Met de praatplaat Technologie & Sociaal-emotioneel leren kunnen onderwijsprofessionals in het speciaal onderwijs zien hoe je met technologie je leerlingen kunt ondersteunen bij het ontwikkelen van de competenties van sociaal-emotioneel leren (SEL). Per competentiegebied zijn er voorbeelden van verschillende technologieën, daarnaast wordt duidelijk aan de hand van welke didactische keuzes onderwijsprofessionals de inzet van een technologie bepalen. In nauwe samenwerking met Heliomare onderwijs is informatie opgehaald over de huidige inzet van technologische toepassingen. En over mogelijkheden voor verdere inzet van technologie voor ondersteuning op SEL. De praatplaat helpt het gesprek aan te gaan over het breder inzetten van al aanwezige en nieuwe technologie binnen het gespecialiseerd onderwijs voor ondersteuning op de ontwikkeling van SEL. De praatplaat biedt een visueel overzicht van de eerste inzichten en bevindingen uit het onderzoek Sociaal-emotioneel leren en technologie in het speciaal onderwijs.
DOCUMENT
Basisscholen kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan het sociale welbevinden van hun leerlingen. De school is een plek waar leerlingen op jonge leeftijd met een relatief grote groep andere kinderen leren samen te leven. Ze leren hoe zij op andere leerlingen reageren, wat voor emoties die omgang op kan roepen en wat voor gevoel die onderlinge omgang met zich meebrengt.
DOCUMENT
Bedrijfsovernames binnen de agrarische sector zijn complexe processen. Vooralsnog wordt er veel aandacht besteed aan het financiele, juridische en fiscale aspect, maar het sociaal-emotionele vlak blijft nog te vaak onderbelicht, terwijl dat juist een cruciale rol speelt. Vanuit culturele antropologie geven we in dit essay antwoord op de vraag: “hoe kom je tot een succesvolle bedrijfsovername op sociaal-emotioneel vlak?”
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft de uitkomsten van een kwalitatief onderzoek naar de opbrengsten van het mentorproject Take 2. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder jongeren, die vijf tot negen jaar geleden meededen aan het dit mentorproject. Het beschrijft de opbrengsten die zij zelf toeschrijven aan hun deelname in dit project. Het project is gestart in juli 2000 in de Utrechtse wijken Pijlsweerd, Ondiep en Zuilen door de Welzijnsstichting Portes en bestaat inmiddels tien jaar. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling (PMO) van de Hogeschool Utrecht (HU) in samenwerking met Portes (welzijnstichting) en Two Get There (initiatiefnemer van het project). Voorafgaand aan het onderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd en op grond van deze studie ben ik tot de onderstaande vragen gekomen. De twee hoofdvragen die ik wilde beantwoorden met dit onderzoek waren: 1. Welke opbrengsten, in de zin van betekenis voor de mentee, op de persoonlijkheid (emotioneel kapitaal), omgang met anderen, sociaal netwerk (sociaal kapitaal), schoolloopbaan (academisch kapitaal) en vrije tijdsbesteding (cultureel kapitaal) kennen oud-deelnemers van Take 2 toe aan het maatjesproject waaraan ze zes tot negen jaar geleden deelnamen, en in hoeverre zien we deze toekenning in (objectieve) gegevens bevestigd? 2. Welke voorwaarden dragen bij aan het succes van Take 2?
DOCUMENT
Over eenzaamheid in verpleeghuizen is relatief weinig bekend. Het doel van deze studie is inzicht krijgen in de prevalentie van sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid onder verpleeghuisbewoners en de samenhang tussen eenzaamheid en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Data is verzameld onder verpleeghuisbewoners van zorgcentra en groepswoningen in de provincie Zeeland (N = 101; leeftijdsrange = 42 tot 103 jaar; mediaan = 83 jaar; 71% = vrouw). Sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid zijn bevraagd, alsmede persoonsgegevens en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Prevalentiecijfers van eenzaamheid zijn berekend. Regressieanalyses zijn uitgevoerd om de relatie tussen eenzaamheid en persoonsgegevens, deelname aan activiteiten en het hebben van contacten te onderzoeken. De meerderheid van de respondenten voelt zich emotioneel, sociaal en/of existentieel eenzaam. Een langere verblijfsduur in het verpleeghuis en deelname aan beweegactiviteiten hangen samen met een mindere mate van sociale eenzaamheid, maar niet met emotionele of existentiële eenzaamheid. Het aanbod aan activiteiten in het verpleeghuis is gericht op sociale eenzaamheid. Voor emotionele en existentiële eenzaamheid lijkt geen aanbod te bestaan, terwijl deze vormen van eenzaamheid vaak voorkomen in het verpleeghuis.
