Er is behoefte aan meer kennis en ondersteuning bij het implementeren van effectieve valpreventieinterventies in de wijk, waar ouderen zelfstandig thuis wonen. Omdat vallen een multifactorieel probleem is en er vele soorten valpreventie-interventies bestaan, is interprofessionele samenwerking gewenst. Door literatuuronderzoek en in focusgroep-bijeenkomsten met verschillende professionals is onderzocht wat bevorderende en belemmerende factoren zijn bij succesvolle interprofessionele samenwerking op het gebied van valpreventie, en welke strategieën effectief zijn. De belangrijkste conclusie is, dat voor het bevorderen van interprofessionele samenwerking coördinatie, communicatie en informatie cruciale factoren zijn. Daarnaast is ook uitwisseling van evidence based kennis en samenwerking met andere stakeholders belangrijk.
Sommige ouders krijgen in hun leven te maken met een opeenstapeling van omstandigheden die hun welbevinden negatief beïnvloeden, zoals schulden, gezondheidsproblemen en werkloosheid. Het kan voor deze ouders lastig zijn om te focussen op opvoeden. Zij kunnen profiteren van groepsgerichte opvoedingsondersteuning: preventieve activiteiten bedoeld om opvoedingscompetenties te vergroten en zo opvoedingsomstandigheden te verbeteren. Dit artikel beschrijft een onderzoek naar de factoren die door ouders, vrijwilligers en jeugdprofessionals als werkzaam worden ervaren in het versterken van ouders en het ontstaan van steunende netwerken, en de rol die jeugdprofessionals en vrijwilligers hierin spelen. Er werd een participatief, narratief onderzoeksdesign gehanteerd. Uit de analyse van de ervaringen van de betrokkenen komen drie inhoudelijke ervaren werkzame factoren naar voren: (1) uitwisselen en leren, (2) ontmoeten en steunen, en (3) ontspannen en opladen. Daarnaast komen er drie procesmatige ervaren werkzame factoren naar voren: (4) professionele vaardigheden van jeugdprofessionals en vrijwilligers, (5) structuur, en (6) groepsdynamiek. Deze zes ervaren werkzame factoren dragen er gezamenlijk aan bij dat ouders een steunend netwerk ontwikkelen en zich gesterkt voelen in hun ouderrol.
MULTIFILE
Het meeste vlees dat Nederlanders eten wordt niet duurzaam geproduceerd. Veel productie leidt tot overbemesting, kost veel water en gaat ten koste van de biodiversiteit en het landschap, terwijl dierenwelzijn niet per se is geborgd. Hogeschool Van Hall Larenstein participeerde binnen het onderzoek ‘Dierzaam’ van de Hogeschool Utrecht. Het project zocht naar marketingstrategieën die consumenten verleiden om over te stappen naar meer duurzaam geproduceerd vlees. In dit whitepaper beschouwt Van Hall Larenstein (VHL) de kansen in de keten vanuit het perspectief van de boer. Hiervoor bestudeerden onderzoekers literatuur en inspirerende voorbeelden. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal leiden tot extensivering van de veehouderij. De milieubelasting van vlees wordt bepaald op veel criteria, de uitkomsten verschillen per diersoort en voor traditioneel of organische houderijsystemen. Over het algemeen zijn kip- en varkensvlees minder milieu belastend dan rundvlees. Echter, varkens en kippen eten weer meer granen die wereldwijd voor mensen belangrijk zijn en rundvee kan daarentegen op grasland leven. Voor de omschakeling naar duurzame vleesvee houderij is een systeemverandering nodig waar álle partijen een rol in hebben. De boer moet voldoen aan de vele normen en heeft deskundigheid nodig. Sociale media kunnen een transparante communicatie tussen boer en consument ondersteunen. De supermarkt en de slager kunnen het eigen assortiment kiezen en meer communiceren en informeren en de consument maakt uiteindelijk de keuze in de winkel. De overheid moet zich actiever opstellen in markt- en prijsbeleid. Boeren staan onder druk door enerzijds maatschappelijke eisen en aan de andere kant de kostprijs van duurzame productie. Een eerlijk en duurzaam verdienmodel voor de boer vereist een hogere vleesprijs, gecombineerd met betalingen van de boer voor maatschappelijke (ecosysteem)diensten.
MULTIFILE
De ‘Uitblinkers-interventie' voor gedragsverandering is een project dat de mondgezondheid van jonge kinderen, vooral in gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie, wil verbeteren. Door middel van een unieke gespreksmethodiek, gebaseerd op bewezen strategieën, richt het zich op verbetering van mondverzorgingsgewoonten en voedingsgedrag. Deze interventie wordt momenteel getoetst en verder ontwikkeld in de praktijk.
