Economische sectoren als landbouw, transport en industrie staan voor de opgave om te verduurzamen. Deze opgave zorgt voor andere banen en stelt andere eisen aan mensen die werkzaam zijn in deze sectoren. In dit artikel verkennen we de vraagstukken rond werk, vakmanschap en oudere werknemers die ontstaan vanwege deze transitie, en de rol die HR hierin speelt. Om hier inzicht in te krijgen, deden we een jaar lang onderzoek bij een groot industrieel bedrijf, waar we spraken met vakmensen, HR-medewerkers en leidinggevenden over de gevolgen voor het werk van de transitie van grijze naar groene productiemethoden. In deze casus bleek dat de schoksgewijs verlopende transitie het vakmanschap van (oudere) werknemers onder druk zet. De onzekerheid die de transitie voor de komende jaren met zich meebrengt leidt op organisatieniveau tot spanningsvelden. HR zou de eigen rol kunnen invullen door de concretisering van de duurzame productie in de toekomst samen met de werknemers en de leidinggevenden proactief vorm te geven.
MULTIFILE
In het kader van de Wmo werkplaats Utrecht wordt een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de transitie AWBZ voor: a) gebruikers van de Wmo wat betreft hun ondersteuningsarrangement, participatie, zelfredzaamheid en mogelijk sociaal isolement; b) de inzet van informele ondersteuning en professionals die hen ondersteunen. In deze literatuurstudie worden de centrale begrippen uit dit onderzoek naar de gevolgen van de transitie AWBZ verder uitgewerkt: wat verstaan wij onder de centrale begrippen, welke relaties veronderstellen we tussen deze begrippen en wat is reeds bekend over de wijze waarop deze begrippen in de onderzoekspraktijk worden geoperationaliseerd?
De circulaire transitie is groots, complex en urgent. Binnen CirCollab, een samenwerking tussen 11 lectoraten van de Hogeschool van Amsterdam, Windesheim en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en ruim 30 praktijkpartners, leveren tientallen professionals elk hun bijdrage aan die transitie. Het CirCollab programmateam helpt hen om de circulaire transitie vanuit transdisciplinariteit te versnellen. Luisterend naar de vragen en behoeften die er in het programma spelen, lijkt één van de grote wensen om meer tot actie over te gaan. Frustratie lijkt veelal te liggen in het uitblijven daarvan. We hebben haast, maar verandering gaat langzaam. Zo gaat dat met transities.Maar bij deze transitie lijkt de context, de gevoelde urgentie en de beeldvorming van substantiële invloed op de mensen die deze proberen te realiseren. De urgentie maakt ons gemotiveerd om een positieve bijdrage te leveren, maar het werken aan de circulaire transitie roept bij velen ook zorgen, sombere gedachten en gevoelens van stress of angst op die ons handelen beïnvloeden. We wilden onderzoeken op welke manier deze eco-emoties, zowel de positieve als de negatieve, een rol spelen bij veranderaars in de circulaire transitie, als consortium kijken hoe deze van invloed zijn op onze acties en wat we als CirCollab daarin kunnen betekenen. Dit achten we belangrijk voor ons als veranderaars in de circulaire transitie om onze visie te realiseren én te begrijpen hoe we anderen meekrijgen in onze behoefte aan positieve bijdrage: van praten naar actie.We onderzochten deze leervraag vanuit het framework van de Griekse tragedie, met de werktitel: ‘de tragedie van het fixen’, met als leidende vraag: Hoe gaan we om met ‘de tragedie van het fixen’ van de opgave van de circulaire transitie, wat betekent dit in ons dagelijks leven en in ons werk als actor in deze transitie?Deelvragen hierbij zijn i) Welke psychologische factoren dragen er aan bij dat activiteiten gericht op het versnellen van de circulaire economie slagen (wanneer is er actie) of verzanden? En ii) Hoe kunnen we deze inzichten toepassen om circulair handelen en samenwerken te