Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
'Onderzoek naar de meerwaarde van het wijkservicepunt in Amsterdam-Noord. Hoe een laagdrempelige, sociale voorziening de verbinding kan zijn tussen informele en formele zorg.'
In dit artikel onderzoeken we de relatie tussen sociaaleconomische status (SES), psychische gezondheid en arbeid. Via een systematische literatuurreview hebben we onderzocht in hoeverre er een verband is tussen enerzijds SES, en anderzijds blijven werken en werkfunctioneren bij veelvoorkomende psychische klachten. Ook hebben we middels een kwalitatieve studie onder arboprofessionals, leidinggevenden en werknemers onderzocht welke factoren het blijven werken met psychische klachten voor werknemers met een lage SES belemmeren dan wel bevorderen. Op basis van de literatuurreview blijken SES-groepen niet te verschillen in hun werkfunctioneren bij psychische klachten. Wel vinden we enig bewijs dat een hoog inkomen en hoge beroepsklasse het blijven werken bevorderen. Daarnaast blijken uit de kwalitatieve studie factoren om te blijven werken met psychische klachten en een lage SES een samenspel te zijn van kenmerken van de werknemer, het werk en de leidinggevende. Waar financiële stress het blijven werken van werknemers met een lage SES belemmert, zijn potentiële bevorderende factoren: zelfinzicht, regelmogelijkheden in arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, en een steunende leidinggevende. In de praktijk zijn er bij medewerkers met een lage SES echter minder mogelijkheden om deze gunstige voorwaarden te realiseren.
De mondgezondheid van veel jonge kinderen in Nederland is slecht. Vooral kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie (SEP) hebben last van tandbederf (cariës) en worden onvoldoende bereikt voor preventieve mondzorg. Ouders van deze kinderen hebben vaak te weinig baat bij huidige voorlichtingsmethoden om adviezen omtrent mondverzorging, fluoridegebruik en voeding in praktijk te brengen. Ook mondzorgverleners geven aan sterk behoefte te hebben aan kennis en handvatten om het mondgezondheidsgedrag van ouders en kinderen te kunnen veranderen. In 2017 is de Uitblinkers-interventie ontwikkeld om de mondgezondheid van jonge kinderen te verbeteren. Uitblinkers is een gespreksmethodiek die ingrijpt op de onderliggende opvoeding- en gezinsfactoren die een drempel vormen voor een goede mondverzorging bij het kind. Hierbij worden wetenschappelijk-gefundeerde gesprekstechnieken toegepast en componenten gebruikt uit pedagogische interventies die effectief zijn gebleken voor de preventie van overgewicht bij kinderen. Uitblinkers is met veel enthousiasme door het mondzorgveld ontvangen en pilotonderzoek laat veelbelovende resultaten zien. Aanhoudende vragen uit het werkveld zijn of de Uitblinkers-interventie daadwerkelijk effectief is in het verbeteren van mondgezondheidsgedrag, vooral bij kinderen met lage SEP, en wat er nodig is om de interventie te kunnen uitvoeren in de praktijk. Daarnaast spraken mondzorgverleners de behoefte uit voor dezelfde interventie voor het verbeteren van voedingsgedrag. Deze aanvraag is daarom gericht op de effectevaluatie, toepassing en doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie. In 20 mondzorgpraktijken wordt een niet-gerandomiseerde, gecontroleerde trial uitgevoerd naar het effect van de interventie op poetsgedrag. Voorafgaand en gedurende de trial worden kwalitatieve gegevens verzameld over implementatiefactoren die de uitvoering van de interventie belemmeren of bevorderen. Daarnaast wordt co-design toegepast met ouders, mondzorgverleners en jeugdverpleegkundigen voor de doorontwikkeling van de Uitblinkers-interventie op voedingsgedrag, voor toepassing op het consultatiebureau. De vergaarde kennis is zeer relevant voor het werkveld en onderwijs om de kloof in mondgezondheid tussen verschillende SEP groepen terug te kunnen dringen.
