The seismic performance of a two-story 2D frame and a five-story 3D frame–shear-wall structure founded on spread (isolated) footings is investigated. In addition to footings conventionally designed in accordance with “capacity-design” principles, substantially under-designed footings are also used. Such unconventional (“rocking”) footings may undergo severe cyclic uplifting while inducing large plastic deformations in the supporting soil during seismic shaking. It is shown that thanks to precisely such behaviour they help the structure survive with little damage, while experiencing controllable foundation deformations in the event of a really catastrophic seismic excitation. Potential exceptions are also mentioned along with methods of improvement.
LINK
AIM: To compare the shear bond strength (SBS) after aging of two dual-curing composite resin cements to multiphase composite resin (experiment) and glass-ceramics (control).METHODS: Seventy computer-aided design/computer-aided manufacturing (CAD/CAM) blocks were prepared: 24 multiphase composite resin blocks (Lava Ultimate; experiment), and 12 control blocks (groups 5 and 6: 6 IPS e.max CAD, 6 IPS Empress CAD). Surface treatments of the experiment groups were: 1) Al2O3 airborne particle abrasion; 2) bur-roughening; 3) silica-coated aluminum oxide particle abrasion; and 4) hydrofluoric (HF) acid etching. Per study group, Variolink II (a) and RelyX Ultimate (b) were used as cements. Per treatment group, four cement cylinders were adhered to the conditioned blocks (n = 12). After thermocyclic aging (10.000x, 5°C to 55°C), notch-edge shear testing was applied. Modes of failure were examined. A P value of 0.05 was considered significant.RESULTS: Groups 1a (18.68 ± 3.81) and 3a (17.09 ± 3.40) performed equally to 6a (20.61 ± 4.10). Group 5a (14.39 ± 2.80) did not significantly differ from groups 1a, 3a, and 4a (15.21 ± 4.29). Group 2a (11.61 ± 3.39) showed the lowest bond strength. For the RelyX Ultimate specimens, mean bond strengths were: 1b (18.12 ± 2.84) > 4b (15.57 ± 2.31) > 2b (12.34 ± 1.72) = 3b (11.54 ± 2.45) = 6b (12.31 ± 1.87) > 5b (0.78 ± 0.89). Failure mode analysis showed a significant association between bond strength values and modes of failure (chi-square).CONCLUSION: The SBS of the composite cements to the multiphase composite resin that was treated by Al2O3 or silica-coated aluminum oxide particle abrasion is comparable to the bond of the control groups.
LINK
This paper aims to quantify the evolution of damage in masonry walls under induced seismicity. A damage index equation, which is a function of the evolution of shear slippage and opening of the mortar joints, as well as of the drift ratio of masonry walls, was proposed herein. Initially, a dataset of experimental tests from in-plane quasi-static and cyclic tests on masonry walls was considered. The experimentally obtained crack patterns were investigated and their correlation with damage propagation was studied. Using a software based on the Distinct Element Method, a numerical model was developed and validated against full-scale experimental tests obtained from the literature. Wall panels representing common typologies of house façades of unreinforced masonry buildings in Northern Europe i.e. near the Groningen gas field in the Netherlands, were numerically investigated. The accumulated damage within the seismic response of the masonry walls was investigated by means of representative harmonic load excitations and an incremental dynamic analysis based on induced seismicity records from Groningen region. The ability of this index to capture different damage situations is demonstrated. The proposed methodology could also be applied to quantify damage and accumulation in masonry during strong earthquakes and aftershocks too.
