Eight of the studies used ‘healthy’ participants and three used symptomatic participants. Nine studies explored interface pressure with a range of pressure mat technologies, two studies measured shear (MRI finite element modelling, and a non-invasive instrument), and one looked at blood flow and haemoglobin oxygenation. A range of surfaces were considered from trauma, nursing and surgical backgrounds for their ability to reduce pressure including standard mattresses, high specification mattresses, rigid and soft layer spine boards, various overlays (gel, air filled, foam).Conclusion: The current literature is not appropriate for the radiographic patient and cannot be extrapolated to a radiologic context. Sufficient evidence is presented in this review to support the need for further work specific to radiography in order to minimise the development of PU in at risk patients.
DOCUMENT
Het doel van het onderzoek is om te bepalen welke voordelen de fusie van PET-CT en MRI-CT hebben in het voorbereidingstraject van de behandeling van de gynaecologische patiënt met radiotherapie ten opzichte van CT alleen. Hierbij is gekeken naar voordelen met betrekking tot intekenen van doelvolumina en risico organen, effecten op intekenvariaties en ook de effecten op het bestralingsplan. Vooral MRI blijkt nuttig te zijn voor de intekening van lymfeklieren, het gebruik van PET in combinatie met CT laat een afname van het doelvolume zien van de primaire tumor. Bij het maken van het bestralingsplan wordt het gebruik van één van beide modaliteiten daarom aanbevolen.
DOCUMENT
Stereotactische radiotherapie van wervelmetastasen vereist een hoge precisie in alle stappen van de behandeling. Deze techniek werd in het VU medisch centrum in 2009 geïntroduceerd. Data met betrekking tot de behandeling van de eerste 17 klinische patiënten is geëvalueerd. Deze patiënten werden behandeld op een Novalis Tx versneller die beschikt over zowel een kilovolt (kV) cone beam CT (CBCT) scan als het ExacTrac® kV röntgensysteem. De gebruikte methode van de verschillende beeldmodaliteiten voor positionering en verificatie, de behandelingstijd en de intrafractie beweging worden in dit artikel beschreven.
DOCUMENT
Evidence based practice, wie kan daar tegen zijn? Toch blijkt evidence based werken in de sociale sector nog niet zo eenvoudig uit te voeren. Mensen op de werkvloer stellen dat weinig methoden werkelijk aantoonbaar effectief zijn, en onderzoekers morren dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van hun wetenschappelijke kennis. Ondertussen staat de kwaliteit van de sociale sector steeds opnieuw ter discussie. Dit boek beschrijft de inhoud en relevantie van evidence based practice, maar ook de bijziendheid van die benadering. Er zijn immers behalve wetenschap nog veel meer krachten die de dynamiek op de werkvloer van de sociale sector beïnvloeden. De basis waarop professionals kiezen een bepaalde sociale interventie wel of niet te gebruiken omvat veel meer dan alleen wetenschap. Aan de hand van theoretische beschouwingen en biografieën van sociale interventies verruimen de auteurs de discussie over beroepsinnovatie. Hoe goed is de sociale sector in staat om lessen te trekken uit zijn eigen geschiedenis? Brengt de canon sociaal werk alleen maar voortgang in beeld of ook vooruitgang? En is het mogelijk de kwaliteit van de sector daadwerkelijk te verbeteren door inzichten uit praktijk en wetenschap te gebruiken? Bestemd voor iedereen die bij de sociale sector betrokken is en een eigen mening wil vormen over de discussie over evidence based practice: hulpverleners, managers van welzijnsinstellingen, ambtenaren sociaal beleid bij gemeenten, studenten hoger sociaal agogisch onderwijs en uiteindelijk ook de cliënten die van al deze mensen hulpverlening krijgen.
DOCUMENT
De onderzoeksgroep Cybersafety van NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden, heeft in opdracht van het Digital Trust Center (DTC), in kaart gebracht in hoeverre de Basisscan Cyberweerbaarheid leidt tot gedragsverandering bij ondernemers. In totaal zijn achttien ondernemers, variërend qua omvang, bedrijfstak en geografische ligging, betrokken bij het onderzoek. Respondenten zijn daartoe tweemaal geïnterviewd. Het eerste interview was een zogenoemde nulmeting waarin de uitgangssituatie in kaart werd gebracht. Dit betrof ten eerste de mate waarin men aan de vijf door het DTC onderscheiden basisprincipes, zoals het uitvoeren van software-updates en het reguleren van toegang tot systemen, invulling gaf en ten tweede de achterliggende factoren zoals houdingaspecten en omgevingsinvloeden die daaraan ten grondslag liggen. Het tweede interview werd gehouden nadat de respondent de basisscan had ingevuld en stond in het teken van gedragsverandering en de mogelijke wijzigingen in achterliggende factoren.
DOCUMENT
In dit rapport worden 4 toekomstscenario's geschetst voor de ontwikkeling van de binnenstad van Leeuwarden.
DOCUMENT
In het voorjaar van 2015 hebben de gemeente Eindhoven en Schiphol Real Estate het lectoraat Brainport van Fontys Hogeschool Management Economie en Recht gevraagd een serie scenario’s op te stellen voor de aanpak en toekomstige ontwikkeling van het kantorencluster Flight Forum. Dit cluster verkeert al enige tijd in zwaar weer en heeft, zoals veel vergelijkbare kantorengebieden, de voorbije jaren te kampen gehad met stagnerende ontwikkelingen en oplopende leegstand. Bij nadere beschouwing blijkt Flight Forum een aanschouwelijke casus om de stand van de Eindhovense kantorenmarkt af te lezen. Daarbij wordt eens te meer duidelijk dat kantorenleegstand, en de aanpak daarvan, niet alleen een mechanisme is van bvo’s en meterprijzen, maar inzicht vergt in de kwaliteiten van de plek, de daadwerkelijke gebruikers en de aanwezige dynamiek.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek is om meer informatie te verzamelen, inzichtelijk te maken en beschikbaar te stellen waarmee paardenhouders geholpen worden om meer bij te kunnen dragen aan het vergroten van de biodiversiteit op hun terreinen. Met behulp van de adresgegevens van de 58 maneges van de federatie paardrijden gehandicapten (FPG) is doormiddel van GIS analyse inzichtelijk gemaakt wat de ligging van deze paardenhouders in Nederland is in relatie tot natuur, subsidiabele gebieden, bebouwing en bodemgebruik. Het beleid en de subsidieregelingen voor inrichting en beheer van natuur volgen uit literatuuronderzoek. Er is aangegeven waar deze informatie te vinden is.Uit het onderzoek is gebleken dat de FPG maneges in de buurt liggen van zowel bebouwing als natuur en subsidiabele gebieden. Er zijn vier soorten subsidies: natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, investeringsmaatregelen en functiewijzigingen. Voor de subsidie agrarisch natuurbeheer moet het grondgebruik agrarisch zijn en dit geldt slechts voor 22 procent van de FPG maneges.
DOCUMENT