The main goal of the current study is to capture differential frequencies of mentor teachers' reflective moments, as indicators of different levels of consciousness in mentor teachers' use and acquisition of supervisory skills during mentoring dialogues. For each of the 30 participants, two mentoring dialogues were analyzed: one before and one after they were trained in supervisory skills. To capture the frequency of reflective moments, the stimulated recall technique and a specially developed push‐button device were combined in a two‐method approach. The data of the study suggest the existence of different levels of consciousness in acquiring and using supervisory skills, the possibility of measuring reflectivity using concurrent and retrospective methods simultaneously, and the potential of such measurements to inform and improve professional development opportunities for mentor teachers.
Collaborative learning in a culturally diverse secondary vocational education. By K. Tielman (Fontys), P. den Brok (ESoE), S. Bolhuis (Fontys) and R. van de Sande (Fontys) This contribution discusses a descriptive study on the experiences of students and teachers in secondary vocational education regarding collaborative learning (CL) in a culturally diverse context. The study bridges two domains of research: research on culturally diverse learning environments - which has mostly concerned primary and general secondary education (e.g. de Haan (2005), Hajer (1996), Radstake (2007) and studies on CL. The present study adds to the existing literature not only by integrating these two domains, but also by its specific focus on Dutch secondary vocational education and by focusing on multiple sources of evidence (both cognitions and actions; both student and teacher perspectives). The study analyzes current practices and perceptions of teachers and students with CL in a culturally diverse, competence-based learning environment. The sample consisted of 27 students (with 12 different cultural backgrounds) and two of their teachers (a mentor and a coach/tutor). Teachers and students were followed while working on a project-based series of lessons. Data collection consisted of two steps. In the first step, small groups of students and their teachers were observed and videotaped (allowing for simultaneous analysis of both verbal and non-verbal behaviors) during collaborative learning tasks. Based on these observations, semi-structured interviews were conducted with 9 groups of 3 students and the two teachers, focusing on topics of collaboration, communication, participation, coaching and conflicts, all of which derived from CL characteristics mentioned by Johnson & Johnson (1994). In the second step, video-stimulated (recall) interviews were conducted with both teachers. The interviews were based on a-priori defined moments selected by the teachers themselves and/or the researcher. The data was qualitatively analyzed in an interactive process between theory and data using the computer program Atlas-Ti. Codes were partially based on CL characteristics from the literature (Johnson & Johnson, 1994) and partially on focal points emerging from the observations/interviews. To establish reliability of the coding process, parts of the data were coded by a second researcher, leading to an inter-rater reliability (Cohen's kappa) of 0.87, and a percentage of agreement between both researchers of 81.5 on 54 valid fragments. The findings suggest three major themes behind the data: 1) individual accountability of the students; 2) the importance of the teacher/coach role; and 3) the aspect of (absence of) cultural consciousness. The results of the study suggest that on the one hand students are mostly focused on their individual performance and that there is poor collaboration among classmates while working on collaborative learning tasks, while on the other hand teachers seem unaware of their own role in affecting students' behavior and the influence of cultural backgrounds of students in the CL process. Despite the limitations of this study (a small number of participants, one single school and only one sector of secondary vocational education), the results of the study suggests that teachers of culturally diverse classrooms of the secondary vocational education must become more aware of their own roles as adaptive coaches and models and of the influence of multiculturality on CL. The full paper discusses the results and suggestions in detail.
Het versterken van de leesvaardigheid is een prioriteit voor de Nederlandse overheid, omdat goed tekstbegrip essentieel is voor het leren en voor het functioneren in de maatschappij. Onderzoek wijst uit dat Nederlandse jongeren minder vaardig en minder graag lezen, waardoor effectieve leeslessen nodig zijn. In lees- en literatuurlessen Nederlands (en lessen in moderne vreemde talen) ligt de nadruk vaak op het beantwoorden van vragen over teksten, met weinig aandacht voor het lezen en begrijpen van literaire teksten zoals poëzie. Dit is een gemiste kans, omdat het lezen van dergelijke teksten de leesvaardigheid en het begrip van taal en cultuur kan vergroten. In dit onderzoek is voor het eerst onderzocht hoe havo- en vwo-leerlingen poëzie lezen en begrijpen in vergelijking met proza (korte verhalen en beschrijvende teksten), met behulp van tekst-met-vragen en oogbewegingstechnologie. Een eerste bevinding is dat de leesprestaties voor poëzie consistent lager zijn dan voor proza in alle leerjaren. Daarnaast verbetert het begrip van poëzie niet in de loop van de leerjaren, terwijl het begrip van proza dat wel doet. De eyetracking gegevens laten met name zien dat leerlingen zowel poëzie als proza de eerste keer snel en lineair (oppervlakkig) lezen, maar poëzieteksten langer lezen na het lezen van een vraag. Vervolgens werd een leesprogramma voor poëzie en proza ontwikkeld en getest. Het programma is gebaseerd op observerend leren aan de hand van video's van de oogbewegingen van leerlingen. Leerlingen die deelnamen aan het programma lazen en begrepen poëzie, korte verhalen en informatieve teksten significant beter, ook in vergelijking met leerlingen die reguliere leeslessen volgden. Het is daarom aan te bevelen om in lessen Nederlands en in andere lessen aandacht te besteden aan het leesproces van leerlingen, met name poëzie.
