Verkenning naar de wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar en van verzwaring van vakinhoudelijke eisen voor de tweedegraads lerarenopleidingen. Het rapport 'wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar', is door het ministerie van OCW gebruikt als input voor de voortgangsrapportage voor de Lerarenagenda 2013-2020. Dit rapport is het resultaat van een verkennend onderzoek dat is uitgevoerd door het kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA in samenwerking met het ICLON, en dat onder leiding stond van Marco Snoek en Jan van Driel. Op basis van de focusgesprekken constateren de onderzoekers dat veel opleidingen meer mogelijkheden wensen ten aanzien van selectie voor de poort. Niet in alle gevallen ligt daarbij echter de focus op selectie t.a.v. geschiktheid. Bovendien hebben met name de HBO-opleidingen nu reeds diverse maatregelen genomen binnen de huidige regelgeving (zoals de studiekeuzecheck en propedeuse-eisen). Het lijkt verstandig om de effecten van deze en andere maatregelen nader te evalueren alvorens tot een brede instroomselectie over te gaan. Terughoudendheid ten aanzien van grootschalige maatregelen lijkt op zijn plaats. Pilots op kleine schaal kunnen meer zicht geven op mogelijke instrumenten die ingezet kunnen worden en hun effecten op de instroom. De lerarenopleidingen lijken bereid om met dergelijke pilots te experimenteren. In opdracht van NRO is nu een vervolgonderzoek gestart in de vorm van een literatuur review rond de mogelijkheden en voorspelbaarheid van selectie van leraren ten aanzien van hun geschiktheid voor het beroep.
DOCUMENT
In opdracht van de VNG is onderzoek verricht naar de invloed van digitalisering en technologische ontwikkelingen op de juridische functie van gemeenten en de vraag op welke wijze hierop adequaat kan worden ingespeeld. Dit thema is zeer actueel. Technologische ontwikkelingen in de maatschappij stellen gemeenten voor (beleidsmatige) uitdagingen. Digitalisering biedt veel kansen om gemeentelijke dienstverlening en besluitvorming te verbeteren, maar kent tegelijkertijd risico’s. Door de recente toeslagenaffaire staan kwaliteit, rechtvaardigheid en transparantie van overheidsbesluitvorming terecht in het middelpunt van de belangstelling. De inzet van technologie en algoritmes speelt bij dienstverlening en besluitvorming een steeds belangrijkere rol. Dit geldt ook bij gemeentelijke besluitvorming. De uitdaging is om de kansen die technologie biedt te benutten, maar tegelijkertijd juridische kwaliteit te borgen en de menselijke maat te behouden.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Gedurende het extern valideren van de Selectiemethodiek, ontwikkelt gedurende RAAK-mkb KONKRETER, bij Falco BV en AIP Partners is voor beide partijen eenzelfde potentiële toepassing interessant gebleken: De Parametrische Fundering. Funderingen van beton worden op dit moment in bekisting gegoten. Complexe vormen kosten additioneel materiaal en additionele manuren. Hierdoor ontstaan beperkingen in vormvrijheid en zijn betonnen funderingen vaak zwaar over gedimensioneerd. Beton heeft een notoire CO2 uitstoot component en het malmateriaal wordt vaak achter gelaten en is daarmee ook afval. Een casestudy van de firma Peikko laat zien dat materiaal reductie (op beton) van 75% mogelijk is wanneer gebruik wordt gemaakt van 3D betonprinten. 3D betonprinten heeft daarnaast geen bekisting nodig waardoor ook daar afval geëlimineerd wordt. Als laatste bied 3D betonprinten veel mogelijkheden voor functie integratie. Maar hoe te beginnen? Door de expertise van het Lectoraat Industrial Design op gebied van Parametrisch Modeleren en 3D betonprinten te combineren met kennis en kunde van construeren en het plaatsen van funderingen van Falco BV en AIP Partners kan onderzocht worden of dit te realiseren is. Daartoe zijn de volgende stappen opgenomen: 1) de normeringen en parameters vaststellen voor funderingen 2) een parametrisch model ontwikkelen 3) een testplan vaststellen en uitvoeren (validatie parametrische model) 4) de twee praktijkcases vervaardigen en testen 5) het parametrische model via een website beschikbaar maken, hier worden ook 3D betonprint bedrijven aan gekoppeld AIP Partners draagt een ‘Cross-Road vector’ in het Liberation Route Europe aan als case. Falco draagt een geschakelde fietsenstalling fundering als case aan waar waterinfiltratie als functie integratie een mogelijk is.