De mondgezondheid van veel jonge kinderen in Nederland is slecht. Vooral kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie (SEP) hebben last van tandbederf (cariës) en worden onvoldoende bereikt voor preventieve mondzorg. Ouders van deze kinderen hebben vaak te weinig baat bij huidige voorlichtingsmethoden om adviezen omtrent mondverzorging, fluoridegebruik en voeding in praktijk te brengen. Ook mondzorgverleners geven aan sterk behoefte te hebben aan kennis en handvatten om het mondgezondheidsgedrag van ouders en kinderen te kunnen veranderen. In 2017 is de Uitblinkers-interventie ontwikkeld om de mondgezondheid van jonge kinderen te verbeteren. Uitblinkers is een gespreksmethodiek die ingrijpt op de onderliggende opvoeding- en gezinsfactoren die een drempel vormen voor een goede mondverzorging bij het kind. Hierbij worden wetenschappelijk-gefundeerde gesprekstechnieken toegepast en componenten gebruikt uit pedagogische interventies die effectief zijn gebleken voor de preventie van overgewicht bij kinderen. Uitblinkers is met veel enthousiasme door het mondzorgveld ontvangen en pilotonderzoek laat veelbelovende resultaten zien. Aanhoudende vragen uit het werkveld zijn of de Uitblinkers-interventie daadwerkelijk effectief is in het verbeteren van mondgezondheidsgedrag, vooral bij kinderen met lage SEP, en wat er nodig is om de interventie te kunnen uitvoeren in de praktijk. Daarnaast spraken mondzorgverleners de behoefte uit voor dezelfde interventie voor het verbeteren van voedingsgedrag. Deze aanvraag is daarom gericht op de effectevaluatie, toepassing en doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie. In 20 mondzorgpraktijken wordt een niet-gerandomiseerde, gecontroleerde trial uitgevoerd naar het effect van de interventie op poetsgedrag. Voorafgaand en gedurende de trial worden kwalitatieve gegevens verzameld over implementatiefactoren die de uitvoering van de interventie belemmeren of bevorderen. Daarnaast wordt co-design toegepast met ouders, mondzorgverleners en jeugdverpleegkundigen voor de doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie op voedingsgedrag, voor toepassing op het consultatiebureau. De vergaarde kennis is zeer relevant voor het werkveld en onderwijs om de kloof in mondgezondheid tussen verschillende SEP groepen terug te kunnen dringen.
Achtergrond en vraagarticulatie Door klimaatverandering en toenemende vervuiling staat de beschikbaarheid van schoon grondwater en oppervlaktewater steeds meer onder druk. Tegelijkertijd stijgt de vraag naar schoon water, voor drinkwaterproductie, industrie en landbouw. Hergebruik van gezuiverd rioolwater (effluent) kan een oplossing bieden. De maatschappelijke winst door het vergaand zuiveren en hergebruiken van effluent is veelzijdig, zowel ecologisch als economisch, maar sterk afhankelijk van locatie-specifieke situaties. Keuzes met betrekking tot hergebruik vereisen zorgvuldige en integrale afweging van verschillende belangen, kosten en baten. Onderzoeksvraag en doel De centrale onderzoeksvraag luidt: “Hoe leiden in locatie-specifieke situaties, het watersysteem, sociaaleconomische factoren, en de inzet van waterzuiveringstechnologie tot maatschappelijk verantwoorde keuzes m.b.t. (her)gebruik van RWZI-effluenten voor ecologie en economie”? Het projectdoel is om een afwegingskader te ontwikkelen dat waterschappen en drinkwaterbedrijven rationele onderbouwing biedt bij de maatschappelijke verantwoording van keuzes over de bestemming van (additioneel-gezuiverd) effluent. Aanpak en resultaat Voor de ontwikkeling van het afwegingskader wordt in verschillende casusgebieden de watervraag- en aanbod in kaart gebracht en worden knelpunten rond de (toekomstige) beschikbaarheid van water voor de diverse belanghebbenden geanalyseerd. Vervolgens wordt onderzocht hoe effluentlozingen doorwerken op de kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater en met welke technieken deze kwaliteit duurzaam verbeterd kan worden. Tot slot wordt een model ontwikkeld, dat de basis vormt voor een integraal afwegingskader, waarmee in specifieke situaties rationele grondslag wordt geboden aan keuzes rond de inzet van effluent ten behoeve van een robuuste watervoorziening. Via multi-criteria-analyse wordt onderzocht in welke situaties en op welke manier vergaande zuivering en hergebruik van effluent het meest kansrijk is. Consortium In dit project werken hogescholen, waterschappen en drinkwaterbedrijven op een unieke manier samen, waarmee de interactie tussen praktijk, onderzoek en onderwijs, wordt gestimuleerd. De kwaliteit en doorwerking naar beroepspraktijk, onderzoek en onderwijs wordt vergroot door samenwerking met vertegenwoordigers van kennisinstellingen, overheden, industrie, natuur en landbouw.