There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
Financiële problemen geven mensen die er mee te maken hebben vaak de nodige stress en zorgen. Als de stress hevig en chronisch is, kan dit flink doorwerken op ons gedrag. We gaan meer bij de dag leven, hebben meer moeite om verstandige beslissingen te nemen en om onze emoties en verlangens te reguleren. Het besef dat chronische stress negatief doorwerkt op het ‘doenvermogen’ van cliënten inspireert steeds meer organisaties om daar in hun hulp- en dienstverlening expliciet rekening mee te houden en erop aan te sluiten. Een van de manieren om daar invulling aan te geven is door te voorzien in psycho-educatie. Dit is een samenvoeging van de woorden psychotherapie en educatie en is erop gericht om cliënten meer inzicht te geven in de wijze waarop de door hen ervaren stress doorwerkt in hun (doelgerichte) gedrag, en om copingstrategieën te ontwikkelen die hen helpen om (lange) termijn doelen sneller en vaker te bereiken. Met opdracht van het programma Schouders Eronder heeft het lectoraat Schulden en Incasso van de Hogeschool Utrecht uitgewerkt hoe psycho-educatie bij de aanpak van financiële problemen vorm kan worden gegeven. In directe samenwerking met professionals en in indirecte samenwerking met cliënten is er een stappenplan en praatplaat ontwikkeld. De betrokken professionals werken bij drie organisaties die voorzien in ondersteuning bij financiële problemen:de regionale sociale diensten Avres en WIL Lekstroom en de gemeente Meppel. Na de ontwikkeling van de aanpak heeft het lectoraat Schulden en Incasso samen met lectoraat De Gezonde Stad van Hogeschool Windesheim onderzocht wat de toepassing van psycho-educatie volgens cliënten en professionals kan opleveren.
De Hogeschool van Amsterdam, het Zijlstra Center (VU) en Hofmeier doen samen onderzoek naar de invulling van de onafhankelijke controlfunctie bij Woningcorporaties. Wij delen opvallende bevindingen en waarnemingen met u in enkele publicaties. Dit is de eerste, over de ruimte die gegeven wordt bij het inrichten van de onafhankelijke controlfunctie en het effect dat dat heeft. Voor de een geeft een ruime jas de mogelijkheid om er knus in weg te duiken, voor de ander zakt een ruime jas ongemakkelijk van de schouders. Wat kan ruimte in vereisten doen met de inrichting van de onafhankelijke control functie? Welke kansen en risico’s geeft dat corporaties in het algemeen en u als interne toezichthouder in het bijzonder? Rol ambiguïteit, rolconflicten en jobcrafting kunnen signalen zijn voor het niet goed ingericht zijn van de organisatie en daarmee mogelijk van missstanden. Het kan de RvC (en het bestuur) handvatten bieden voor toezicht via soft controls.
MULTIFILE
Eén van de barrières voor vergaande verduurzaming van de stad is dat betere keuzes vaak om hogere investeringen vragen. De grootste uitdaging lijkt te zijn: hoe maken we business van circulaire economie? Immers, als de circulaire economie goede businesskansen oplevert, zal de toepassing ervan door de markt omarmd worden. In dit projectvoorstel wordt een onderzoek voorgesteld naar het beheer van de openbare ruimte, de toepassing van circulaire principes daarbij en de toepassing daarvan in integrale concepten. Daarbij wordt in fase 1 de casuïstiek van een provinciale weg gebruikt. In fase 2 worden de uitkomsten van fase 1 breder getrokken. Het onderzoek geeft antwoorden op de drie basisvragen: “Hoe kun je een circulair alternatief aanbesteden/uitvragen?”, “Hoe kan een circulaire provinciale weg eruit zien?” en “Wat is de business case, waar zit de waardecreatie?”. Regionale partners willen hier gezamenlijk hun schouders onderzetten. Aan het voorstel zijn twee lectoraten verbonden, één vanuit de bouwlogistiek en het andere lectoraat vanuit businessmodellen en innovatie.
Mensen met minder geld leven korter en vooral minder lang in goede gezondheid. Geldgebrek maakt het namelijk moeilijker om gezond te eten en leven, en om hulp te vragen. Dit project onderzoekt of en hoe sociale beleidsinterventies de mentale gezondheid en leefstijl van mensen met een bijstandsuitkering of schulden kunnen verbeteren.Doel Dit project wil structurele veranderingen teweegbrengen en makers en uitvoerders van sociaal beleid inzicht bieden in hoe je de gezondheid van mensen met minder geld kunt verbeteren. Dit alles met doel om effectieve sociale beleidsinterventies in te voeren. Resultaten Een literatuurverkenning over sociaal beleid Inzicht in welke combinaties van doelgroepen, context en mechanismen leiden tot gezondheidswinst bij mensen met minder geld Beleidsrichtingen die de weg bereiden voor een toekomstige beleidsdoorbraak Producten om de resultaten met een breed publiek te delen Looptijd 25 augustus 2022 - 24 augustus 2026 Aanpak Dit onderzoek achterhaalt hoe en waarom interventies werken. Dit wordt gedaan door beleidsinterventies in acht verschillende gemeentes te beschrijven en het effect op mentale gezondheid en leefstijl te onderzoeken. In een reeks workshops worden bestuurders, beleidsmakers, en professionals samen met ervaringsdeskundigen uitgedaagd om het beleid van de toekomst te ontwerpen. Op die manier wordt de weg bereid voor een toekomstige beleidsdoorbraak. Relevantie Dit project beoogt structurele verandering in gang te zetten, zodat sociaal beleid mensen met een uitkering of schulden in staat stelt om zo gezond mogelijk te leven. Samenwerking met kennispartners Consumptie en gezonde leefstijl - Wageningen Universiteit Sociaal beleid en volksgezondheid - Universiteit Utrecht Departement Bestuurs- en organisatiewetenschappen, Universiteit Utrecht Afdeling Economie - Universiteit Leiden Gemeentes Amsterdam, Rotterdam, Doetinchem, Ermelo, Aalten, Bronckhorst, Brummen, Elburg Academische Werkplaats Publieke Gezondheid (AGORA) Gelderland Landelijke Federatie Belangenverenigingen Onderling Sterk (LFB) Schouders Eronder Divosa GGD Noord- en Oost-Gelderland Raad voor Volksgezondheid en Samenleving Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Cofinanciering Gefinancieerd door NWO NWO: Funding for studies on improving the health of people in low socioeconomic positions NWA: Gezondheidsverschillen - beter benutten van het gezondheidspotentieel
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.