BACKGROUND: Self-monitoring of physical activity (PA) using an accelerometer is a promising intervention to stimulate PA after hospital discharge.OBJECTIVE: This study aimed to evaluate the feasibility of PA self-monitoring after discharge in patients who have undergone gastrointestinal or lung cancer surgery.METHODS: A mixed methods study was conducted in which 41 patients with cancer scheduled for lobectomy, esophageal resection, or hyperthermic intraperitoneal chemotherapy were included. Preoperatively, patients received an ankle-worn accelerometer and the corresponding mobile health app to familiarize themselves with its use. The use was continued for up to 6 weeks after surgery. Feasibility criteria related to the study procedures, the System Usability Scale, and user experiences were established. In addition, 6 patients were selected to participate in semistructured interviews.RESULTS: The percentage of patients willing to participate in the study (68/90, 76%) and the final participation rate (57/90, 63%) were considered good. The retention rate was acceptable (41/57, 72%), whereas the rate of missing accelerometer data was relatively high (31%). The mean System Usability Scale score was good (77.3). Interviewed patients mentioned that the accelerometer and app were easy to use, motivated them to be more physically active, and provided postdischarge support. The technical shortcomings and comfort of the ankle straps should be improved.CONCLUSIONS: Self-monitoring of PA after discharge appears to be feasible based on good system usability and predominantly positive user experiences in patients with cancer after lobectomy, esophageal resection, or hyperthermic intraperitoneal chemotherapy. Solving technical problems and improving the comfort of the ankle strap may reduce the number of dropouts and missing data in clinical use and follow-up studies.
DOCUMENT
DOCUMENT
Background: A paradigm shift in health care from illness to wellbeing requires new assessment technologies and intervention strategies. Self-monitoring tools based on the Experience Sampling Method (ESM) might provide a solution. They enable patients to monitor both vulnerability and resilience in daily life. Although ESM solutions are extensively used in research, a translation from science into daily clinical practice is needed. Objective: To investigate the redesign process of an existing platform for ESM data collection for detailed functional analysis and disease management used by psychological assistants to the general practitioner (PAGPs) in family medicine. Methods: The experience-sampling platform was reconceptualized according to the design thinking framework in three phases. PAGPs were closely involved in co-creation sessions. In the ‘understand’ phase, knowledge about end-users’ characteristics and current eHealth use was collected (nominal group technique – 2 sessions with N = 15). In the ‘explore’ phase, the key needs concerning the platform content and functionalities were evaluated and prioritized (empathy mapping – 1 session with N = 5, moderated user testing – 1 session with N = 4). In the ‘materialize’ phase, the adjusted version of the platform was tested in daily clinical practice (4 months with N = 4). The whole process was extensively logged, analyzed using content analysis, and discussed with an interprofessional project group. Results: In the ‘understand’ phase, PAGPs emphasized the variability in symptoms reported by patients. Therefore, moment-to-moment assessment of mood and behavior in a daily life context could be valuable. In the ‘explore’ phase, (motivational) functionalities, technological performance and instructions turned out to be important user requirements and could be improved. In the ‘materialize’ phase, PAGPs encountered barriers to implement the experience-sampling platform. They were insufficiently facilitated by the regional primary care group and general practitioners. Conclusion: The redesign process in co-creation yielded meaningful insights into the needs, desires and daily routines in family medicine. Severe barriers were encountered related to the use and uptake of the experience-sampling platform in settings where health care professionals lack the time, knowledge and skills. Future research should focus on the applicability of this platform in family medicine and incorporate patient experiences.