MULTIFILE
De school heet tot taak te hebben jeugd te vormen tot harmonieuze mensen die intellectueel, emotioneel en sociaal in de maatschappelijke werkelijkheid leren functioneren en zich voorbereiden op het leveren van een zinvolle bijdrage aan de samenleving.
DOCUMENT
Sociaal en emotioneel leren is het proces waarin jonge mensen de vaardigheden verwerven die ze nodig hebben om deel te nemen en een positieve bijdrage te leveren aan de contexten waarin ze leven en leren (Zins & Elias, 2007). Dit leren wordt geassocieerd met hun toekomstige (psychosociale) gezondheid en succes in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Scholen over hele wereld implementeren Sociaal Emotionele Leer (SEL) programma’s voor adolescenten. Die programma’s richten zich op het versterken van de sociaal-emotionele vaardigheden van jongeren om hun psychosociale gezondheid en succes op school en op hun werk te bevorderen. De kennis over de evaluatie en implementatie van dergelijke programma’s van groepen leerlingen die verschillen in individuele en omgevingskenmerken is echter beperkt. Kenmerken zoals leervermogen en familieachtergrond bepalen de sociaal-emotionele vaardigheden die jonge mensen ontwikkelen. De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s voor leerlingen in het voortgezet onderwijs met diverse achtergrond kenmerken. De studies dragen in het bijzonder bij aan de kennis over het Nederlandse Skills4Life (S4L) programma. De onderzoeken richten zich op leerlingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) en specifiek op de leerlingen in de zogenaamde basis richting (vmbo-b) en het praktijkonderwijs (PrO). Leerlingen in deze laatste richtingen leren tegelijkertijd op school en tijdens stages in sectoren zoals horeca, detailhandel en techniek. Zij hebben aanvullende onderwijsbehoeften vanwege hun intellectuele- en taal- en rekencapaciteiten, emotieregulatie en gedrag. Veel van deze leerlingen groeien op in gezinnen met lage inkomens en/of met een migratieachtergrond en wonen in zogenoemde achterstandswijken. Als gevolg daarvan bevinden zij zich in gemarginaliseerde posities. Doel en bevindingen De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan inzicht in: 1. De effecten van universele SEL-programma’s op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsresultaten van adolescenten; 2. De onderlinge relaties tussen sociaal-emotionele vaardigheden en tussen die vaardigheden en de psychosociale gezondheidsresultaten van leerlingen in vmbo-b en PrO; 3. De effecten van het Nederlandse S4L-programma op de sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen in gemarginaliseerde posities; 4. De perspectieven van vmbo-b en PrO leerlingen op de sociaal-emotionele vaardigheden die zij nodig hebben voor het onderhouden van positieve relaties met klasgenoten; 5. De perspectieven op SEL en het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden op school van ouders van leerlingen in het PrO. Om bij te dragen aan de beoogde inzichten zijn zes studies uitgevoerd, een review- en meta-analysestudie, drie kwantitatieve en twee kwalitatieve studies. Daarbij is een sequentiële benadering gevolgd. De bevindingen van de review studie (hoofdstuk 2) en de evaluatiestudie van het oorspronkelijke S4L programma (hoofdstuk 3) hebben het ontwerp en de analyses bepaald van de andere twee kwantitatieve studies (hoofdstukken 4 en 5) gericht op leerlingen in het vmbo-b en PrO. De bevindingen van deze laatste studies waren aanleiding voor het ontwerp en de analyses van de twee kwalitatieve studies (hoofdstukken 5 en 6). In de meeste studies in dit proefschrift zijn de competenties uit het raamwerk van de Collaborative Academy for Social Emotional Learning (CASEL-raamwerk) als referentiekader gebruikt om soicaal-emotionele vaardigheden te identificeren. De vijf competenties in dit raamwerk zijn 1. Zelfbewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals zelfwaardering en zelfeffectiviteit); 2. Sociaal bewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals empathie en perspectief nemen); 3. Zelfmanagement (dat omvat vaardigheden zoals zelfregulering en het stellen van doelen); 4. Relatievaardigheden (dat omvat vaardigheden zoals samenwerken en het oplossen