Achtergrond en vraagarticulatie Door klimaatverandering en toenemende vervuiling staat de beschikbaarheid van schoon grondwater en oppervlaktewater steeds meer onder druk. Tegelijkertijd stijgt de vraag naar schoon water, voor drinkwaterproductie, industrie en landbouw. Hergebruik van gezuiverd rioolwater (effluent) kan een oplossing bieden. De maatschappelijke winst door het vergaand zuiveren en hergebruiken van effluent is veelzijdig, zowel ecologisch als economisch, maar sterk afhankelijk van locatie-specifieke situaties. Keuzes met betrekking tot hergebruik vereisen zorgvuldige en integrale afweging van verschillende belangen, kosten en baten. Onderzoeksvraag en doel De centrale onderzoeksvraag luidt: “Hoe leiden in locatie-specifieke situaties, het watersysteem, sociaaleconomische factoren, en de inzet van waterzuiveringstechnologie tot maatschappelijk verantwoorde keuzes m.b.t. (her)gebruik van RWZI-effluenten voor ecologie en economie”? Het projectdoel is om een afwegingskader te ontwikkelen dat waterschappen en drinkwaterbedrijven rationele onderbouwing biedt bij de maatschappelijke verantwoording van keuzes over de bestemming van (additioneel-gezuiverd) effluent. Aanpak en resultaat Voor de ontwikkeling van het afwegingskader wordt in verschillende casusgebieden de watervraag- en aanbod in kaart gebracht en worden knelpunten rond de (toekomstige) beschikbaarheid van water voor de diverse belanghebbenden geanalyseerd. Vervolgens wordt onderzocht hoe effluentlozingen doorwerken op de kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater en met welke technieken deze kwaliteit duurzaam verbeterd kan worden. Tot slot wordt een model ontwikkeld, dat de basis vormt voor een integraal afwegingskader, waarmee in specifieke situaties rationele grondslag wordt geboden aan keuzes rond de inzet van effluent ten behoeve van een robuuste watervoorziening. Via multi-criteria-analyse wordt onderzocht in welke situaties en op welke manier vergaande zuivering en hergebruik van effluent het meest kansrijk is. Consortium In dit project werken hogescholen, waterschappen en drinkwaterbedrijven op een unieke manier samen, waarmee de interactie tussen praktijk, onderzoek en onderwijs, wordt gestimuleerd. De kwaliteit en doorwerking naar beroepspraktijk, onderzoek en onderwijs wordt vergroot door samenwerking met vertegenwoordigers van kennisinstellingen, overheden, industrie, natuur en landbouw.
Hoewel cariës (gaatjes in het gebit) eenvoudig te voorkomen is heeft bijna de helft van alle vijfjarige kinderen cariës. Hiervan leidt naar schatting 10% aan ernstige cariës. Ernstige cariës op jonge leeftijd beperkt de algemene gezondheid, de kwaliteit van leven en belemmert de algemene ontwikkeling. Hoewel het een wettelijke basistaak van jeugdgezondheidszorg is, ontbreekt bij het consultatiebureau (CB) de focus op mondzorg. Adviezen op het CB over mondzorg en bezoek aan een mondzorgprofessional vanaf twee jaar blijken niet effectief. Slechts 33% van de kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar heeft eenmaal een tandarts bezocht. Preventie in mondgezondheid bij peuters komt te laat en dit raakt met name kinderen uit de lagere sociale klassen. De schade is dan vaak al aanzienlijk en bij ernstige cariës is behandeling onder algehele anesthesie vaak vereist. Naast het feit dat kinderen te laat een mondzorgprofessional bezoeken, zijn er in Nederland geen interventies ter bevordering van mondgezondheid van peuters die voldoende onderbouwd, transparant en (kosten)effectief zijn. In dit gerandomiseerde praktijkonderzoek wordt het effect geëvalueerd van een preventief mondzorgprogramma gericht op het verbeteren van de mondgezondheid bij peuters in vergelijking met usual care. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de urgentie van de evaluatie van preventieve en zelfzorg bevorderende interventies gericht op jonge kinderen en het reduceren van ongelijkheden binnen de mondzorg. Gebaseerd op het succesvolle Schotse Childsmile zal er vanuit de eerstelijns mondzorg een mondzorgcoach (MZC) bij het consultatiebureau gedetacheerd worden om deze JGZ basistaak te ondersteunen. De MZC zal tijdens reguliere CB-bezoeken geïndividualiseerd preventief mondzorgadvies geven aan ouders op basis van het effectief gebleken non–operative caries treatment and prevention (NOCTP) principe. Bij succes van de MZC wordt een forse stijging verwacht van het aantal cariësvrije peuters (30%), een aanmerkelijke cariësreductie per kind (30%, ofwel circa 1,5 gaatje) en een significante kostenreductie.