Aims and objectives: To examine the predictive properties of the brief Dutch National Safety Management Program for the screening of frail hospitalised older patients (VMS) and to compare these with the more extensive Maastricht Frailty Screening Tool for Hospitalised Patients (MFST-HP). Background: Screening of older patients during admission may help to detect frailty and underlying geriatric conditions. The VMS screening assesses patients on four domains (i.e. functional decline, delirium risk, fall risk and nutrition). The 15-item MFST-HP assesses patients on three domains of frailty (physical, social and psychological). Design: Retrospective cohort study. Methods: Data of 2,573 hospitalised patients (70+) admitted in 2013 were included, and relative risks, sensitivity and specificity and area under the receiver operating characteristic (AUC) curve of the two tools were calculated for discharge destination, readmissions and mortality. The data were derived from the patients nursing files. A STARD checklist was completed. Results: Different proportions of frail patients were identified by means of both tools: 1,369 (53.2%) based on the VMS and 414 (16.1%) based on the MFST-HP. The specificity was low for the VMS, and the sensitivity was low for the MFST-HP. The overall AUC for the VMS varied from 0.50 to 0.76 and from 0.49 to 0.69 for the MFST-HP. Conclusion: The predictive properties of the VMS and the more extended MFST-HP on the screening of frailty among older hospitalised patients are poor to moderate and not very promising. Relevance to clinical practice: The VMS labels a high proportion of older patients as potentially frail, while the MFST-HP labels over 80% as nonfrail. An extended tool did not increase the predictive ability of the VMS. However, information derived from the individual items of the screening tools may help nurses in daily practice to intervene on potential geriatric risks such as delirium risk or fall risk.
DOCUMENT
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de Richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om met name verpleegkundigen te ondersteunen bij de algemene somatische screening van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening (EPA) en de te ondernemen vervolgactiviteiten. Somatische screening is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er maar beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de algemene somatische zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van deze richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
This study evaluates the concurrent validity of five malnutrition screening tools to identify older hospitalized patients against the Global Leadership Initiative on Malnutrition (GLIM) diagnostic criteria as limited evidence is available. The screening tools Short Nutritional Assessment Questionnaire (SNAQ), Malnutrition Universal Screening Tool (MUST), Malnutrition Screening Tool (MST), Mini Nutritional Assessment—Short Form (MNA-SF), and the Patient-Generated Subjective Global Assessment—Short Form (PG-SGA-SF) with cut-offs for both malnutrition (conservative) and moderate malnutrition or risk of malnutrition (liberal) were used. The concurrent validity was determined by the sensitivity, specificity, positive predictive value (PPV), negative predictive value (NPV), and the level of agreement by Cohen’s kappa. In total, 356 patients were included in the analyses (median age 70 y (IQR 63–77); 54% male). The prevalence of malnutrition according to the GLIM criteria without prior screening was 42%. The conservative cut-offs showed a low-to-moderate sensitivity (32–68%) and moderate-to-high specificity (61–98%). The PPV and NPV ranged from 59 to 94% and 67–86%, respectively. The Cohen’s kappa showed poor agreement (k = 0.21–0.59). The liberal cut-offs displayed a moderate-to-high sensitivity (66–89%) and a low-to-high specificity (46–95%). The agreement was fair to good (k = 0.33–0.75). The currently used screening tools vary in their capacity to identify hospitalized older patients with malnutrition. The screening process in the GLIM framework requires further consideration.
DOCUMENT
CRISPR/Cas genome engineering unleashed a scientific revolution, but entails socio-ethical dilemmas as genetic changes might affect evolution and objections exist against genetically modified organisms. CRISPR-mediated epigenetic editing offers an alternative to reprogram gene functioning long-term, without changing the genetic sequence. Although preclinical studies indicate effective gene expression modulation, long-term effects are unpredictable. This limited understanding of epigenetics and transcription dynamics hampers straightforward applications and prevents full exploitation of epigenetic editing in biotechnological and health/medical applications.Epi-Guide-Edit will analyse existing and newly-generated screening data to predict long-term responsiveness to epigenetic editing (cancer cells, plant protoplasts). Robust rules to achieve long-term epigenetic reprogramming will be distilled based on i) responsiveness to various epigenetic effector domains targeting selected genes, ii) (epi)genetic/chromatin composition before/after editing, and iii) transcription dynamics. Sustained reprogramming will be examined in complex systems (2/3D fibroblast/immune/cancer co-cultures; tomato plants), providing insights for improving tumor/immune responses, skin care or crop breeding. The iterative optimisations of Epi-Guide-Edit rules to non-genetically reprogram eventually any gene of interest will enable exploitation of gene regulation in diverse biological models addressing major societal challenges.The optimally balanced consortium of (applied) universities, ethical and industrial experts facilitates timely socioeconomic impact. Specifically, the developed knowledge/tools will be shared with a wide-spectrum of students/teachers ensuring training of next-generation professionals. Epi-Guide-Edit will thus result in widely applicable effective epigenetic editing tools, whilst training next-generation scientists, and guiding public acceptance.
