When reconstructing a shooting incident with a shotgun, the muzzle-to-target distance can be determined by relating the size of a dispersion pattern found on a crime scene to that of test shots. Ideally, the test shots are performed with the weapon and ammunition that were used in the incident. But sometimes examiners will have to resort to alternatives, such as using cartridges of the same brand and type but with another pellet size. For this reason, the relationship between pellet size and shotgun dispersion patterns was studied with both lead and steel shotgun pellets. Cartridges were loaded with identical cartridge cases, powder charges, and wads but with different pellet sizes, below size B. The cartridges were fired, and the dispersion patterns at 5 m in front of the muzzle were measured and compared. The results provide strong support for the proposition that shotgun dispersion patterns with both lead and steel shot increase with decreasing pellet size if all other relevant parameters are kept equal. The results also provide an indicative measure of the magnitude of the effect. Pattern sizes were approximately 1.7 times larger with #9 than with #0 lead shot and 1.4 times larger with #9 than with #1 steel shot. The differences between consecutive shot sizes were generally smaller. This means that cartridges of equal brand and type but with the next nearest shot number can be used for a muzzle-to-target distance determination, keeping the information of the current study in mind in the final interpretation of the results.
DOCUMENT
Plant photosynthesis and biomass production are associated with the amount of intercepted light, especially the light distribution inside the canopy. Three virtual canopies (n = 80, 3.25 plants/m2) were constructed based on average leaf size of the digitized plant structures: ‘small leaf’ (98.1 cm2), ‘medium leaf’ (163.0 cm2) and ‘big leaf’ (241.6 cm2). The ratios of diffuse light were set in three gradients (27.8%, 48.7%, 89.6%). The simulations of light interception were conducted under different ratios of diffuse light, before and after the normalization of incident radiation. With 226.1% more diffuse light, the result of light interception could increase by 34.4%. However, the 56.8% of reduced radiation caused by the increased proportion of diffuse light inhibited the advantage of diffuse light in terms of a 26.8% reduction in light interception. The big-leaf canopy had more mutual shading effects, but its larger leaf area intercepted 56.2% more light than the small-leaf canopy under the same light conditions. The small-leaf canopy showed higher efficiency in light penetration and higher light interception per unit of leaf area. The study implied the 3D structural model, an effective tool for quantitative analysis of the interaction between light and plant canopy structure.
MULTIFILE
Met dit onderzoek is getracht een indruk te krijgen van de overtuigingen die er in de praktijk bestaan ten aanzien van effectief ingrijpen om de ontwikkeling van ernstig crimineel gedrag in de adolescentie te voorkomen. Bij dit onderzoek is aan alle kanten de breedte opgezocht. Er is gekeken naar een brede range van factoren die van invloed zijn op een antisociale ontwikkeling en naar een heel scala aan inter-venties dat hierop aan kan grijpen. Dit heeft een breed overzicht van mogelijke aangrijpingspunten en daarop aansluitende, beschikbare interventies opgeleverd. De bij de praktijk opgehaalde resultaten dui-den op grote overeenstemming tussen respondenten over de prioritering van beschikbare interventies. Daarbij zien de respondenten duidelijk meerwaarde, voor de gehele ontwikkelingsperiode, in het ver-sterken van goed opgroeien (universele preventie) nog vóór er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag. In grote lijnen zijn respondenten het ook eens over het inzetten van interventies gericht op het bijsturen in reactie op zorgwekkende signalen (primaire preventie) of op het stoppen en ombui-gen van delictgedrag (secundaire preventie). Wel is de mate van overeenstemming daarvoor iets min-der groot dan bij universele preventie. Praktijkprofessionals, onderzoekers en ervaringsdeskundigen sluiten met hun keuze voor deze interventies vooral aan bij interventies gericht op Familie, Kind en School om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling. Voor het bij bewoners versterken van gedeelde opvattingen rondom prosociaal gedrag in hun buurt is minder support, maar in de literatuur zijn er duidelijke aanwijzingen die het belang ervan onderschrijven. Tenslotte toont de literatuurstudie de meerwaarde om interventies multimodaal in te zetten, maar de wijze waarop dit het meest effectief is vraagt om aanvullend onderzoek. De resultaten van dit onderzoek bieden houvast voor beleidskeuzes, zowel landelijk als meer regionaal en lokaal. In respons op gesignaleerde problemen kan als eerste stap, met de praktijkprofessionals, lo-kaal informatie verzameld worden over: • beschikbare interventies voor 0-15 jarigen, gericht op Kind, Familie, School en Buurtfactoren op de verschillende preventieniveaus; • de wijze waarop deze interventies gecombineerd en multimodaal ingezet kunnen worden, best passend bij gesignaleerde problemen. • de keuze van interventies die ingezet kunnen worden als een antisociale ontwikkeling persistent en in toenemende mate ernstig blijkt te zijn. Ook kan er meer kennis opgedaan worden in het combineren van erkende interventies met ondersteunende vormen van advies, belangenbehartiging en begeleiding op dagelijkse stress verhogende om-standigheden. Beperkingen van het onderzoek liggen in: • de brede spreiding van respondenten waardoor zij als beroep of functie niet representatief zijn; • de beknopte vertaalslag van de interventies naar vragen in het Delphi-onderzoek die respondenten ruimte bood tot interpretatie; • de beperkte mate waarin respondenten op elkaars uitslag konden reageren.
DOCUMENT