van sociale problemen); 5. Verantwoorde besluitvorming (dat omvat vaardigheden zoals het overwegen van de gevolgen van en het nemen van verantwoordelijkheid voor acties). Het CASEL-raamwerk wordt wereldwijd gebruikt in SEL-programma’s. Hoofdstuk 2 beschrijft de review en meta-analyse van veertig evaluatiestudies van tweeëndertig universele SEL-schoolprogramma’s voor adolescenten van 11-18 jaar. Deze programma’s hebben een significante positieve invloed op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen. Het onderzoek laat zien dat de evaluatiestudies van SEL-programma’s effecten meten op een selectie van de individuele sociaal-emotionele vaardigheden die een programma beoogt te versterken. Sommige studies meten helemaal geen effecten op deze vaardigheden. Daarnaast rapporteerden de onderzoeken nauwelijks verschillen in effecten gerelateerd aan de achtergrond kenmerken van leerlingen. De gerandomiseerde studie met een controlegroep in hoofdstuk 3 betreft de evaluatie van het originele Nederlandse S4L-programma voor leerlingen (n = 1394) in verschillende vormen van het reguliere middelbare onderwijs, namelijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen vormend onderwijs (havo) en voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Het onderzoek laat gemengde resultaten zien. Er zijn significante positieve effecten gevonden op alcoholgebruik en pesten, en nadelige effecten op digitaal en seksueel pesten en roken. Vergeleken met leerlingen op het vwo en de havo verbeterden vmbo-leerlingen meer op het gebied van pesten en suïcidale gedachten. Dit onderzoek maakte geen onderscheid tussen leerlingen met verschillende familieachtergronden en leerwegen in het vmbo, zoals de theoretische-, kader- en basis- leerwegen. Praktijkschool leerlingen vielen veelal uit in deze studie. De pre-test gegevens van vmbo-b en PrO leerlingen zijn gebruikt in de cross-sectionele studie in hoofdstuk 4. Deze studie identificeerde significante (middelgrote tot grote) correlaties tussen de verschillende sociaal-emotionele vaardigheden. Daarnaast werden kleinere maar significante correlaties gevonden tussen deze vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten, te weten emotionele- en gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag. Analyses lieten zien dat de vaardigheid zelfmanagement een mediërende rol vervult in de relatie tussen de vaardigheid zelfbewustzijn en emotionele- en gedragsproblemen. De vaardigheid sociaal bewustzijn is geïdentificeerd als een mediator tussen pro-sociaal gedrag en de vaardigheden zelfbewustzijn, relatievaardigheden en verantwoordelijke besluitvorming. Zelfmanagement en sociaal bewustzijn lijken belangrijke vaardigheden om te versterken om de psychosociale gezondheid van leerlingen in vmbo-b en PrO te bevorderen. Hoofdstuk 5 rapporteert over de bevindingen van een quasi-experimentele studie (n = 739) van het aangepaste S4L-programma. Dit programma is aangepast aan de leercapaciteiten en de taalvaardigheid van leerlingen in vmbo-b en PrO. Omdat deze leerlingen gelijktijdig op school en tijdens stages in de praktijk leren, is aan dit S4L- programma een module voor sociaal-emotionele vaardigheden die relevant zijn voor de werkpraktijk toegevoegd. In deze studie laten multiple regressieanalyses geen effecten zien op de totale leerlingenpopulatie. In een subgroep leerlingen met een migratieachtergrond die tegelijkertijd het S4L-programma en stage volgden, zijn in het onderzoek significante negatieve effecten op twee sociaal-emotionele vaardigheden gevonden, te weten op sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Op basis van deze bevindingen is verondersteld dat de familieachtergrond en de stagecontext relevant zijn om rekening mee te houden bij het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden van deze adolescenten. Om de verschillen in effecten van het aangepaste S4L programma te begrijpen en inzicht te krijgen in de sociaal-emotionele vaardigheden die noodzakelijk zijn om te versterken voor leerlingen in vmbo-b en PrO zijn twee kwalitatieve studies uitgevoerd. Die studies richtten zich op de perspectieven op SEL, belangrijke sociaal-emotionele vaardigheden en het versterken daarvan op school van leerlingen zelf