Het RAAK-mkb onderzoeksproject 'Praktische Predictie: de ontwikkeling van een Clinical Decision Support Tool voor fysiotherapie bij de lage rugpijn' heeft zich gericht op het ontdekken van de persoonskenmerken (onder meer ernst en type van rugpijn, manier waarop iemand hiermee omgaat, verdere gezondheid, en herstelverwachting van patiënt) die het beloop van beginnende rugklachten voorspellen. Aan de hand van deze kenmerken is een algoritme gemaakt voor het voorspellen van een vertraagd herstel. Dit algoritme, ontwikkeld met machine learning technieken, is vervolgens verwerkt in een screening tool waarin een voorspelling gegeven en, op een inzichtelijke manier aan de patiënt, gepresenteerd kan worden. Het gebruik en toepassing van de tool in de dagelijkse praktijk is nog niet zo eenvoudig. Het vereist kennis van diagnostische en prognostische onderzoeksmethoden, kennis over hoe de uitkomsten te vertalen zijn naar de klinische praktijk en dus naar de individuele patiënt, en het vereist communicatievaardigheden om de uitkomsten van de tool met de patiënt te bespreken om te komen tot gezamenlijke besluitvorming ('shared decision making'). Om de praktiserende fysiotherapeut of de student fysiotherapie hiervoor toe te rusten wordt uitgaande van de ontwikkelde tool een zelfstandig te doorlopen online onderwijsmodule ontwikkeld over diagnostisch en prognostisch onderzoek, ‘Clinical Decision Support Tools’, en gedeelde besluitvorming in relatie tot ‘Clinical Decision Support Tools’. De onderwijsmodule zal bestaan uit opdrachten en quizzen (met directe feedback), en kennisclips. De onderwijsmodule wordt verspreid onder de projectpartners van het 'Praktische Predictie' project en geïmplementeerd in de bachelor en masteropleidingen fysiotherapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Saxion Hogeschool. De online onderwijsmodule zal tevens beschikbaar worden gesteld op bestaande online platformen voor fysiotherapieonderwijs. Daarnaast zullen er werkvormen ontwikkeld worden om de onderwijsmodule in het onderwijs te gebruiken.
Aanleiding De somatische zorg voor patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) schiet in de Nederlandse gezondheidszorg op een aantal punten ernstig tekort. Dit leidt ertoe dat deze patiënten eerder ziek worden en een beduidend kortere levensverwachting hebben dan gemiddeld. In navolging van de groeiende aandacht binnen de gezondheidszorg voor dit thema, zijn er landelijk twee multidisciplinaire richtlijnen ontwikkeld. De eerste richtlijn is voor somatische screening bij patiënten met EPA en de tweede voor de toepassing van leefstijlinterventies ter bevordering van de gezondheid van deze patiënten. De interventies vinden o.a. plaats op voeding, bewegen, roken, alcoholgebruik, middelenmisbruik, slaap en seksueel risicovol gedrag. In dit RAAK-project worden de twee richtlijnen aan de praktijk getoetst. Doelstelling Het RAAK-project beoogt implementatie en evaluatie van de reeds ontwikkelde richtlijnen in twee GGZ-instellingen bij een groep van 750 patiënten. De (post-)hbo-opgeleide verpleegkundig specialisten vervullen een spilfunctie bij de uitvoering van de screening en de leefstijlinterventies en hebben een coördinerende functie naar andere betrokken disciplines (arts, psychiater, diëtist, fysiotherapeut, etc.). Bij gebleken gezondheidsproblemen wordt effectieve behandeling ingezet, gemonitord en geëvalueerd. Ter ondersteuning van de verpleegkundigen zijn de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijnen vertaald in twee methodieken: de Verpleegkundige Monitoring bij Somatiek en Leefstijl (VMSL-GGZ) en Leefstijl in Beeld. Hierbij horen e-healthtools en een e-learningmodule. Een uitgebreide evaluatie zal uitwijzen of de richtlijnen rond somatiek en leefstijl effectief geïmplementeerd kunnen worden in de GGZ-beroepspraktijk. Boogde resultaten Het project brengt tot op het niveau van de patiënt de resultaten in beeld van het werken met richtlijnen en methodieken bij: 1) screening van patiënten met een ernstige psychische aandoening op dreigende gezondheidsproblemen; 2) toepassing van interventies als de gezondheid in gevaar is. De bij de methodieken horende e-healthtools en e-learningmodule zijn doorontwikkeld en breed inzetbaar. Verspreiding van kennis en ervaring die is opgedaan in het project vindt plaats via de netwerken van het consortium. Borging van de inzichten in het onderwijs is eveneens een primaire doelstelling.