Rond de invoering van zero emissies zones voor stadslogistiek spelen er bij overheden verschillende vraagstukken. Doordat er beperkt beleid gemaakt werd op stedelijke logistiek, is er echter nooit de behoefte geweest om een heel gedetailleerd beeld van dit verkeer te krijgen. Stedelijke logistiek omvat bovendien een breed scala aan commerciële voertuigbewegingen en niet enkel het transport van goederen. Om de ‘logistiek’ op stadsniveau beter in kaart te brengen, zijn er verschillende data beschikbaar die met een ander doeleinde zijn verzameld. In dit artikel wordt er op basis van de beschikbare data een inschatting gemaakt van de omvang van de stedelijke logistiek en de effecten van een zero emissie zone. Hiermee kan beter in kaart gebracht worden wat de verwachte impact van de invoering van zero emissie zones is, inclusief het uitstraaleffect. Het instellen van een zone leidt naast emissieloos transport mogelijk ook tot een verandering in kilometers omdat een vervoerder zijn/haar gedrag moet aanpassen. De mogelijke gedragsreacties zijn echter wel in sterke mate segment-specifiek. De effecten van de invoering van een zero emissie zone op CO2-uitstoot en gereden kilometers per segment, binnen en buiten de zone, zijn door middel van een case studie met een zone in Utrecht in kaart gebracht met de Decamod-gedragsmodule. Resultaten laten zien dat het effect van de invoering van een zero emissie zone met name buiten de zone tot een hoge CO2-reductie leidt. Toekomstig beleid moet daarom vooral gericht zijn op het ondersteunen van de overgang van kilometers gerelateerd aan de zone naar een nul-emissie alternatief alsook het reduceren van voertuigkilometers.
Kwaliteit van samenleven in een stedelijke omgeving is een uitdagend onderwerp. In deze notitie is de context geschetst en zijn de eerste aanbevelingen gegeven op welke wijze de HU dit thema optimaal kan ontrafelen om het in te zetten ter versterking van (de kennisinstelling in) haar omgeving. Steden ontwikkelen zich sterk en snel, daaruit ontstaan allerlei kansen en bedreigingen. Tegelijkertijd is in steden ook de veranderkracht het grootst. Op verschillende manieren kan tegen deze ontwikkeling aangekeken worden. Het perspectief waarmee naar de stad gekeken wordt, leidt tevens tot een categorisering van de meest actuele thematieken en geeft een prioritering aan relevante vraagstukken. Hogeschool Utrecht staat midden in de samenleving en haar onderwijs en onderzoek draagt direct bij aan de kwaliteit van samenleven in de stedelijke omgeving. De specifieke unieke kenmerken van de stad Utrecht zijn daarbij van belang, waarbij Utrecht als proeftuin voor innovaties op het gebied van kwaliteit van samenleven in de stedelijke omgeving beschouwd wordt. Een inventarisatie van de verschillende perspectieven hoe een stad ‘beschouwd’ kan worden, leidt tot de driedeling: a. gezonde duurzame stad; b. sociale, zorgzame en rechtvaardige stad; en c. economisch sterke, creatieve en culturele stad. Lectoren opereren binnen deze driedeling, of begeven zich juist op de cross-overs tussen deze manieren om naar de stad te kijken. Een systeembenadering, waarbij kwaliteit van samenleven in de stad het overkoepelende thema is, is hierbij krachtig in het besef dat de stad leert, zich ontwikkelt en feitelijk ook als proces beschouwd kan worden.
Het klimaat verandert. Het wordt natter en heter. Nederland moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Daarom staan de gemeenten voor de uitdaging om er vanaf 2020 voor te zorgen dat een (her)inrichting van een straat of wijk klimaatbestendig is.Voor wateroverlast en waterveiligheid weten we ongeveer hoe dat moet. Voor hitte is eigenlijk nog niet duidelijk wat er moet gebeuren. En dat is zorgelijk, want hitte kan grote problemen geven. Hitte kan leiden tot extra sterfte en zal het leven in de stad bovendien steeds vaker onaangenaam maken. Duidelijk is dat er aandacht nodig is op het sociale vlak (o.a. in de zorg), voor gebouwen (koele binnenruimtes) en voor de buitenruimte. Dit rapport richt zich op dat laatste: op het hittebestendig inrichten van de buitenruimte, omdat daar nog veel kennis ontbreekt.
