De vele opgaven waarvoor organisaties zich gesteld zien vragen om wendbaarheid. Projecten vormen een belangrijk middel voor het creëren van deze wendbaarheid, om te kunnen reageren op problemen, kansen en uitdagingen, maar gaat een standaardaanpak daarvan wel werken?
DOCUMENT
Innovatie in en van organisaties vraagt in bijna alle gevallen ook om organisatieverandering, zo ook innovaties die tot doel hebben beter om te gaan met (de gevolgen van) productvariëteit. Organisatie-verandering is in veel gevallen niet makkelijk te realiseren omdat naast het technische aspect van de verandering – nieuwe technologie, andere systemen, gewijzigde processen, doorbroken routines – verandering ook van invloed is op de positie van afdelingen, functies, etc. Het is daarom een uitdaging om de juiste keuzes met betrekking tot de invulling van het veranderproces te maken en zo succesvolle verandering te bewerkstelligen. De veranderscan biedt een kader en een methode om in organisaties vooraf, tijdens en achteraf verandertrajecten het gesprek aan te gaan tussen de belangrijkste betrokkenen bij de verandering om uitgaande van de situatie tot een veranderaanpak te komen, de veranderaanpak bij te stellen of te evalueren en inzichten op te doen die kunnen helpen om komende veranderingen beter te laten verlopen.
DOCUMENT
Ieder vraagstuk dat centraal staat in een lab is uniek, en de samenstelling van het team en de omstandigheden waaronder een lab werkt zijn in alle situaties anders. Toch kunnen stadlabs van elkaar leren. In dit hoofdstuk bespreken we drie begrippen aan de hand waarvan wij de dynamiek in deze stadslabs begrijpen, en er inzichten voor en door betrokkenen uithalen? We kijken in het bijzonder naar wat vraagstukken zo weerbarstig maakt, en welke veranderkrachten een stadslab in kan zetten bij de aanpak van een vraagstuk. Daarna gaan we in op de manier waarop inzichten uit unieke situatie kunnen overdragen aan anderen die ook met stadslabs in de weer zijn of gaan.
DOCUMENT
Je zou verwachten dat de professionalisering van docenten het afgelopen coronajaar op een laag pitje stond. Maar uit onderzoek van het practoraat Docentprofessionalisering blijkt dat de unieke situatie van de coronacrisis een rijke leercontext bood voor docenten in het mbo. In dit artikel gaan we in op welke informele en formele professionaliseringsactiviteiten docenten hebben ondernomen die hen hielpen bij het vormgeven en uitvoeren van online en offline onderwijs. Daarnaast presenteren we een tool om de dialoog over docentprofessionalisering binnen het team te verbeteren.
DOCUMENT
In de BMS Studies 34 tot en met 37 wordt uitgebreid gerapporteerd over de resultaten van de derde wave van het Vlaamse Sportclub Panel (VSP3.0). Gezien de grote hoeveelheid aan resultaten werd besloten om de rapportering op te splitsen in vier delen en dit te bundelen onder BMS-reeks 'Barometer van de sportclubs in Vlaanderen'. Meer bepaald komen in de vier betreffende BMS Studies de volgende thema's aan bod: - Een stand van zaken en een terugblik (BMS 34) - Clubprofiel, sportaanbod en gezondheidspromotie (BMS 35) - Ledenprofiel, medewerkersprofiel en financiële situatie (BMS 36) - Diversiteit, sociale inclusie, beleid en samenwerking (BMS 37)
LINK
De taalproblematiek van de autochtone achterstands leerling blijft een hardnekkig fenomeen. De achterstand van dit type leerling is sinds 1994 niet kleiner geworden. Vanaf 2002 is er zelfs een daling in het prestatieniveau van dit type leerling te ontdekken (Ledoux, Roeleveld, Driessen, Cuppen, & Meijer, 2011). In de wens hier verandering in te brengen, is gekeken naar internationale effectieve programma’s die positieve effecten sorteren bij (zowel allochtone als autochtone) achterstandsleerlingen. Success for All (SfA), een van oorsprong Amerikaans schoolbreed programma dat is ontwikkeld om achterstandsproblematiek te bestrijden, heeft middels een Randomized Controlled Trial aangetoond dat leerlingen in de SfA-scholen ongeveer een half jaar hoger presteerden op verschillende leestoetsen dan vergelijkbare leerlingen in de controlegroep (Borman et al., 2007). Binnen SfA is er veel aandacht voor de interactie tussen ouders, leerkrachten en school. In deze studie zullen de onderdelen en werkwijzen uit het SfA-programma worden besproken. De ervaringen van ouders in een kleinschalige pilot zullen worden gebruikt om de implementatie en bijbehorende knelpunten in de vertaling naar de Nederlandse situatie te illustreren.
