From the pubisher's website: This paper aims to chart the (moral) values from a robotic industry's perspective regarding the introduction of robots in education. To our knowledge, no studies thus far have addressed this perspective in considering the moral values within this robotic domain. However, their values could conflict with the values upheld by other relevant stakeholders, such as the values of teachers, parents or children. Hence, it is crucial to take the various perspectives of relevant stakeholder's moral values into account. For this study, multiple focus group sessions (n=3) were conducted in The Netherlands with representatives (n=13) of robotic companies on their views of robots in primary education. Their perceptions in terms of opportunities and concerns, were then linked to business values reported in the extant literature. Results show that out of 26 business values, mainly six business values appeared relevant for robot tutors: 1) profitability, 2) productivity, 3 & 4) innovation and creativity, 5) competitiveness, and 6) risk orientation organization. https://doi.org/10.1109/DEVLRN.2019.8850726
DOCUMENT
Abstract: Background: There has been a rapid increase in the population of senior citizens in many countries. The shortage of caregivers is becoming a pressing concern. Robots are being deployed in an attempt to fill this gap and reduce the workload of caregivers. This study explores how healthcare robots are perceived by trainee care professionals. Methods: A total of 2365 students at different vocational levels completed a questionnaire, rating ethical statements regarding beneficence, maleficence, justice, autonomy, utility, and use intentions with regard to three different types of robots (assistive, monitoring, and companion) along with six control variables: gender, age, school year, technical skills, interest in technology, and enjoying working with computers.
DOCUMENT
Through a qualitative examination, the moral evaluations of Dutch care professionals regarding healthcare robots for eldercare in terms of biomedical ethical principles and non-utility are researched. Results showed that care professionals primarily focused on maleficence (potential harm done by the robot), deriving from diminishing human contact. Worries about potential maleficence were more pronounced from intermediate compared to higher educated professionals. However, both groups deemed companion robots more beneficiary than devices that monitor and assist, which were deemed potentially harmful physically and psychologically. The perceived utility was not related to the professionals' moral stances, countering prevailing views. Increasing patient's autonomy by applying robot care was not part of the discussion and justice as a moral evaluation was rarely mentioned. Awareness of the care professionals' point of view is important for policymakers, educational institutes, and for developers of healthcare robots to tailor designs to the wants of older adults along with the needs of the much-undervalued eldercare professionals.
DOCUMENT
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
Hoogwaardig afvalhout van bewoners, bouwbedrijven en meubelmakers blijft momenteel ongebruikt omdat het te arbeidsintensief is om grote hoeveelheden ongelijke stukken hout van verschillende afmetingen en soorten te verwerken. Waardevol hout wordt waardeloos afval, tegen de principes van de circulaire economie in. In CW.Code werken Powerhouse Company, Bureau HUNC en Vrijpaleis samen met de HvA om te onderzoeken hoe een toegankelijke ontwerptool te ontwikkelen om upcycling en waardecreatie van afvalhout te faciliteren. In andere projecten hebben HvA en partners verschillende objecten gemaakt van afvalhout: een stoel, een receptiebalie, kleine meubels en objecten voor de openbare ruimte, vervaardigd met industriële robots. Deze objecten zijn 3D gemodelleerd met behulp van specifieke algoritmen, in de algemeen gebruikte ontwerpsoftware Rhino en Grasshopper. De projectpartners willen nu onderzoeken hoe deze algoritmen via een toegankelijke tool bruikbaar te maken voor creatieve praktijken. Deze tool integreert generatieve ontwerpalgoritmen en regelsets die rekening houden met beschikbaar afvalhout, en de ecologische, financiële en sociale impact van resulterende ontwerpen evalueren. De belangrijkste ontwerpparameters kunnen worden gemanipuleerd door ontwerpers en/of eindgebruikers, waardoor het een waardevol hulpmiddel wordt voor het co-creëren van circulaire toepassingen voor afvalhout. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door HvA Digital Production Research Group, met bovengenoemde partners. HUNC heeft ervaring met stadsontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal gekapt afvalhout. Vrijpaleis biedt toegang tot een actieve, lokale community van makers met een sterke band met buurtbewoners. Powerhouse Company heeft ervaring in het ontwerpen met hout in de bouw. Alle drie kunnen profiteren van slimmere circulaire ontwerptools, waarbij beschikbaar materiaal, productiebeperkingen en impactevaluatie worden geïntegreerd. De tool wordt ontwikkeld en getest voor twee designcases: een binnenmeubelobject en een buitengevelelement. Bevindingen hiervan zullen leidend zijn bij de ontwikkeling van de tool. Na afronding van het project is een bètaversie gereed voor validatie door ontwerpers, bewonerscollectieven en onderzoek/onderwijs van de HvA.
Angst en pijn komen vaak voor bij kinderen die medische procedures ondergaan. Een nieuwe potentiële angst- en pijnreducerende methode voor ziekenhuizen is de inzet van sociale robots. Hoewel deze succesvol zijn in het afleiden van kinderen in de prikkamer, willen ziekenhuizen een robot die breder inzetbaar is (d.i. bij diverse medische procedures onder een brede leeftijdsgroep kinderen). Ook is het belangrijk dat de zorgverlener de robot zelf eenvoudig kan inzetten binnen het zorgproces. Vanuit ziekenhuizen kwam het idee om een robot te programmeren die de medische hypnosetechniek ‘geleide fantasie’ kan toepassen, waarbij middels positieve suggesties een andere betekenis gegeven wordt aan beangstigende gedachtes of pijn op een andere manier wordt ervaren. De diverse vraagarticulatiegesprekken met ziekenhuizen, robot-onderzoekers, robot-programmeurs en -leveranciers, medische hypnose-experts, en vertegenwoordigers van de robot-industrie en het kind-in-ziekenhuis-perspectief, leidden uiteindelijk tot de praktijkvraag om: een plug & play robot te ontwikkelen die effectief middels geleide fantasie angst en pijn kan verminderen onder 4- tot 12-jarigen bij verschillende medische procedures in het ziekenhuis, daarbij rekening houdend met de persoonlijke en leeftijdsgebonden behoeftes van kinderen en de uitvoerbaarheid en haalbaarheid in de praktijk. Deze praktijkvraag wordt in samenwerking met kinderen, ouders, zorgverleners, technici en onderzoekers middels vier werkpakketten beantwoord. Allereerst worden de ziekenhuispraktijksituaties en belangrijkste robotvereisten binnen het consortium in kaart gebracht om hiermee een eerste prototype van een AI-ondersteunde (autonome) sociale ‘droomrobot’ te ontwikkelen die geleide fantasie toepast. Dit prototype wordt eerst verder verfijnd en beter afgestemd op de praktijksituatie in een reeks kortlopende tests in verschillende ziekenhuispraktijksituaties. Vervolgens wordt de droomrobot grootschalig getest op de angst- en pijnreducerende werking onder kinderen van verschillende leeftijden in een langlopende ziekenhuisstudie. Tenslotte wordt in kaart gebracht wat nodig is voor de brede adoptie en invoering van de droomrobot in ziekenhuizen.