bevorderen?De Griekse tragedie als metafoorDe veranderende mens die de circulaire transitie wil versnellen verstoort net als in de Griekse tragedie de orde en roept daarmee wellicht ook het noodlot over zich af. Maar de wens om te veranderen is groot. Onze manier van werken daarbij wordt bewust en onbewust gestuurd, gestimuleerd en beperkt door het maakbaarheidsdenken. Vanuit de wens tot waarheid en moraal willen we voor onze problemen een oplossing vinden. Maar veranderen is vaak ook aanmodderen. De één lijkt dat te accepteren, de ander lijkt er op leeg te lopen, en weer een ander stijgt er bovenuit en weet samen met anderen iets voor elkaar te krijgen.Wanneer leidt het ‘heroïsch lijden’ tot waanzin en wanneer tot inzicht en verzoening? Hoe kan de metafoor van de Griekse tragedie ons helpen, vanuit een ander perspectief dan dat van de maakbaarheid, te leren van wat zich afspeelt in een grote maatschappelijke transitie en bij de groep mensen die daar vanuit of samen met CirCollab iets aan probeert te doen?De actoren in de circulaire transitie zijn de potentiële held in hun eigen verhaal, maar het is geen zaak van individuen: het gaat hier over systemische verandering waarbij actoren iets proberen te veranderen aan een systeem waarvan zij zelf onderdeel zijn. Binnen die institutionele context is het nodig zelf, met het CirCollab netwerk, in de chaos betekenis te scheppen.
De ingezette brede welvaart als maatschappelijke opgave vraagt om een inclusieve arbeidsmarkt en dwingt arbeidsmarktactoren daarvan werk te maken. Een inclusieve arbeidsmarkt is nodig vanwege de alsmaar veranderende arbeidsmarkt die vraagt om flexibiliteit, adaptiviteit en wendbaarheid van iedereen die wil en kan werken. Toch laat onderzoek naar de implementatie van de Wet banenafspraak bij de overheid zien dat doelen niet worden gehaald, stelt het SCP vast dat de huidige Participatiewet onvoldoende aansluit bij wat bijstandsgerechtigden nodig hebben en laat UWV-onderzoek zien dat er nog te veel mensen aan de zijlijn staan. Om doelgroepen met een ondersteuningsbehoefte volwaardig te kunnen includeren op de arbeidsmarkt, is betere samenwerking nodig tussen (professionals van) arbeidsmarktactoren van gemeenten, UWV, arbeidsorganisaties/werkgevers, sociale partners, kennisinstellingen en ervaringsdeskundigen. Het SPRONG-programma All4Talent richt zich op arbeidsmarktprofessionals, arbeidsorganisaties en samenwerkingsverbanden die er alles aan willen doen om een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren, in bijzonder voor doelgroepen met een - al dan niet specifieke - ondersteuningsbehoefte. Het consortium heeft de ambitie om een ‘All4Talent-toolbox’ te ontwikkelen, die bestaat uit nieuwe kennis, best practices, producten en diensten alsook andere vormen van samenwerking. Met die toolbox zijn zowel publiek als private arbeidsmarktprofessionals (changemakers) beter in staat om barrières weg te nemen die arbeidsinclusie in de weg staan. All4Talent wordt uitgevoerd door de SPRONG-groep Hogeschool Arnhem Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Hogeschool Windesheim die al langjarig en stevig met elkaar zijn verbonden én consortiumpartners uit verschillende Arbeidsmarktregio’s die dezelfde ambities en doelen nastreven. All4Talent gaat in deze Arbeidsmarktregio’s fungeren als regisseur van alle inclusievraagstukken op de vier belangrijke transitiedomeinen van de arbeidsmarkt, namelijk: school-werk, arbeidsbeperkt-werk, werkloos-werk, niet-werkend naar werk en school-werk. De onderzoeksinfrastructuur wordt gevormd door leergemeenschappen: onbenut arbeidspotentieel, inclusieve organisaties, inclusieve arbeidsmarkt, wendbare professionals en inclusieve technologieën waarlangs nieuwe kennis in projecten wordt ontwikkeld. All4Talent-sluit aan bij de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen.