In Nederland hebben 75.000 tot 116.000 gezinnen te kampen met problemen op meerdere levensgebieden, zoals het voeren van de huishouding, opvoeding, financiën, individuele ontwikkeling en relaties. De lijdenslast van deze gezinnen is groot en de publieke kosten per gezin zijn hoog. Kenmerkend voor deze gezinnen is dat ze zowel problemen hebben in het gezin, als problemen met de hulpverlening. Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning aan gezinnen met meervoudige problemen. Sociaal werkers nemen een sleutelpositie in bij de ondersteuning aan deze gezinnen. Ze hebben de belangrijke taak om de problemen, die vaak van generatie op generatie doorgegeven worden, te doorbreken. Het realiseren van ondersteuning aan deze gezinnen is complex. Sociaal werkers verwoorden een paradox: de meervoudigheid van de problematiek vraagt om samenwerking, maar juist samenwerking is vanwege deze meervoudigheid moeilijk te realiseren. De ervaring leert dat gebrekkige samenwerking, zowel met het gezin als tussen de hulpverleners onderling, fatale gevolgen kan hebben. Sociaal werkers geven aan dat er een andere werkhouding nodig is om in gezinnen met meervoudige problemen effectief samen te werken. Zij willen komen tot een houding waarmee zij zich duidelijk positioneren, als professional verbinding kunnen leggen met alle betrokkenen (cliënten, sociaal netwerk, professionals en leidinggevenden) en deze kunnen aanspreken op (de effecten van) hun handelen. Om hun handelen te optimaliseren, willen zij structureel op hun houding reflecteren. In aansluiting op voorgenoemde behoeften van sociaal werkers ontwikkelen we, samen met sociaal werkers, een op sociale technologie gebaseerde ?tool?: een leerinstrument dat hun reflectie ondersteunt. Het doel van dit instrument is dat professionals hun op samenwerken gerichte houding kunnen observeren en hierop reflecteren in interactie met anderen als onderdeel van hun dagelijkse werkzaamheden. Op deze manier verbeteren professionals de kwaliteit van de samenwerking en daarmee ook de ondersteuning aan gezinnen met meervoudige problemen.
Onderwijs in Wetenschap en Technologie (W&T) is belangrijk om leerlingen voor te bereiden op hun rol in de samenleving. W&T onderwijs wordt in de basisschool vaak vormgegeven als Onderzoekend en Ontwerpend Leren (OOL), waarin het stellen van leervragen een belangrijke vaardigheid is om kennis te verwerven en te beschouwen. Leraren onderschrijven het belang van leervragen stellen, maar vinden het vaak lastig om passende begeleiding aan onderzoekend en ontwerpend leren te bieden in de klas. De aanvrager, ingebed in het themaveld “Kwaliteiten van leraren” van het HAN Kenniscentrum “Kwaliteit van Leren”, wil een oplossing hiervoor ontwikkelen en richt zich daarom op de vraag: “Hoe kunnen leraren worden ondersteund in het efficiënt en effectief vaststellen van het hypothetische leertraject van leervragen?” Om een ondersteuningsmethodiek te ontwikkelen, wordt eerst door literatuuronderzoek en door stimulated recall interviews in de praktijk verkend welke ontwerpprincipes leraren ondersteunen bij het vaststellen van de mogelijke leerwaarde van leervragen. Vervolgens wordt door participerend ontwerponderzoek met een team van leraren in twee iteraties een ondersteuningsmethodiek ontworpen, getest, geëvalueerd en herontworpen. De beoogde opbrengst is een “routekaart”: een visueel ondersteunde handleiding voor de bepaling van het hypothetisch leertraject van leervragen, dat een beslisschema en handelingsalternatieven voor begeleiding bevat. De kennisdisseminatie van onderzoeksresultaten zal gericht zijn op leraren in het werkveld en op lerarenopleidingen door middel van trainingen, handleidingen, materialen en artikelen in vakbladen, als ook op de wetenschap in de vorm van wetenschappelijke artikelen en bijdragen aan (inter-) nationale conferenties. De aanvrager zal als lerarenopleider verworven inzichten inzetten in zowel bachelor- en master-lerarenopleidingen, als in onderwijs- en begeleidingsactiviteiten binnen het regionale netwerk van opleidingsscholen. Om zich zelf verder te bekwamen in projectmanagement, onderzoeksvaardigheden en valorisatie van onderzoeksopbrengsten in de driehoek onderwijs, onderzoek en praktijk, zal de aanvrager cursussen volgen, intervisie- en netwerkbijeenkomsten organiseren en gecoacht worden door betrokken lector.