Steeds meer leerlingen groeien op met een andere taal dan het Nederlands. Zij krijgen onderwijs in een taal die niet hun eerste taal is. Op het gebied van toetsing brengt deze situatie uitdagingen met zich mee. Meertalige leerlingen kunnen, bijvoorbeeld in het rekenonderwijs, niet hun volledige potentieel aantonen wanneer zij beoordeeld worden in een taal die zij nog aan het verwerven zijn. Functioneel Meertalig Assessment (FMA; De Backer et al., 2017) biedt een mogelijke oplossing voor dit validiteitsprobleem, omdat FMA kennis en vaardigheden van leerlingen via een pallet aan evaluatievormen (bijv. toetsen, observaties, gesprekken) en via hun meertalige repertoires zichtbaar maakt. De daadwerkelijke toepassing van FMA staat echter nog in de kinderschoenen (De Backer, 2020). In de huidige studie verkenden we daarom hoe onderwijsprofessionals vormgeven aan en leren over deze nieuwe benadering van toetsing en in hoeverre een Lesson-Study-aanpak daarbij ondersteunend is. Professionals (N=15) van vijf basisscholen die onderwijs verzorgen aan jonge nieuwkomers voerden samen met een procesbegeleider (N=4) een zogenaamde Assessment Study uit. Een analyse van de FMA-praktijken die deze Assessment-Study-teams ontwikkelen en inzichten uit reflecties van deelnemers op het Assessment-Study-proces laten zien dat een Lesson-Study-methodiek onderwijsprofessionals een effectief kader biedt bij het ontwikkelen van en leren over FMA.
Elke leerkracht krijgt dagelijks te maken met grote cognitieve, sociaal-culturele en taalverschillen in de groep, wat differentiatie nodig maakt. Maar het apart begeleiden van groepjes leerlingen staat op gespannen voet met sociale integratie. De laatste tijd groeit de aandacht voor inclusie: manieren om een groep bij elkaar te houden, met alle sociaal-emotionele voordelen van dien, en tegelijkertijd aandacht te besteden aan de verschillende onderwijsbehoeften. In dit artikel beschrijven we ons onderzoek naar een inclusieve aanpak tijdens natuur- en technieklessen in heterogene bovenbouwgroepen in het primair onderwijs.
Het doel van het project is het ontwerpen en evalueren van een voorleesrobot die meertalige kleuters in het basisonderwijs in hun thuistaal kan ondersteunen en ingezet kan worden voor programmeeronderwijs voor oudere kinderen. Het gebruik van thuistalen in het onderwijs is belangrijk voor de (taal)ontwikkeling van meertalige kinderen, maar blijkt vaak lastig voor leerkrachten als zij deze talen niet spreken. Een robot kan eenvoudig geprogrammeerd worden om in allerlei talen voor te lezen, waardoor leerkrachten de robot kunnen inzetten om meertalige kinderen in hun thuistaal extra ondersteuning te bieden. Robots zijn bij uitstek een geschikte vorm van technologie voor voorlezen, vanwege hun fysieke en sociale aanwezigheid en de mogelijkheid tot het maken van spraakondersteunende gebaren. De robot wordt in dit project op verschillende manieren ingezet: enerzijds als co-voorlezer naast de leerkracht, waarbij de leerkracht in het Nederlands voorleest en de robot in de thuistaal van kinderen, en anderzijds als zelfstandige pre-teachingactiviteit, waarbij de robot kinderen in de thuistaal voorleest voorafgaand aan klassikale Nederlandstalige voorleesactiviteiten. De verwachting is dat de voorleesactiviteiten met de robot het woord- en verhaalbegrip en de betrokkenheid van meertalige kinderen tijdens klassikale Nederlandstalige activiteiten ondersteunen en dat de robot het welbevinden van meertalige kinderen bevordert door hun thuistaal in het onderwijs te erkennen en gebruiken. Binnen dit project is het uitgangspunt om te zorgen voor een robotprogramma dat eenvoudig uit te breiden is naar andere verhalen én talen. Er wordt daarom ingezet op eenvoudig te programmeren software, waarbij kinderen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs de robot kunnen programmeren. Naast het hoofddoel van het ondersteunen van meertalige kinderen, is het secundaire doel om kinderen uit groep 7 en 8 programmeeronderwijs te bieden dat aansluit bij hun belevingswereld en hen kan helpen basisvaardigheden in het programmeren onder de knie te krijgen.