Een vraagarticulatieproces met projectmanagers en -leiders uit private en Triple-Helix organisaties laat zien dat zij behoefte hebben aan tools voor: 1. Het bepalen van de juiste incentives om stakeholders actief te betrekken in multi-sector collaboratieve innovatieprojecten (verder verwezen als innovatieprojecten), en 2. Het concreet, transparant en op één lijn te krijgen van de belangen van de partners. Vandaar dat dit project betreft het doorontwikkelen van het Degrees of Engagement diagram (DoE-diagram), een tool voor het managen van stakeholder engagement in innovatieprojecten voor het behalen van de maatschappelijke opgaven. Hiermee sluit het project aan bij de programmalijn ‘rollen, belangen en coördinatie’ van de Kennis en Innovatieagenda van de missie Maatschappelijke Verdienvermogen- thema’s Klimaat & Energie en Circulaire economie. Het consortium bestaat uit de Hogeschool van Amsterdam (HvA), KplusV en Amsterdam Smart City (ASC). De HvA ontwikkelde het DoE-diagram. Voor het identificeren van stakeholders bevat het DoE-diagram attributen op project- en organisatieniveau. In dit project wordt het DoE doorontwikkeld door onderzoek te doen naar: 1. De attributen op individuniveau en potentiele nieuwe attributen op project- en organisatieniveau, 2. De mate waarin deze attributen invloed hebben op het bepalen van de passende incentives, de concretisering van de partnerbelangen en al dan niet succesvolle verloop van innovatieprojecten, 3. Een verkenning van een digitale versie van het DoE voor het managen van in- en uitstappen van partners. Hiermee beoogt het project twee doelen: 1. Inzicht verkrijgen in stakeholderconfiguraties voor het ondersteunen van beslissingen met betrekking tot stakeholder-engagement, 2. Bouwen van een consortium van partijen die vervolg aan het project gaan geven door longitudinaal onderzoek te doen naar de inzet van de uitbreiding van het DoE-diagram en het maken van een werkend prototype en testen van de digitale versie ervan.
Sociale media zorgen voor een grillig verloop van het publieke debat. Dat komt doordat iedereen via deze media zijn zegje kan doen en velen van die mogelijkheid ook inderdaad gebruik maken. Vaak is dat spontaan en ongefilterd. De gevolgen daar¬van kunnen voor iedereen en zeker voor politiek, publieke organisatie en bedrijfsleven heftig zijn. Vandaar de onder communicatieprofessionals steeds terugkerende vraag: wat doen we met al die beroering die via sociale media tot ons komt? Tegenspreken? Negeren? Meedoen? Om aan die vraag tegemoet te komen hebben we in twee voorlopende Raak Publiek projecten de BEP ontwikkeld. BEP staat voor Bird’s Eye Perspective. BEP biedt communicatieprofessionals een vogelper-spectief in online conversaties. Het perspectief helpt die conversaties en eventueel daaropvolgende inter-acties op waarde te schatten. Communicatieprofes¬sionals gebruiken inzichten uit BEP om bewuster te zijn van de gevoeligheden en weerstanden in gesprekken die gaande zijn en aan te sluiten op wat leeft in het publieke debat. Dit stelt hen in staat om in gesprek te blijven én de stap te kunnen maken naar een anticiperende communicatiestrategie., De KIEM subsidie zullen wij gebruiken om een RAAK PUBLIEK-aanvraag te schrijven, waarin de basis wordt gelegd voor een discursief psycho¬logisch onderzoek naar een beeld-BEP die helpt patronen in beeldgebruik te ontdekken, te zien uit welke elementen de verschillende beelden bestaan, en ingrediënten biedt voor een reactie in beeld. Daarbij kijken we met nadruk naar het beeld aspect van online uitingen in een gesprekscontext en de patronen die zich daarin voordoen, de dynamiek en het verloop van interacties. In samenspraak met consortiumpartners zullen wij de KIEM subsidie gebruiken om: > de aanvraag inhoudelijk vorm te geven > geschikte casussen te selecteren die als onderzoeksmateriaal zullen dienen > werkpakketten samen te stellen en een activiteitenplan te maken > meer instellingen en praktijkorganisaties betrekken en uitnodigen voor deelname