en ouders. Hoofdstuk 6 schetst de perspectieven van 22 leerlingen op hun sociaal-emotionele vaardigheden en behoeften om die te versterken. De meeste van hen hadden een migratieachtergrond en volgenden PrO. In kleine focusgroep interviews vertelden deze leerlingen te ervaren over voldoende sociaal-emotionele vaardigheden te beschikken om hun dagelijkse schoolleven in goede banen te leiden. Ze gaven echter aan een gebrek aan steun van leraren en klasgenoten te ervaren bij het gebruik van die vaardigheden in specifieke situaties op school. Leerlingen ervaarden dat oplossingen voor zulke problemen buiten hun macht lagen. Zij associeerden die problemen met zelfmanagement, sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Zij gebruikten hun eigen taal en interpretaties voor deze vaardigheden. Hoofdstuk 7 beschrijft de perspectieven van ouders op SEL en de sociaal-emotionele vaardigheden die zij cruciaal achtten voor adolescenten om te verwerven. Voor deze studie zijn 32 ouders met kinderen in het PrO geïnterviewd. Bijna de helft van de ouders had een migratieachtergrond, de anderen waren Nederlands. Zij verschilden in opleidingsniveau. De ouders erkenden dat de vaardigheden die in SEL-programma’s worden aangeleerd, relevant zijn om te leren voor hun kinderen. Het taalgebruik en de interpretatie van de vaardigheden die ouders gebruikten verschillen van de vaardigheden die S4L- en andere SEL-programma’s beogen te versterken. Uit het taalgebruik, de interpretaties en de onderliggende waarden, doelen en overtuigingen over de opvoeding en ontwikkeling kwam een conceptueel model van vier onderling verbonden sociaal-emotionele vaardigheden naar voren die ouders van belang achtten om te leren voor adolescenten. Die vaardigheden zijn: respectvol gedrag, samenwerkingsvaardigheden, zelfkennis en zelfredzaamheid. Hoewel zij zichzelf in de eerste plaats verantwoordelijk achtten voor het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden, waren de meeste ouders van mening dat scholen een taak hebben om met name die vaardigheden te versterken die thuis moeilijk aan te leren zijn. Dat waren in hun ogen samenwerkingsvaardigheden, die van belang zijn voor het toekomstige werk van hun kinderen. Ze benadrukten ook de noodzaak van samenwerking tussen ouders en scholen op het gebied van SEL. Hoofdstuk 8 bespreekt de belangrijkste bevindingen van de studies in dit proefschrift en de bijdragen aan de kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s. Deze bevindingen duiden erop dat er behoefte is aan evaluatiestudies van zulke programma’s die uitkomsten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheid meten. Daarnaast is het van belang om de effecten op die uitkomstmaten te onderscheiden van leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken, zoals hun familieachtergrond en onderwijsvorm, maar ook hun sekse en leeftijd. Het meten van effecten op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten vereist passende kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen. Van belang is om daarbij instrumenten te gebruiken die meerdere perspectieven op die vaardigheden in kaart te brengen, zoals die van leerlingen zelf, hun ouders en docenten. Zulke meervoudige perspectieven zijn nodig om inzicht te krijgen in de vaardigheden die leerlingen met verschillende achtergronden hebben en nodig hebben. Dat vereist mogelijk ook aanpassingen van het taalgebruik van (bestaande) instrumenten. Bovendien wordt aangenomen dat kenmerken die van invloed zijn op de ontwikkeling van vaardigheden, zoals sekse en familieachtergrond, ook onderling interacteren. Om de effecten van SEL-programma’s op sociaal-emotionele vaardigheden van diverse leerlingen te begrijpen en te versterken is het analyseren van dergelijke interacties noodzakelijk. Het evalueren van deze effecten bij leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken is ook van belang voor de implementatie van SEL-programma’s en het afstemmen daarvan op de behoeften van specifieke groepen, zoals leerlingen in vmbo-b en PrO. De bevindingen van de studies in dit proefschrift laten zien dat de vaardigheden die adolescente leerlingen thuis nodig hebben en de vaardigheden die in S4L en andere SEL-programma worden aangeleerd