Het doel van dit project is na te gaan hoe programma’s waarin laagopgeleide ouders worden aangemoedigd de vroege talige en geletterde ontwikkeling van kinderen te stimuleren, beter kunnen worden toegesneden op de behoeften van deelnemende gezinnen. Een consortium van onderzoekers en praktijkpartners heeft belangrijke uitdagingen gedefinieerd bij de implementatie van zulke programma’s en heeft een aantal veelbelovende mogelijkheden geïdentificeerd. In het project willen we deze veelbelovende mogelijkheden doorontwikkelen en evalueren. In het eerste deelproject bouwen we voort op een bestaande benadering, waarin pedagogisch medewerkers en gezinscoaches worden geholpen om laagopgeleide ouders in de context van de voorschool te betrekken bij de mondelinge taalontwikkeling van hun kind (Thuis in Taal). In dit deel van het project zullen we een aantal instrumenten ontwikkelen en evalueren die kunnen worden ingezet tijdens een aanvullend thuisprogramma. Het voornaamste doel van deze instrumenten is pedagogisch medewerkers/gezinscoaches te helpen bestaande routines en hulpbronnen in de thuisomgeving te identificeren en hiervan gebruik te maken om coaching en de keuze van ouder-kindactiviteiten toe te snijden op de situatie van het individuele gezin. In het tweede deelproject onderzoeken we de effecten van drie typen activiteiten ontwikkeld om tegemoet te komen aan problemen die ouders kunnen tegenkomen bij de uitvoering van ouder-kindprogramma’s. We testen de effectiviteit van het gebruik van digitale, geanimeerde prentenboeken als middel voor ouders om gezamenlijke activiteiten aan te gaan met hun kind, we testen de effectiviteit van een storytelling app die cognitief stimulerende ouder-kindinteracties kan bevorderen en we testen de effectiviteit van de inzet van activiteiten in de thuistaal voor tweetalige ouders.
Het doel van dit project is na te gaan hoe programma’s waarin laagopgeleide ouders worden aangemoedigd de vroege talige en geletterde ontwikkeling van kinderen te stimuleren beter kunnen worden toegesneden op de behoeften van deelnemende gezinnen. Een consortium van onderzoekers en praktijkpartners heeft belangrijke uitdagingen gedefinieerd bij de implementatie van zulke programma’s en heeft een aantal veelbelovende mogelijkheden geïdentificeerd. In het project willen we deze veelbelovende mogelijkheden doorontwikkelen en evalueren. In het eerste deelproject bouwen we voort op een bestaande benadering, waarin pedagogisch medewerkers en gezinscoaches worden geholpen om laagopgeleide ouders in de context van de voorschool te betrekken bij de mondelinge taalontwikkeling van hun kind (Thuis in Taal). In dit deel van het project zullen we een aantal instrumenten ontwikkelen en evalueren die kunnen worden ingezet tijdens een aanvullend thuisprogramma. Het voornaamste doel van deze instrumenten is pedagogisch medewerkers/gezinscoaches te helpen bestaande routines en hulpbronnen in de thuisomgeving te identificeren en hiervan gebruik te maken om coaching en de keuze van ouder-kindactiviteiten toe te snijden op de situatie van het individuele gezin. In het tweede deelproject onderzoeken we de effecten van drie typen activiteiten ontwikkeld om tegemoet te komen aan problemen die ouders kunnen tegenkomen bij de uitvoering van ouder-kindprogramma’s. We testen de effectiviteit van het gebruik van digitale, geanimeerde prentenboeken als middel voor ouders om gezamenlijke activiteiten aan te gaan met hun kind, we testen de effectiviteit van een storytelling app die cognitief stimulerende ouder-kindinteracties kan bevorderen en we testen de effectiviteit van de inzet van activiteiten in de thuistaal voor tweetalige ouders.