In 2007 is de Wet maatschappelijk ondersteuning (WMO) van kracht geworden. De WMO is (onder meer) gericht op het beheersbaar houden van de kosten van ons zorgstelsel. Een van de oplossingen die de wet aandraagt is om waar mogelijk informele zorg in te zetten in plaats van betaalde zorg. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt aannemelijk gemaakt dat verschillende vooronderstellingen achter de wet niet overeen komen met hoe informele zorg in de praktijk 'werkt'.
De bevindingen die in dit artikel gepresenteerd worden zijn gebaseerd op diepte-interviews met informele zorgers in een zwakke buurt (nèt geen 'achterstandsbuurt') in een middelgrote stad in Nederland.
Het eerste beeld dat we ter discussie stellen is dat vaak onnodig om professionele hulp wordt gevraagd, en dat de burger te weinig verantwoordelijkheid neemt ten opzichte van zijn medemens. Uit het onderzoek blijkt dat mensen met fysieke en sociale problemen elkaar op verschillenden manieren helpen en in dat opzicht nemen ze juist wel hun verantwoordelijkheid. Het tweede beeld dat we confronteren met onze bevindingen is het tekort aan informele zorg in onze samenleving: steeds minder mensen zouden bereid zijn een ander te helpen. Wat we vonden was eerder een sterke weerstand onder de geïnterviewden om ofwel informele hulp te vragen of om aangeboden hulp te accepteren. Het tekort in de informele zorg zou wel eens eerder in de vraag dan in het aanbod kunnen zitten. Het laatste beeld dat we ter discussie stellen is dat van weerbare mensen die kwetsbare mensen (zouden moeten) helpen. Het adagium van de WMO is 'niet leunen maar steunen'. We vonden dat kwetsbare mensen voor een deel elkaar op de been houden en dat 'leunen én steunen' de werkelijkheid vaak beter weergeeft.