Purpose: Most speech-language pathologists (SLPs) working with children with developmental language disorder (DLD) do not perform language sample analysis (LSA) on a regular basis, although they do regard LSA as highly informative for goal setting and evaluating grammatical therapy. The primary aim of this study was to identify facilitators, barriers, and needs related to performing LSA by Dutch SLPs working with children with DLD. The secondary aim was to investigate whether a training would change the actual performance of LSA. Method: A focus group with 11 SLPs working in Dutch speech-language pathology practices was conducted. Barriers, facilitators, and needs were identified using thematic analysis and categorized using the theoretical domain framework. To address the barriers, a training was developed using software program CLAN. Changes in barriers and use of LSA were evaluated with a survey sent to participants before, directly after, and 3 months posttraining. Results: The barriers reported in the focus group were SLPs’ lack of knowledge and skills, time investment, negative beliefs about their capabilities, differences in beliefs about their professional role, and no reimbursement from health insurance companies. Posttraining survey results revealed that LSA was not performed more often in daily practice. Using CLAN was not the solution according to participating SLPs. Time investment remained a huge barrier. Conclusions: A training in performing LSA did not resolve the time investment barrier experienced by SLPs. User-friendly software, developed in codesign with SLPs might provide a solution. For the short-term, shorter samples, preferably from narrative tasks, should be considered.
Deze handreiking is ontwikkeld voor logopedisten die werken met kinderen met spraak- en taalontwikkelingsstoornissen. De handreiking is hoofdzakelijk gebaseerd op ervaringen van logopedisten die werken in een eerstelijnspraktijk. Tijdens de eerste Covid-19 lockdown in maart 2020 zijn we in Nederland massaal overgestapt naar online werken. Ook logopedisten gingen hiermee aan de slag. Er was weinig bekend over geschikte en veilige beeldbelplatforms of over de aanpak van online spraak- en taaltherapie. De urgentie om met kinderen te blijven werken was echter hoog. Er is in de beroepspraktijk een schat aan kennis en ervaring opgedaan. Om logopedisten te ondersteunen bij het online werken is in deze studie de kennis uit de literatuur geïnventariseerd en zijn de kennis en ervaringen van logopedisten opgehaald. Deze handreiking is tot stand gekomen in drie fases van een studie die liep van juni 2020 tot en met september 2020. In de eerste fase zijn ervaringen van logopedisten met online logopedie verzameld op sociale media als Facebook en LinkedIn. Wij hebben gekeken naar succeservaringen en belemmeringen die logopedisten met elkaar deelden, maar ook naar materiaal dat online is uitgewisseld. Deze ervaringen vormden de basis voor het opstellen van een online enquête om meer te weten te komen over de geïnventariseerde onderwerpen. In de tweede fase is deze enquête online verspreid en ingevuld door 218 logopedisten uit verschillende werk-settingen. Op basis van de enquête en een literatuuronderzoek zijn per onderwerp de belangrijkste conclusies en vragen gebundeld tot een concept Handreiking online logopedie voor kinderen met spraak- en taalstoornissen. In de derde fase zijn in samenwerking met Auris onderwerpen voor focusgroepen opgesteld. Deze onderwerpen werden besproken in twee focusgroepen met in totaal negen logopedisten.
Background: Early detection and remediation of language disorders are important in helping children to establish appropriate communicative and social behaviour and acquire additional information about the world through the use of language. In the Netherlands, children with (a suspicion of) language disorders are referred to speech and hearing centres for multidisciplinary assessment. Reliable data are needed on the nature of language disorders, as well as the age and source of referral, and the effects of cultural and socioeconomic profiles of the population served in order to plan speech and language therapy service provision. Aims: To provide a detailed description of caseload characteristics of children referred with a possible language disorder by generating more understanding of factors that might influence early identification. Methods & Procedures: A database of 11,450 children was analysed consisting of data on children, aged 2–7 years (70% boys, 30% girls), visiting Dutch speech and hearing centres. The factors analysed were age of referral, ratio of boys to girls, mono‐ and bilingualism, nature of the language delay, and language profile of the children. Outcomes & Results:Results revealed an age bias in the referral of children with language disorders. On average, boys were referred 5 months earlier than girls, and monolingual children were referred 3 months earlier than bilingual children. In addition, bilingual children seemed to have more complex problems at referral than monolingual children. They more often had both a disorder in both receptive and expressive language, and a language disorder with additional (developmental) problems. Conclusions & Implications: This study revealed a bias in age of referral of young children with language disorders. The results implicate the need for objective language screening instruments and the need to increase the awareness of staff in primary child healthcare of red flags in language development of girls and multilingual children aiming at earlier identification of language disorders in these children.