MULTIFILE
Leraren van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA) hebben binnen de grootstedelijke context te maken met grote uitdagingen ten aanzien van diversiteit en kansengelijkheid. Die uitdagingen vragen om duurzame veranderingen van praktijken en routines in een school en daarmee een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen op team- en organisatieniveau. Het gezamenlijk vinden van antwoorden op die uitdagingen vraagt immers om het ontwikkelen en bundelen van kennis en expertise, met andere woorden om het met en van elkaar leren over grootstedelijke onderwijsvraagstukken. Dit vraagt om wezenlijke veranderingen in de wijze waarop leraren van en met elkaar leren. Om die veranderingen te initiëren is een integrale en systemische aanpak nodig waarin interventies worden doorgevoerd om leren op team- en organisatieniveau te stimuleren. De aanpak van dit praktijkprobleem vraagt om een herijking van het beroepsbeeld en –structuur door de leraar als teamspeler te profileren, om wezenlijke transities in de wijze waarop professionalisering van de leraar binnen MSA georganiseerd en uitgedragen wordt en om fundamentele veranderingen in de inrichting van de schoolorganisatie. Dat leidt tot de volgende hoofdvraag: Hoe kan ik interveniëren in een conventioneel schoolsysteem om het leren op team- en organisatieniveau te versterken teneinde bij te dragen aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling? Hierbij is de verwachting dat door veranderprocessen en weloverwogen interventies in gang te zetten die zowel de leraar als andere betrokkenen in een schoolsysteem ertoe aanzetten om in georganiseerde vorm met en van elkaar gericht te leren er een duidelijke leercontext gerealiseerd wordt waardoor de leeropbrengsten duurzame school- en onderwijsontwikkeling versterken. Doel van dit PD-traject is derhalve om een verschuiving te realiseren van individueel leren naar team- en organisatieleren binnen MSA waardoor leraren en andere betrokkenen binnen de school gezamenlijk effectiever vorm geven aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling.
Door klimaatverandering worden in stedelijke gebieden steeds vaker normen en/of acceptatiegrenzen voor neerslag, hitte en droogte overschreden. Gemeenten en waterschappen hebben de taak om te zorgen voor een klimaatbestendige inrichting.Samenwerking met bewoners is hierbij voor hen essentieel.Om de stap naar uitvoering te kunnen maken hebben professionals van gemeenten en waterschappen behoefte aan inzicht in:• effecten op microniveau (straten/gebouwen);• lokale ervaringen en beleving door burgers;• hoe burgers betrokken kunnen worden bij maatregelen.Hoe kunnen professionals van gemeenten en waterschappen met inzet van burgers klimaatadaptatie in stedelijk gebied in praktijk brengen? Het doel is om een praktisch toepasbare werkwijze te ontwikkelen voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’.Aanpak Het onderzoek wordt uitgevoerd in 5 living labs waarin 10 keer een participatieproces op straat/buurtniveau wordt doorlopen. Hierbij worden verschillende benaderingen uit de burgerwetenschap toegepast. Professionals en bewoners voeren samen metingen uit (participatieve monitoring), verzamelen in een korte periode gegevens over fysieke en sociale kwetsbaarheid (city climatescan) en werken maatregelen uit (cocreatie workshops). De werkwijzen worden via een vergelijkingskader binnen en tussen living labs gemonitord, geëvalueerd en aangescherpt.Het resultaat is een praktisch toepasbare werkwijze voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’. Deze kan worden toegepast door professionals van gemeenten enwaterschappen in samenwerking met buurtbewoners, maar ook actoren zoals scholen, lokale bedrijven en woningcorporaties kunnen hierbij worden betrokken.
Achtergrond: Door klimaatverandering worden in stedelijke gebieden steeds vaker normen en/of acceptatiegrenzen voor neerslag, hitte en droogte overschreden. Gemeenten en waterschappen hebben de taak om te zorgen voor een klimaatbestendige inrichting. Samenwerking met bewoners is hierbij voor hen essentieel. Vraagarticulatie: Om de stap naar uitvoering te kunnen maken hebben professionals van gemeenten en waterschappen behoefte aan inzicht in: • effecten op microniveau (straten/gebouwen); • lokale ervaringen en beleving door burgers; • hoe burgers betrokken kunnen worden bij maatregelen. Hoofdvraag en doelstelling: Hoe kunnen professionals van gemeenten en waterschappen met inzet van burgers klimaatadaptatie in stedelijk gebied in praktijk brengen? Het doel is om een praktisch toepasbare werkwijze te ontwikkelen voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’. Aanpak: Het onderzoek wordt uitgevoerd in 5 living labs waarin 10 keer een participatieproces op straat/buurtniveau wordt doorlopen. Hierbij worden verschillende benaderingen uit de burgerwetenschap toegepast. Professionals en bewoners voeren samen metingen uit (participatieve monitoring), verzamelen in een korte periode gegevens over fysieke en sociale kwetsbaarheid (city climatescan) en werken maatregelen uit (cocreatie workshops). De werkwijzen worden via een vergelijkingskader binnen en tussen living labs gemonitord, geëvalueerd en aangescherpt. Resultaat: Het resultaat is een praktisch toepasbare werkwijze voor ‘burgerparticpatie in klimaatadaptatie’. Deze kan worden toegepast door professionals van gemeenten en waterschappen in samenwerking met buurtbewoners, maar ook actoren zoals scholen, lokale bedrijven en woningcorporaties kunnen hierbij worden betrokken. Consortium: Het consortium betreft een unieke samenwerking tussen vier hogescholen (HZ University of Applied Sciences, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Van Hall Larenstein, Hanzehogeschool Groningen), vijf gemeenten (Vlissingen, Middelburg, Rotterdam, Leeuwarden, Groningen) en twee waterschappen (Wetterskip Fryslân, Waterschap Noorderzijlvest). Het consortium is ontstaan uit het Lectorenplatform Delta en Water en verstevigt de strategische samenwerking tussen praktijkprofessionals, onderzoek en onderwijs. Doorwerking wordt gerealiseerd via een expertgroep waarin diverse sleutelspelers zijn vertegenwoordigd (o.a. City Deal, Deltaprogramma, Global Centre on Excellence for Climate Adaptation).