kunnen verschillen. De studies dragen bij aan empirisch bewijs voor de noodzaak om vmbo-b en PrO leerlingen en hun ouders te betrekken bij de implementatie van het S4L-programma. Dat is van belang om inzicht te krijgen in hun taalgebruik en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden en tot overeenstemming te komen over de vaardigheden die relevant zijn om op school te versterken. Omdat de vaardigheden die leerlingen thuis, op school en op de werkplek nodig hebben kunnen variëren, is het contextualiseren van de vaardigheden waarop S4L en andere SEL-programma’s zich richten van cruciaal belang om hen en hun ouders te betrekken. Aanbevelingen voor de praktijk Het betrekken van ouders en leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken vereist een zo genoemde transformatieve, en op krachten gebaseerde, benadering van SEL. Zo’n benadering is gevoelig voor het gezamenlijk verkennen, afstemmen op en ondersteunen van de vaardigheden die leerlingen hebben en nodig hebben in de contexten waarin zij leven en leren, thuis, op school en op de werkplek. De noodzaak om schoolprogramma’s die sociaal-emotionele vaardigheden aanleren te transformeren, is gebaseerd op de idealen van sociale rechtvaardigheid. Die transformatie is nodig om gelijke kansen te bieden aan leerlingen in gemarginaliseerde posities om de vaardigheden te verwerven die zij nodig hebben. De bevindingen uit de studies in dit proefschrift laten zien dat bepaalde sociaal emotionele vaardigheden de relatie tussen andere vaardigheden en de psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen mediëren. Daarom is het mogelijk niet noodzakelijk om SEL-programma’s voor adolescenten te richten op vaardigheden in alle competenties van CASEL’s raamwerk, om hun psychosociale gezondheid en/of succes op school en op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarom wordt een modulaire benadering van het S4L-programma aanbevolen. In zo’n benadering bestaat S4L uit vijf modules die zich focussen op vaardigheden in één van de competenties in CASEL’s raamwerk. Dat biedt mogelijkheden voor het flexibel aanpassen aan behoeften aan vaardigheden van leerlingen die kunnen variëren afhankelijk van hun achtergrondkenmerken. Een dergelijke aanpak ondersteunt ook de mogelijkheid om bij de implementatie van S4L aan te sluiten bij die vaardigheden die volgens leerlingen, ouders en leraren als eerste van belang zijn om aan te leren. Het toepassen van een transformatieve benadering om leerlingen en ouders met verschillende achtergronden te betrekken, vereist training van docenten en materialen om hen te ondersteunen bij de implementatie van S4L. Docenten in het voortgezet onderwijs worden tijdens hun opleiding nauwelijks voorbereid op het betrekken van diverse leerlingen en hun ouders bij SEL. Daarom is ook aanvullende training nodig gericht op interculturele communicatie en het samenwerken met ouders. Aanbevelingen voor onderzoek Toekomstig onderzoek naar transformatieve en modulaire benaderingen voor SEL-programma’s is van belang om bij te dragen aan kennis over deze benaderingen en voor het informeren van training en ondersteuning van docenten bij de implementatie daarvan. Daarnaast is meer onderzoek nodig met betrekking tot de wijze waarop adolescente leerlingen en hun ouders met verschillende achtergrondkenmerken succesvol kunnen worden betrokken bij de implementatie van programma’s afgestemd op hun behoeften. Onderzoek naar de toepasbaarheid van het ouderlijke model van sociaal-emotionele vaardigheden dat in dit proefschrift is gepresenteerd is noodzakelijk. Het testen van het model met verschillende groepen ouders en mogelijk ook adolescente leerlingen is van belang om het model te verfijnen. Het verkennen van hun taalgebruik voor en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden vragen daarbij specifieke aandacht. We adviseren toekomstige evaluatiestudies van SEL- programma om zich te richten op het meten van effecten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden van diverse subgroepen leerlingen. Dergelijke studies moeten ook aandacht besteden aan de effecten van interacties tussen verschillende achtergrondkenmerken op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten.