DOCUMENT
Een ziekenhuisopname voor een operatie heeft grote impact op kankerpatiënten. Ook als de ingreep medisch gezien goed is verlopen, leeft er bij patiënten vaak veel onzekerheid na ontslag uit het ziekenhuis. Dit komt door de complexiteit en veelheid aan behandelingen bij kanker en dit wordt extra versterkt als het ontslagproces sub-optimaal verloopt en niet aansluit bij de behoeften van patiënten. Dit is onwenselijk want het kan leiden tot vertraagd herstel, onnodige heropnames in het ziekenhuis (onnodige kosten) en stress en onzekerheid bij patiënten en hun naasten. Dit heeft een negatieve impact op het welzijn van mensen in hun leefomgeving en leidt tot een negatieve beleving van de zorgverlening. Zorgprofessionals weten echter niet wat mensen na een oncologische operatie nodig hebben om zich weer goed te voelen in hun leefomgeving en hoe zij daar vanuit de eerste en tweede lijn gezamenlijk aan kunnen bijdragen. Daarnaast is onbekend hoe zorgtechnologie zorgverleners en kankerpatiënten in hun leefomgeving daarbij kan ondersteunen. Het doel van dit onderzoek is het bevorderen van herstel en welzijn van mensen na een oncologische operatie en hun naasten, door kennisontwikkeling over hoe zorgprofessionals en ondersteuning middels technologie bij kunnen dragen aan een soepele overgang van ziekenhuis naar leefomgeving. Als uitgangpunt wordt de kennis en kunde uit het hotelvak gebruikt waar het uitchecken (ontslagprocedure) geperfectioneerd is en bijdraagt aan de goede waardering van het hotelbezoek. Om dit te realiseren is het onderzoek verdeeld in twee fasen: 1. Op basis van onderzoek naar de wensen en behoeften van kankerpatiënten en hun naasten, alsmede de ervaring van zorgprofessionals, wordt het ontslagproces herzien. 2. Er wordt onderzocht op welke wijze technologische ontwikkelingen (zoals zelfmonitoring) kunnen bijdragen aan het herstel van kankerpatiënten in de eigen leefomgeving.
Jaarlijks worden er in Nederland meer dan 1.6 miljoen mensen opgenomen in het ziekenhuis. Een ziekenhuisopname gaat voor veel mensen gepaard met verlies van conditie en een langdurig herstel. Fysieke inactiviteit van de patiënt gedurende de ziekenhuisopname is een belangrijke reden voor de afname van de zelfredzaamheid. Zonder medische noodzaak liggen patiënten 60-90% van de tijd in bed terwijl onderzoek laat zien dat spierkracht met 1 tot 5% per dag bedrust kan afnemen. Het beweeggedrag van de patiënt heeft in het ziekenhuis echter geen hoge prioriteit. Aan de andere kant laat literatuur zien dat het stellen van doelen (‘goal setting’) en het monitoren van eigen lichaamsfuncties (‘self-monitoring’) twee effectieve strategieën zijn om gedragsverandering teweeg te brengen. Binnen verschillende beweeginterventies bleek een stappendoel hét succesvolle ingrediënt. Daarom heeft consortiumpartner UMC Utrecht het initiatief genomen om fysieke activiteit als nieuwe maat te introduceren in de klinische zorg. Zij hebben recent in samenwerking met MKB-partijen Peercode en Pam een koppeling gerealiseerd met een beweegsensor en hun elektronisch patiëntendossier. Middels deze beweegsensor kan het beweeggedrag gemeten worden van patiënten waarmee bewegen als objectieve maat beschikbaar wordt voor zorgverleners én patiënten. Ondanks de technische koppeling, wordt het systeem nog weinig gebruikt. Fysiotherapeuten en verpleegkundigen werkzaam in het UMC Utrecht vragen naar concrete handvatten voor gepersonaliseerde inzet van het systeem. Zonder concreet plan of interventie voor zorgverleners en patiënten, bestaat het risico dat deze zorginnovatie niet of suboptimaal geïmplementeerd wordt, zoals vaak bij technologische innovaties gebeurt. Door met de Hogeschool Utrecht te gaan samenwerken zal, met studenten en medewerkers uit het werkveld, een beweegdoelinterventie worden ontwikkeld passend bij de behoeftes van zorgverleners en patiënten in de klinische setting om daarmee de kans op adoptie in de zorg te vergroten van deze veelbelovende technische innovatie.