DOCUMENT
Lerarenopleidingen hebben de verantwoordelijkheid om toekomstige leraren in te wijden in een didactiek die taalontwikkeling integreert in vakken, Taalgericht Vakonderwijs (TVO) genaamd. Met TVO bedoelen we de didactiek waarin vaktaalontwikkeling een expliciet doel is en waar onderwijs wordt gepland dat gerichte taalsteun biedt, vol interactiemogelijkheden zit en contextrijk is (Hajer & Meestringa, 2020). Leraren kunnen dan vervolgens zelf (vak)onderwijs van hoge kwaliteit bieden aan het grote aantal leerlingen in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs die ondersteuning behoeven in hun taalvaardigheid bij het leren in diverse schoolvakken. Er ligt dus een taak binnen alle lerarenopleidingen (gericht op de diverse schoolvakken c.q. vakgebieden binnen pabo’s) om een plek en vorm voor TVO te vinden binnen hun curricula. Echter, het is onduidelijk hoe opleidingen deze inbedding van TVO vormgeven. Dit rapport doet verslag van een verkennend en beschrijvend onderzoek (looptijd januari-september 2021) naar de vraag: “In hoeverre is taalgericht vakonderwijs ingebed in de lerarenopleidingen in Nederland?”, in opdracht van het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs (HU) en het Platform Taalgericht Vakonderwijs. Om de vraag te beantwoorden werden eerst TVO-experts (n=15) van dertien eerste- en tweedegraadslerarenopleidingen en pabo’s bevraagd aan de hand van een interviewguide. Vervolgens zijn een aantal experts binnen hun opleidingen (n=4) aan de hand van een gespreksleidraad (live of digitaal) bij verschillende vakgroepen nagegaan hoe de inbedding van TVO in verschillende curriculumonderdelen vorm heeft gekregen. Via kwalitatieve data-analyse werd vervolgens in de interviewtranscripten en verkregen schriftelijke input vanuit de gespreksleidraad gezocht naar patronen in antwoorden, alsook naar opvallende verschillen. De rapportage op basis van de verkregen data is ter validering aan alle betrokken TVO-experts voorgelegd. Het belang van taalgerichte vakdidactische competenties van leraren wordt bij de bevraagden breed erkend. In de curricula kent TVO echter geen vanzelfsprekende, structurele verankering en is de mate en wijze van inbedding sterk afhankelijk van individuen en hun beschikbare tijd, prioriteit en expertise. Daardoor fluctueert de positionering van TVO in de verschillende vakken en vakgroepen, en daarmee ook het eigenaarschap. Het gebrek aan een eenduidige opvatting van TVO en taalbeleid, en de vertaalslag hiervan in de verschillende lagen van de lerarenopleiding (taalvaardigheid student, taaldidactiek student, taaldidactiek opleider), is hier mogelijk debet aan. Verder blijkt dat de opname van het thema taal en leren in landelijke beleidsdocumenten onvoldoende stuurkracht genereert om implementatie in het opleidingscurriculum af te dwingen. Op basis van de resultaten zijn de belangrijkste aanbevelingen: 1. Koppel taalontwikkeling binnen vakcontexten krachtiger aan grote beleidsthema’s (binnen de instellingen) zoals (digitale) geletterdheid, inclusie en kansengelijkheid. Dat bevordert agendering op lokaal en nadrukkelijk ook op landelijk niveau. 2. Maak doorontwikkeling van goede praktijken rond het opleiden en professionaliseren van leraren op landelijke onderzoeksagenda’s zichtbaarder. Samenwerking op geprioriteerde vragen kan lokale bevindingen helpen analyseren, good practices in beeld helpen brengen, en curriculumontwerpstudies bevorderen. 3. Zorg landelijk voor meer strategische agendering van TVO, en voor verbinding gericht op kennisdeling en -ontwikkeling van leraren (in opleiding) en hun TVO-bekwaamheden. Het gaat dan om verbinding tussen TVO-experts in instellingen, hun management en andere actoren in de kwaliteitszorg van opleidingen (zoals bijvoorbeeld vakdidactische netwerken).
DOCUMENT