DOCUMENT
In dit rapport worden de gegevens van het schooljaar 2013-2014 gepresenteerd van de leerlingen van OBS de Potmarge (het betreft de tweede monitor). De leerlingen zijn gevolgd op vijf pijlers; cognitief, sociaal emotioneel, sportief, cultureel en het schoolklimaat.
DOCUMENT
Het Lectoraat Jeugd is door een Beleidsadviseur Sociaal Domein van de Gemeente Wijk bij Duurstede benaderd om de Pilot Onderwijs Zorg Arrangement (het OZA) in haar gemeente te evalueren. Binnen het OZA werken SBO-school De Driehoek, basisschool Het Baken en Loket Wijk (Sociaal Wijkteam) intensief samen met als doel kinderen binnen de gemeente op te vangen en zo te voorkomen dat zij aangewezen zijn op speciaal onderwijs buiten de gemeente. De Driehoek en het Baken verzorgen samen het onderwijsprogramma binnen de brede school Het Anker. Binnen het OZA worden zij ondersteund door de inzet van hulpverlening vanuit Loket Wijk (Collegevoorstel, 2017). De pilot werd vanaf januari 2017 gefinancierd door de gemeente en liep tot augustus 2018. Om tot besluitvorming te kunnen komen over al dan niet voortzetten van het OZA is de gemeente op zoek naar informatie over de meerwaarde van deze pilot. Dit in relatie tot de beoogde doelstelling: ‘Dat leerlingen onderwijs krijgen op de voor hen meest passende plek: daar waar zij zich in een veilige omgeving maximaal cognitief en sociaal emotioneel kunnen ontwikkelen. Zo mogelijk dichtbij huis en tevens in of dichtbij het regulier basisonderwijs, waar nodig ondersteund met specialistische voorzieningen.’ (Collegevoorstel zaaknummer 21231, 27 juni 2017, p. 1).
DOCUMENT
In het basisonderwijs speelt de leerkracht een belangrijke rol bij leren lezen. Door de schoolsluiting in 2020 moesten leerkrachten hun leesonderwijs op afstand inrichten in de thuisomgeving van de leerlingen. Dit onderzoek bracht in kaart welke doelen basisschoolleerkrachten nastreefden bij dit noodgedwongen leesonderwijs op afstand, binnen welke omstandigheden zij dit moesten vormgeven en welke (on)mogelijkheden zij hierbij ervoeren. Uit inhoudsanalyse van vragenlijsten (N=37) en interviews (N=10) bleek een grote verscheidenheid in onder andere aanbod, tijdsplanning, groepsgrootte en inzet van digitale middelen. De ervaren (on)mogelijkheden liepen ook uiteen en bleken samen te hangen met de omstandigheden van alle betrokken actoren (leerling, leerkracht, ouders), de (digitale) leeromgevingen en de beoogde doelen (leesprestatie, leesmotivatie en/of sociaal-emotioneel welbevinden). Voor alle leerkrachten bleken interactieve instructie, met name voor technisch lezen, het monitoren en reguleren van het leerproces van de leerling op afstand en het faciliteren van samenwerking tussen leerlingen uitdagend, zo niet onmogelijk. Deze bevindingen dragen bij aan verklaringen voor de uiteenlopende effecten van de schoolsluiting en bieden aanknopingspunten voor de vormgeving van leesonderwijs, waarbij betrokken actoren (b.v. ouders en leerkrachten) uit de thuisomgeving en de schoolomgeving meer samen optrekken - al dan niet op afstand.
LINK