Het welbevinden van de Nederlandse jeugd staat onder druk. Jeugdprofessionals die dagelijks werken aan vorming, begeleiding, preventie en behandeling van jonge mensen, zien zich daarin geconfronteerd met de nodige uitdagingen. Aangezien kennis en protocollen ontoereikend zijn in het komen tot adequaat handelen, is het van belang te exploreren wat ‘praktische wijsheid’ van individuele professionals hierin kan betekenen. Data uit acht open interviews, met inzet van de rich pictures methode, zijn geanalyseerd om te onderzoeken wat praktische wijsheid in het jeugddomein behelst. Dit toonde aan dat professionals komen tot het juiste handelen in knellende situaties door het eigen morele kompas als belangrijke richting gever te gebruiken. Het handelingsrepertoire is rijk en loopt uiteen van het volgen van intuïtie en wendbaarheid tot het gebruikmaken van kennis en zelfkennis. Het is van belang dat organisaties ruimte maken voor wat professionals al doen hieromtrent, maar ook dat (gezamenlijke) reflectie wordt gefaciliteerd. Elementen uit onze onderzoeksmethode lijken hierbij behulpzaam te kunnen zijn.
Openbare les Dr. Saskia A.M. Wijsbroek & Prof.Dr. Micha de Winter. Veel verhandelingen over jeugdhulp of jeugdzorg beginnen met de constatering dat het met de meeste kinderen en jongeren in Nederland over het algemeen goed gaat. In allerlei internationale vergelijkingen komt de Nederlandse jeugd er gemiddeld gezien goed af, of het nu gaat om hun gezondheid, welbevinden, onderwijskansen of kwaliteit van leven (Bot e.a. 2013; De Looze e.a. 2014; UNICEF Office of Research 2013). Onmiddellijk na deze constatering volgt dan meestal de schaduwzijde: lang niet alle kinderen en jongeren delen in deze feestvreugde. Zo komt 10 tot 15% van de jeugdigen1 tussen 0 en 18 jaar in aanraking met jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering, groeit bijna 10% op in gezinnen die leven onder de armoedegrens, en neemt het aantal kinderen en jongeren dat verslaafd is aan genotsmiddelen of lijdt aan overgewicht al jaren toe (CBS 2017a, 2017b; Clarijs 2017; De Looze e.a. 2014). Afhankelijk van de bedoelingen die de auteurs van zulk soort teksten hebben, leiden ze vaak tot heel uiteenlopende conclusies. Wie graag wil onderstrepen dat het Nederlandse jeugdbeleid deugt, zal vreugdevol vaststellen dat het goed gaat met de jeugd. Wie echter vindt dat er van alles misgaat in datzelfde jeugdbeleid, en dat bijvoorbeeld de recente bezuinigingen op de professionele jeugdzorg veel te ver zijn gegaan, zal vooral de nadruk willen leggen op de groep die problemen ondervindt. In het nieuwe lectoraat Jeugd, ingesteld door de provincie Utrecht en Hogeschool Utrecht (HU), vervangen we deze ogenschijnlijke tegenstelling (gaat het nu goed of slecht met de Nederlandse jeugd?) door een benadering die kwaliteit van leven van álle kinderen en jongeren centraal stelt. Immers, in een samenleving waarin mensen steeds dichter op elkaar leven en in steeds meer opzichten afhankelijk van elkaar zijn, is de verdeling van levenskwaliteit een zaak van algemeen, gedeeld belang aan het worden
Deze handreiking gaat over het bieden van opvoedingsondersteuningom ouders te versterken. Het is een verzamelbegrip voor preventieve activiteitenen interventies die tot doel hebben de opvoedingscompetentiesvan (kwetsbare) ouders te vergroten en de opvoedingssituatie van de jeugdte verbeteren. Het gaat daarbij om het voorkomen vanproblemen zoals kindermishandeling, leerproblemen, emotioneleen gedragsproblemen en om het creëren van optimaleomstandigheden zodat kinderen gezond, veilig en kansrijkkunnen opgroeien. In deze handreiking staan praktische handvatten voor jeugdprofessionals die opvoedingsondersteuning (willen gaan)aanbieden of hun bestaande praktijk willen verbeteren.