Wereldwijd wordt taal dé indicator genoemd van het welbevinden van kinderen. Een niet goed verlopende taalontwikkeling heeft grote impact op het emotioneel welbevinden van kinderen. Ongeveer 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Taalontwikkelingsstoornissen gaan vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen. Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap; schoolse, sociale en fysieke activiteiten vormen een uitdaging. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten. Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject. De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaarjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden. De missie van BEPTOS is om samen met taalexperts en bewegingsexperts een vroegere diagnose van taal- en motorische stoornissen mogelijk te maken, zodat de juiste zorg kan worden ingezet en de kans op maatschappelijke participatie van jonge kinderen vergroot kan worden. Deze missie sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Zelfregie, empowerment, patiënt centraal: in elk rapport over de zorg komen we deze woorden tegen. Maar hoe doe je dat eigenlijk als zorgprofessional? Het project COMPLETE richt zich op de samenwerking tussen ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen en zorgprofessionals. Deze samenwerking is een van de belangrijkste aspecten van interventie bij jonge kinderen. Logopedisten werken dagelijks met peuters met taalontwikkelingsstoornissen. Taaltherapie is kindgericht, waarbij de samenwerking met ouders vaak slechts beperkt is vormgegeven. Logopedisten geven aan handelingsverlegenheid te ervaren in de samenwerking met ouders. Zij weten niet hoe ze echte betrokkenheid en partnerschap tot stand kunnen brengen. Ouders herkennen de ervaringen van professionals. Zij ervaren variatie in de mate waarin zij betrokken worden bij therapie en willen versterkt worden in de mogelijkheden om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het belang van samenwerking volgt ook uit effectstudies. Voor succesvolle interventies moeten ouders een belangrijke rol spelen in de behandeling, empowered worden en eigen regie ervaren. De urgentie van deze vraag komt specifiek aan de orde in de kennisagenda Logopedie en ouderbetrokkenheid is onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging. Het project COMPLETE wil bijdragen aan de vragen van logopedisten en ouders. Het project start met kwalitatief onderzoek naar de behoeften en ervaren barrières in samenwerking bij logopedist en ouders en een systematisch literatuuronderzoek naar deze aspecten. Deze aspecten worden omgezet naar actieve doelstellingen waarmee professionals de samenwerking kunnen verbeteren. In de volgende stappen ontwikkelen we in co-design tools die hierbij ondersteunen. Daarnaast gaan we op zoek naar bestaande tools die we samen met de praktijk op bruikbaarheid testen en aanpassen. Het project resulteert in een toolbox voor samenwerking tussen logopedisten en ouders van jonge kinderen. De uitkomsten en opbrengsten van dit project zijn ook relevant voor andere zorgprofessionals die werken met ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen.
Bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) komt de taalontwikkeling niet goed op gang. Dit kan gevolgen hebben voor de communicatie in het dagelijks leven. Kinderen verschillen in de mate waarin ze communicatief redzaam zijn.Doel Het doel van dit onderzoek is het beschrijven van de impact van taalproblemen en het bevorderen van functioneringsgerichte diagnostiek en behandeling van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). We onderzoeken welke omgevings- en persoonlijke factoren van invloed zijn op de communicatieve redzaamheid van jonge kinderen met TOS. Daarnaast onderzoeken we de klinimetrische eigenschappen van FOCUS-34-NL. Dit is een oudervragenlijst waarmee de logopedist de impact van de TOS op het dagelijks leven van jonge kinderen kan meten (Thomas-Stonell, Oddson, Robertson, Walker & Rosenbaum, 2012). Resultaten Onderzoeksproject ENGAGE In het praktijkgerichte onderzoeksproject ENGAGE ontwikkelden we met ouders van kinderen met TOS en professionals uit verschillende disciplines een definitie van het begrip ‘communicatieve redzaamheid’. De definitie luidt: “Communicatieve redzaamheid is het begrijpen en begrepen worden in een sociale context door het inzetten van verbale en/of non-verbale communicatieve vaardigheden.”Gesprekstool ENGAGE Samen met logopedisten en ouders van een kind met TOS ontwikkelden we de gesprekstool ENGAGE. Hiermee kan de logopedist het perspectief van (de ouders van) het kind een centrale plaats in de behandeling geven en goed inspelen op de hulpvraag.TO-ENGAGE Dit onderzoek loopt. Na afloop vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 mei 2018 - 30 april 2022 Aanpak Beïnvloeding communicatieve redzaamheid We onderzoeken welke factoren invloed hebben op de communicatieve redzaamheid van jonge kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Tijdens workshops met logopedisten toetsen we de resultaten op bruikbaarheid. We willen kunnen verklaren hoe de ontwikkeling van de communicatieve redzaamheid van jonge kinderen met TOS verloopt. Workshop HU Logopediesymposium 22-03-2019, inclusief resultaten. Onderzoek oudervragenlijst Daarnaast onderzoeken we de inhoudsvaliditeit, structurele validiteit, constructvaliditeit, betrouwbaarheid en interpreteerbaarheid van FOCUS-34-NL; een oudervragenlijst waarmee de logopedist de invloed van de taalontwikkelingsstoornis op het dagelijks leven van jonge kinderen kan meten. In TO-ENGAGE ontwikkelen we kennis over hoe TOS ingrijpt op het dagelijks functioneren van jonge kinderen met TOS. Deze kennis kan worden toegepast bij het ontwikkelen van effectieve interventies. Daarnaast ontwikkelen we instrumenten die het perspectief van ouders een centrale plaats in de behandeling geven en die logopedisten ondersteunen bij het bevorderen van de participatie van jonge kinderen met TOS.