DOCUMENT
Dit project richt zich op de ontwikkeling van de biotechnologische en chemische procesvoering om op basis van mycelium een alternatief voor leer te produceren. In vergelijking met leer is het voordeel van mycelium dat geen runderen nodig zijn, de productie kan plaatsvinden onder industriële condities en met gebruik van reststromen, de CO2 uitstoot alsook hoeveelheid afval verlaagd wordt, en het gebruik van toxische stoffen zoals chroom wordt vervangen door biobased alternatieven. In het project zullen de procescondities worden bepaald die leiden tot de vorming van optimaal mycelium. Daartoe zullen twee verschillende schimmels worden gekweekt in bioreactoren bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), waarbij specifiek de effecten van de procescondities (temperatuur, pH, shear, beluchting) en de samenstelling van het kweekmedium op groei van het mycelium en materiaal eigenschappen zullen worden onderzocht. De meest optimale condities zullen vervolgens worden opgeschaald. Op het op deze wijze verkregen materiaal zal Mylium BV een aantal nabehandelingsstappen uitvoeren om de sterkte, elasticiteit, en duurzaamheid van het product te vergroten. Daartoe worden biobased plasticizers, cross-linkers en/of flexibility agents gebruikt. Het resulterende eindproduct zal middels specifiek fysieke testen vergeleken worden met leer alsook worden voorgelegd aan mogelijke klanten. Indien beide resultaten positief zijn kan het betreffende proces na het project verder worden opgeschaald voor toepassing naar de markt.
Dit project betreft onderzoek naar de haalbaarheid van de industrialisatie van herverwerking van glasPP composiet afval in sandwich panelen. De beschikbare retourstromen, proceskennis en afzetmogelijkheden van de projectpartners bieden goede condities om het beoogde herverwerkingsproces te onderzoeken. De onderzoeksvraag luidt: Is het technisch haalbaar om glasPP afval te herverwerken in de kern van vezelversterkte sandwich panelen en wat zijn eventuele technische knelpunten of aanbevelingen voor industrialisatie? Omdat nog onzekerheden bestaan ten aanzien van de haalbaarheid, is de stap naar industrialisatie voor de projectpartners te groot, en is de te ontwikkelen kennis in dit project voor hen cruciaal. Daarom wordt onderzoek verricht naar de mogelijke technische knelpunten bij de herverwerking met speciale low shear apparatuur op lab schaal bij Saxion, en zullen aanbevelingen worden gedaan voor de opschaling naar een industrieel proces.
Thermoplast composiet (TPC) materialen worden in toenemende mate toegepast door de industrie. Van dit materiaal wordt gepromoot dat het goed recyclebaar is, echter wordt dit nog niet op grote schaal gedaan. Terwijl door de toename in populariteit, er juist meer reststromen beschikbaar komen. Op korte termijn in de vorm van productieafval en op de lange termijn in de vorm van End-of-Life materiaal. Tijdens de productie van TPC-onderdelen is al snel 1/3 van de materiaalstroom productieafval. Bestaande recycle initiatieven maken vaak gebruik van een chemisch of thermische oplossing, hierbij gaat het matrix materiaal verloren. Terwijl ook in dit deel van het composiet waarde zit. Daardoor kwam vanuit de industrie een toenemende vraag naar een recycleproces waarbij zowel de vezels als het materiaal behouden zou kunnen blijven. In het RAAK PRO project ‘TPC-Cycle – Duurzaam hergebruik van Thermoplastische composiet materialen’ is door twee promovendi onderzoek verricht naar processen om deze thermoplastische composieten te recyclen. Dit is gedaan in directe samenwerking met verschillende kenniscentra en projectpartners. Het TPC-Cycle project heeft zich gericht op het vinden van een oplossing voor een kosteneffectieve manier om postindustrieel TPC-afval te her verwerken. De volgende aspecten zijn opgeleverd tijdens dit project: Een waarde cirkel voor thermoplastische composieten. Hierbij is gekeken naar de uitdagingen die zich voordoen bij het verwerken van deze materiaalsoorten, en zijn er richtlijnen opgesteld voor de verwerking van TPC-materialen. Een recycling route is opgezet op lab schaal. Met deze opstelling kan het volledige proces doorlopen worden. Daarnaast zijn er demonstrators ontworpen en geproduceerd voor de industrie, om de mogelijkheden van het ontwikkelde proces te demonstreren.