Aanleiding Het is belangrijk om de opvoedingskracht van ouders en de sociale steun rond gezinnen te versterken. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) hebben hierin een belangrijke taak: preventie en het bieden van laagdrempelige opvoedingshulp bij lichte opgroei- en opvoedvragen, en waar nodig doorverwijzen naar zwaardere vormen van hulp. Dit noemen we preventief en omgevingsgericht werken. In de CJG’s zijn het vooral de frontliniewerkers - de pedagogisch consulenten, de maatschappelijk werkers en de sociaal verpleegkundigen – die invulling moeten geven aan het preventief en omgevingsgericht werken. Zij geven aan dat zij behoefte hebben aan gereedschap om:• Sociale pedagogische netwerken in buurten en wijken te versterken.• Opvoedingsvragen van ouders te verhelderen en daarop in te spelen.• Tijdig te kunnen signaleren wanneer zij de hulp van specialisten moeten inroepen. Doelstelling De hoofdvraag van dit project luidt dan ook: Op welke wijze kunnen frontliniewerkers invulling geven aan het preventief en omgevingsgericht werken, zodat zij de opvoedkracht van ouders en de pedagogische kwaliteit van de sociale omgeving van gezinnen versterken? Welke handvatten, instrumenten, vaardigheden, kennis en attitude hebben deze professionals daarvoor nodig? Het hart van dit project is de kenniswerkplaats die bestaat uit frontliniewerkers, docent/onderzoekers en studenten, die vanuit hun eigen inbreng en deskundigheid samenwerken. Via de kenniswerkplaats wordt geleerd door te doen. Ook wordt nadrukkelijk gezocht naar de intuïtieve kennis en behoeften van collega-professionals door mee te lopen met frontliniewerkers en hen te interviewen. De kenniswerkplaats vraagt feedback van inhoudsdeskundigen. Zij toetst haar resultaten aan de mening van de schakelgroep, waar het middenmanagement deel van uitmaakt. Dit gebeurt met het oog op de implementatie van de producten op de werkvloer. Beoogde resultaten Het project Een stap naar voren wil een lerende omgeving bieden voor professionals, studenten en docenten. Zij zullen instrumenten voor het werkveld ontwikkelen, zoals een gereedschapskist met praktische instrumenten. De oplossingen dragen bij aan een positief opvoedingsklimaat in buurten en gezinnen en op termijn tot een vermindering van verwijzing naar (en dus kosten van) de tweedelijnszorg. Voor het onderwijsveld levert dit project inzicht in de benodigde competenties voor preventief en omgevingsgericht werken voor de opleidingen sociale studies en verpleegkunde. Tot slot levert dit project kennis op voor het onderzoeksveld, zoals een methodiek om ‘tacit knowledge’ (impliciete kennis) bij professionals op te halen.
Vechtsport, met name kickboksen en mixed martial arts, is steeds populairder onder jongeren. Ook zogenaamde risicojongeren vinden steeds vaker de weg naar de vechtsportschool, zowel in reguliere sportscholen als in sociaalpedagogische kickboksprojecten aangeboden door sportbuurtwerk of jeugdwelzijnswerk. Voor veel jongeren die struggelen met zichzelf en hun plek in de samenleving, zijn vechtsportscholen een alternatieve zoektocht naar respect en succes. Vechtsportcoaches worden steeds vaker geconfronteerd met dit type ‘vechtende jongeren’. Zij geven in pilotstudies en focusgroepen aan dat het hen aan kennis en vaardigheden ontbreekt om deze jongeren adequaat te coachen bij hun specifieke (sport-overstijgende) problematiek. In de beroepspraktijk én in de hbo-opleidingen Social Work en Sportpedagogiek is sprake van een hiaat, waardoor (aankomende) jeugdprofessionals die met vechtende jongeren werken onvoldoende pedagogisch onderlegd zijn. Naast deze professionaliseringsvraag weten praktijkprofessionals onvoldoende in hoeverre vechtsport deze jongeren helpt bij een veerkrachtige identiteitsontwikkeling, of het hen beschermt tegen antisociale verleidingen en of het maatschappelijke participatie bevordert. De praktijkvraag is: “Op welke wijze en in welke mate worden ‘vechtende jongeren’ door full contact vechtsportbeoefening meer bewust van hun persoonlijke (talent)ontwikkeling, opdat ze meer veerkracht ontwikkelen die hen beschermt tegen antisociale verleidingen en hun maatschappelijke participatie versterkt?” Doel is de pedagogische bekwaamheid van (aankomende) jeugdprofessionals te versterken die in een vechtsportcontext vanuit sociaalpedagogisch perspectief met kwetsbare jongeren werken. In dit project werken drie hogescholen, een universiteit en vier werkveldpartners samen in drie deelstudies. Door een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek (deelstudie 1 en 2) worden in vier learning labs de werkzame factoren en processen van vechtsport in kaart gebracht. Deze worden vertaald naar een scholingsaanbod voor vechtsportpraktijken die vanuit sociaalpedagogisch perspectief met vechtende jongeren werken (deelstudie 3). Dit aanbod zal tevens de curricula van de hbo-opleidingen Social Work en Sportpedagogiek verrijken. De nieuwe inzichten worden daarnaast toegankelijk gemaakt door drie vakpublicaties en een slotcongres.