Mobiliteitshubs in of aan de rand van de stad voor goederen- en personenvervoer worden vaak genoemd als sleutel tot een succesvolle transitie naar een autovrije stad of zero-emissie zone. In dat kader zijn bij verschillende steden hubs geplaatst met uiteenlopende functies en specificaties. Onder ondernemers, van ontwikkelaars tot aanbieders van vervoersconcepten, heerst echter onzekerheid over het succes van deze hubs. Waardoor wordt het veronderstelde succes beïnvloed? Is het de locatie, de parkeergelegenheid, de connectie met andere hubs of zijn bijvoorbeeld de faciliteiten of het aanbod aan voldoende en geschikte LEV’s doorslaggevend voor het succes van een mobiliteitshub? De consortiumpartners zijn ieder op een eigenwijze en met specifieke activiteiten betrokken bij de ontwikkeling van hubs. Vanuit kennis en ervaring bieden zij samen een breed pakket aan diensten en producten die nauw verbonden zijn met het ontwerp, de bouw en de faciliteiten van hubs. Juist vanuit deze actieve rol ondervinden zij onzekerheid en onduidelijkheid met betrekking tot de eisen die aan een succesvolle hub verbonden zijn. Dit onderzoek is een verkenning van de kritische succesfactoren van hubs. De onderzoeksvraag is: welke kritische succes factoren moeten in elk geval aanwezig voor het optimale succes van een mobiliteitshub c.q. deze te laten voldoen aan de behoefte van gebruikers, en welke rol spelen LEV’s hierin? Kennis en ervaringen van betrokken partners zal leiden tot een selectie aan KSFs die vermoedelijk bijdragen aan het succes van hubs. Met veldonderzoek, interviews, desk research en analyse zal vervolgens duidelijk worden welke factoren inderdaad doorslaggevend zijn. Dit resultaat wordt verwerkt tot een toolkit voor ontwikkelaars en andere betrokken bedrijven die een leidraad zal bieden voor de cruciale keuzes voor de opzet van hubs.
Participatiewet, social return, baanafspraakbanen, quotumheffing – van MKB’ers wordt gevraagd werkplekken te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De Quotumwet kan zelfs een boeteheffing opleggen als er onvoldoende werkplekken voor arbeidsbeperkten komen. De overheid dwingt MKB’ers hiermee over te gaan tot inclusief werkgeverschap. MKB’ers uit o.a. de bouw, afvalverwerking en schoonmaak kunnen geschikte werkplekken bieden en zijn bereid om hun bedrijf te richten op deze sociale innovatie. In de praktijk blijkt echter dat het MKB geen invulling kan geven aan deze innovatie, omdat kandidaten niet worden aangeleverd en/of niet over de juiste capaciteiten beschikken en omdat wet- en regelgeving belemmerend werkt. MKB’ers willen dit verbeteren samen met gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. MKB’ers ervaren dat gemeenten zich wel willen opstellen als partner van het bedrijfsleven, maar dat dat in de praktijk niet lukt. MKB’ers willen een structurele samenwerking met gemeenten tot stand brengen, waarbij ze zelf meer sturing geven aan de selectie en plaatsing van kandidaten, met minder regels. Omdat ze niet weten hoe ze dit van de grond kunnen krijgen vragen ze de Hanzehogeschool Groningen hiervoor handvatten te bieden. Gemeenten willen hier graag aan meewerken, omdat zij een beter beeld willen krijgen van de concrete behoeften van MKB’ers waardoor de door hen ingezette werkgeversbenadering beter aansluit op individuele MKB’ers. Door de nieuwe kennis van het project over een effectieve werkgeversbenadering zijn studenten beter voorbereid op de praktijk van de uitvoering van de Participatiewet en social return. De Hanzehogeschool Groningen zal samen met 26 MKB-bedrijven, MKB-Nederland Noord, De Normaalste Zaak, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen, een werkplan met spelregels ontwikkelen voor structurele samenwerking van MKB met gemeenten, waardoor MKB’ers kunnen voldoen aan de verplichtingen in het kader van social return en de Participatiewet en daadwerkelijk uitvoering kunnen geven aan inclusief werkgeverschap.