To enhance the validity of a mobility emission-effects model, a research is conducted on consumer behaviour. Consumer mobilitypreferences are the main determining factor in the proposed model that describes the kilometre and emission outcome under several scenarios. Motorized mobility of consumers buying fashion in shopping areas cause more kilometres in the network and subsequently more emission than when the fashion is bought online and the delivery is done by the parcel delivery services.The model provides an indication of best practice: if consumers change their shopping preferences they reduce emission and they also enable the PDSs to optimize their delivery operations
The World Health Organization (WHO) strives to assist and inspire cities to become more ‘age-friendly’ through the Global Age-Friendly Cities Guide. An age-friendly city offers a supportive environment that enables residents to grow older actively within their families, neighbourhoods and civil society, and offers extensive opportunities for their participation in the community. In the attempts to make cities age-friendly, ageism may interact with these developments. The goal of this study was to investigate the extent to which features of age-friendly cities, both facilitators and hindrances, are visible in the city scape of the Dutch municipalities of The Hague and Zoetermeer and whether or not ageism is manifested explicitly or implicitly. A qualitative photoproduction study based on the Checklist of Essential Features of Age-Friendly Cities was conducted in five neighbourhoods. Both municipalities have a large number of visual age-friendly features, which are manifested in five domains of the WHO model, namely Communication and information; Housing; Transportation; Community support and health services; and Outdoor spaces and buildings. Age-stereotypes, both positive and negative, can be observed in the domain of Communication and information, especially in the depiction of third agers as winners. At the same time, older people and age-friendly features are very visible in the cityscapes of both municipalities, and this is a positive expression of the changing demographics. Original article at Sage: https://doi.org/10.1177/1420326X19857216
MULTIFILE
In dit project is een quick-scan model ontwikkeld om de potentie van deelsystemen in stadswijken te voorspellen. Door gebruik te maken van voertuigdata van aanbieders van deelmobiliteit, evenals sociaal-demografische, economische en ruimtelijke kenmerken, worden voorspellingen gedaan over het aantal vertrekken van deelfietsen en deelscooters per zone. Deze gegevens zijn geïntegreerd in een quick-scan model binnen een digital twin omgeving, waardoor ambtenaren en andere experts inzicht krijgen in de potentiële vraag naar deelmobiliteit per zone.Deelmobiliteit is bezig aan een opmars in Nederland. Deze ontwikkeling verloopt echter met vallen en opstaan, omdat gemeenten en aanbieders nog onvoldoende inzicht hebben in de potentie van deelmobiliteit in verschillende gebieden.Met het quick-scan model kunnen gemeenten een eerste inzicht krijgen in de gebieden waar deelmobiliteit kansrijk is, gebaseerd op de huidige marktcondities. Op basis van deze inzichten kunnen gemeenten een plan opstellen voor de verdeling van de capaciteit en het aantal plekken voor deelmobiliteit over de verschillende gebieden in de stad. Clients: Tour de Force & Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Stedelijke regio’s streven naar een duurzame mobiliteitstransitie. Deze ambitie staat echter op gespannen voet met het hoge autobezit- en autogebruik. De stormachtige introductie van lichte elektrische voertuigen, oftewel LEVs (denk aan e-scooters, e-steps, e-(cargo)bikes en micro-cars) leek een belangrijke ‘gamechanger’ te zijn. Deze LEVs zijn namelijk klein en efficiënt, zijn nagenoeg emissievrij, bieden mogelijkheden voor het verbeteren van het voor- en natransport van het openbaar vervoer (OV) en worden bovendien door hun gebruikers als prettig ervaren tijdens het reizen.Tot op heden maken LEVs deze beloften echter onvoldoende waar. Bij de introductie, thans met name in de vorm van deelsystemen, komen diverse uitdagingen aan het licht zoals: 1) verrommeling en overlast door verkeerd gepareerde LEVs, 2) ongewenste substitutie van loop-, fiets- en OV-verplaatsingen en beperkte impact op autogebruik en 3) en zorgen over de verkeersveiligheid en beleving, met name op de (al steeds drukker wordende) fietsinfrastructuur in Nederland. Deze problemen komen mede voort uit de snelle introductie waardoor gemeenten achter de feiten aanliepen en geen gericht beleid konden voeren. Langzaam komen we nu in een periode van stabilisatie en regulering maar een doorontwikkeling naar pro-actief LEV beleid is nodig om de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie te ondersteunen. Het LEVERAGE-consortium, bestaande uit sterke partners uit de triple helix, gaat daarom aan de slag met deze vraagstukken. De centrale onderzoeksvraag is:Wat is de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie naar bereikbare, duurzame, verkeersveilige, inclusieve en leefbare stedelijke regio’s en hoe kan deze optimaal worden benut door een betere integratie van LEVs in het mobiliteitssysteem en het mobiliteitsbeleid en door een effectieve governance van de samenwerking tussen publieke en private stakeholders?Om deze vraag te beantwoorden heeft het consortium een ambitieus en innovatieve onderzoeksopzet gedefinieerd waarbij veel nadruk wordt gelegd op de disseminatie en exploitatie van kennis in de beleidspraktijk.Collaborative partnersProvincie Noord-Brabant, Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, Gemeente Eindhoven, Gemeente Breda, Gemeente Arnhem, Ministerie I&W, Rijkswaterstaat, Arriva, PON, Check, Citysteps, Cenex, TIER, We-all-Wheel, Fleet investment, Goudappel, Kennisinstellingen en netwerkorganisaties, HAN, TU/e, CROW, Connekt, POLIS, SWOV.
Stedelijke regio’s streven naar een duurzame mobiliteitstransitie. Deze ambitie staat echter op gespannen voet met het hoge autobezit- en autogebruik. De stormachtige introductie van lichte elektrische voertuigen, oftewel LEVs (denk aan e-scooters, e-steps, e-(cargo)bikes en micro-cars) lijkt een belangrijke ‘gamechanger’ te zijn. Deze LEVs zijn namelijk klein en efficiënt, zijn nagenoeg emissievrij, bieden mogelijkheden voor het verbeteren van het voor- en natransport van het openbaar vervoer (OV) en worden bovendien door hun gebruikers als prettig ervaren tijdens het reizen. Tot op heden maken LEVs deze beloften echter onvoldoende waar. Bij de introductie, thans met name in de vorm van deelsystemen, komen diverse uitdagingen aan het licht zoals: 1) verrommeling en overlast door verkeerd gepareerde LEVs, 2) ongewenste substitutie van loop-, fiets- en OV-verplaatsingen en beperkte impact op autogebruik en 3) zorgen over de verkeersveiligheid en beleving, met name op de (al steeds drukker wordende) fietsinfrastructuur in Nederland. Deze problemen komen mede voort uit de snelle introductie waardoor gemeenten achter de feiten aanliepen en geen gericht beleid konden voeren. Langzaam komen we nu in een periode van stabilisatie en regulering maar een doorontwikkeling naar proactief LEV beleid is nodig om de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie te ondersteunen. Het LEVERAGE-consortium, bestaande uit sterke partners uit de triple helix, gaat daarom aan de slag met deze vraagstukken. De centrale onderzoeksvraag is: Wat is de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie en hoe kan deze optimaal worden benut door een betere integratie van LEVs in het mobiliteitssysteem en het mobiliteitsbeleid en door een effectieve governance van de samenwerking tussen publieke en private stakeholders? Om deze vraag te beantwoorden heeft het consortium een ambitieuze en innovatieve onderzoeksopzet gedefinieerd waarin veel nadruk wordt gelegd op de disseminatie en exploitatie van kennis in de praktijk.