In deze Wmo-wijzer beschrijven we een aantal aspecten van werken in en met sociale netwerken. Eerst bespreken we het begrip ‘sociaal netwerk’ en behandelen we een aantal kenmerken en functies. Daarna gaan we in op benaderingen om sociale netwerken te ondersteunen en versterken en de rol van professionals hierbij. Hierbij richten we ons vooral op mensen bij wie het niet zo vanzelfsprekend is om in sociale netwerken te participeren, bijvoorbeeld vanwege psychische of verstandelijke beperkingen.
Onderzoeksrapport. In opdracht van welzijnsorganisatie Sedna heeft Marklinq middels literatuur, interviews en een survey, onderzocht of er in Emmen ruimte is voor een sociale onderneming en ook voor wat voor soort bedrijf dat kan zijn. Het doel is jongeren met een achterstand tot de arbeidsmarkt werkervaring te laten opdoen.
De NLsportraad heeft zich de afgelopen tijd gebogen over de maatschappelijke en economische impact van grote sportevenementen. De NLsportraad heeft bezien welke doelen en effecten sportevenementen kunnen hebben en hoe deze het best kunnen worden gemeten. Binnenkort publiceert de NLsportraad hierover een advies. In de komende vier weken staan we stil bij het wetenschappelijke fundament voor het advies in de vorm van bijdragen van experts. In opdracht van de NLsportraad hebben verschillende experts een essay geschreven over (1) de economische impact van sportevenementen, (2) de sociale impact van sportevenementen, (3) de mediawaarde en (4) de maatschappelijke kosten-batenanalyse voor sportevenementen.
LINK
De ingezette brede welvaart als maatschappelijke opgave vraagt om een inclusieve arbeidsmarkt en dwingt arbeidsmarktactoren daarvan werk te maken. Een inclusieve arbeidsmarkt is nodig vanwege de alsmaar veranderende arbeidsmarkt die vraagt om flexibiliteit, adaptiviteit en wendbaarheid van iedereen die wil en kan werken. Toch laat onderzoek naar de implementatie van de Wet banenafspraak bij de overheid zien dat doelen niet worden gehaald, stelt het SCP vast dat de huidige Participatiewet onvoldoende aansluit bij wat bijstandsgerechtigden nodig hebben en laat UWV-onderzoek zien dat er nog te veel mensen aan de zijlijn staan. Om doelgroepen met een ondersteuningsbehoefte volwaardig te kunnen includeren op de arbeidsmarkt, is betere samenwerking nodig tussen (professionals van) arbeidsmarktactoren van gemeenten, UWV, arbeidsorganisaties/werkgevers, sociale partners, kennisinstellingen en ervaringsdeskundigen. Het SPRONG-programma All4Talent richt zich op arbeidsmarktprofessionals, arbeidsorganisaties en samenwerkingsverbanden die er alles aan willen doen om een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren, in bijzonder voor doelgroepen met een - al dan niet specifieke - ondersteuningsbehoefte. Het consortium heeft de ambitie om een ‘All4Talent-toolbox’ te ontwikkelen, die bestaat uit nieuwe kennis, best practices, producten en diensten alsook andere vormen van samenwerking. Met die toolbox zijn zowel publiek als private arbeidsmarktprofessionals (changemakers) beter in staat om barrières weg te nemen die arbeidsinclusie in de weg staan. All4Talent wordt uitgevoerd door de SPRONG-groep Hogeschool Arnhem Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Hogeschool Windesheim die al langjarig en stevig met elkaar zijn verbonden én consortiumpartners uit verschillende Arbeidsmarktregio’s die dezelfde ambities en doelen nastreven. All4Talent gaat in deze Arbeidsmarktregio’s fungeren als regisseur van alle inclusievraagstukken op de vier belangrijke transitiedomeinen van de arbeidsmarkt, namelijk: school-werk, arbeidsbeperkt-werk, werkloos-werk, niet-werkend naar werk en school-werk. De onderzoeksinfrastructuur wordt gevormd door leergemeenschappen: onbenut arbeidspotentieel, inclusieve organisaties, inclusieve arbeidsmarkt, wendbare professionals en inclusieve technologieën waarlangs nieuwe kennis in projecten wordt ontwikkeld. All4Talent-sluit aan bij de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen.
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.
Achtergrond en theorie Veel forensische cliënten hebben (complexe) schulden. Deze schulden hangen sterk samen met andere problemen – zoals werk, huisvesting en (mentale/fysieke) gezondheid –, ontregelen het leven, belemmeren resocialisatie en vergroten het risico op terugval in criminaliteit. Cliënten én begeleidend professionals – zoals (forensisch) sociaal professionals – ervaren in de aanpak van schulden veel belemmeringen. Om schulden vroegtijdig en in samenhang met andere problemen te kunnen aanpakken is systematische samenwerking tussen ketenpartners belangrijk. Effectief aanpakken van schulden onder forensische cliënten vraagt daarom interdisciplinaire samenwerking vanuit zowel justitieel als sociaal domein. Dit vereist inzicht in de rol van betrokken organisaties – zoals gevangeniswezen, reclassering, gemeentelijke nazorg en schuldhulpverlening – alsmede werkzame factoren in de samenwerking en hoe deze kunnen worden versterkt. Een consortium van partnerorganisaties in het (forensisch) sociaal domein, Universiteit Leiden en Hogeschool Utrecht wil daarom onderzoeken hoe de schuldenaanpak onder forensische cliënten door justitiële en sociale ketenpartners gezamenlijk kan worden versterkt. Onderzoeksdoel en -vragen Onderzoeksdoel is samen met praktijkpartners de samenwerking in het (forensisch) sociaal domein in de schuldenaanpak onder forensische cliënten effectief vorm te geven en zo de begeleiding van cliënten met schulden te verbeteren, door ontwikkeling van een vernieuwde werkwijze gebaseerd op inzicht in belemmerende en werkzame factoren. Centrale onderzoeksvraag daarbij is: Aanpak Deze onderzoeksvraag zal worden beantwoord middels een design van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden, waaronder observaties, interviews en focusgroepen (fase 1) en ontwikkelbijeenkomsten (fase 2) in meerdere samenwerkingsverbanden. Beoogd resultaat Het onderzoek levert concrete handvatten op – zoals praktische handreikingen en visuele tools – ter versterking van de samenwerking rond forensische cliënten met schulden. Deze handvatten worden vertaald naar onderwijsmateriaal voor (toekomstige) (forensisch) sociaal professionals en gedeeld met de (inter)nationale onderzoeksgemeenschap.