‘Eerst een Thuis’ is een nieuwe aanpak van dakloosheid in regio Utrecht. In opdracht van gemeente Utrecht voerde het Lectoraat Wonen en Welzijn van Hogeschool Utrecht tussen april 2021 en februari 2024 onderzoek uit naar deze nieuwe aanpak, waarbij de belangrijkste vraag was welke versterkende en belemmerende factoren er zijn aan te wijzen op het gebied van huisvesting, begeleiding en ‘landen in de wijk’ (het zich thuis voelen, integreren en participeren in de buurt en de directe woonomgeving). Dit rapport doet verslag van de resultaten van het onderzoek. In dit inleidende hoofdstuk lichten we eerst de achtergrond van de nieuwe aanpak toe. We geven aan in welke context de nieuwe aanpak werd ontwikkeld en hoe het project ‘Living Lab Eerst een Thuis’ tot stand kwam. Daarna geven we een toelichting op het onderzoek en op de keuzes die zijn gemaakt bij het schrijven van deze rapportage. We sluiten het hoofdstuk af met een leeswijzer.
LINK
Verhuizen naar een verpleeghuis is vaak een emotioneel ingrijpende gebeurtenis die om een groot aanpassingsvermogen van nieuwe bewoners en hun sociale omgeving vraagt. Een van de uitdagingen voor zorgorganisaties is om te zorgen dat bewoners zich ondanks alles in het verpleeghuis thuis voelen. De vraag is welke factoren dit thuisgevoel beïnvloeden. Systematisch literatuuronderzoek door Fontys HHogescholen heeft deze nu in kaart gebracht
Het is zo belangrijk: je thuis voelen in je eigen huis. Maar thuisgevoel is ook een lastig te omschrijven begrip, zeker voor mensen met dementie. Om zicht te krijgen op wat het thuisgevoel van mensen met dementie inhoudt, hebben onderzoekers van Fontys Hogescholen een kleinschalig onderzoekproject uitgevoerd waarbij gebruikgemaakt werd van een creatieve werkvorm: het zogeheten ‘moodboard’. Ondanks het toenemend aantal kwetsbare ouderen dat in de toekomst zelfstandig thuis zal blijven wonen, zullen verpleeghuizen naar verwachting belangrijke woonzorgvormen blijven. Dan zal er echter wel wat moeten veranderen, want momenteel is verblijf in een verpleeghuis voor veel mensen nu niet bepaald een ideaal van de oude dag. Nederlandse verpleeghuizen hebben een negatief imago en worden te vaak gezien als kille, steriele gebouwen waar weinig tijd is voor persoonlijke aandacht. Daarom is het belangrijk dat bij de (ver)bouw van verpleeghuizen rekening wordt gehouden met wat mensen het gevoel geeft ergens thuis te zijn. Om hier meer zicht op te krijgen is binnen het nieuwe meerjarige project van Fontys Hogescholen – ‘Verpleeghuis van de Toekomst’ (VETO) geheten – onderzoek gedaan naar wat dit thuisgevoel voor bewoners met dementie inhoudt.
LINK
Visie; ontwerpprincipes; uitwerking ontwerp; uitvoeringsplan; evaluatie; onderzoek naar behoeftes, do's and dont's, monitoringsonderzoek en evaluatieonderzoek.Ontwerpen, in werking stellen en evalueren van onderwijszorgvoorziening voor kinderen met ASS die substantiële ondersteuning vanuit de zorg nodig hebben. De Talentklass is een onderdeel van deze voorziening. De voorziening wordt doorontwikkeld tot een expertisecentrum.
Ontwikkelrecht Een belangrijk zorgvraagstuk in Noord-Nederland is dat een groep van ongeveer 500 leerlingen door uiteenlopende oorzaken niet naar school gaat. In Nederland gaat het in totaal om 4.000 á 5.000 kinderen van 7 tot 20 jaar. Doordat er weinig regelruimte ervaren wordt door de betrokken partijen, duurt het soms lang voordat er een passende oplossing gevonden wordt, hetgeen de ontwikkeling van de kinderen in gevaar brengt. Het project Ontwikkelrecht brengt hier beweging door de betrokken partijen te verbinden en ze - voor het eerst - gezamenlijk nieuwe paden te laten co-creëren. Het consortium Ontwikkelrecht bestaat uit meer dan 15 betrokken partijen. In een voortraject van anderhalf jaar zijn 2 conferenties en 2 test-routes doorlopen. Op de conferenties hebben meer dan 200 personen van de betrokken partijen (zorg, onderwijs, overheid en ook ouders en studenten) samen nieuwe paden ontworpen. In de testroutes hebben studenten samengewerkt met de thuiszittende jongeren. Uit deze activiteiten is de onderzoeksvraag ontstaan. In het huidige project gaan we op gestructureerde wijze experimenten doen en deze onderzoeken. Dit doen we op twee niveaus: Op systeemniveau brengen we de professionals van verschillende partijen op een aantal verschillende wijzen tot co-creatie. Op praktijkniveau experimenteren we met een aantal manieren om thuiszittende jongeren in beweging en in hun kracht te zetten. Op beide niveaus worden uit de experimenten ontwerpprincipes gedestilleerd waarmee prototypes gemaakt worden. De prototypes worden getest en uiteindelijk beschreven en beschikbaar gesteld voor gebruik in het werkveld.
In Nederland zijn ongeveer 15.000 leerlingen tussen zeven en twintig jaar die om uiteenlopende redenen niet naar school gaan. In de drie noordelijke provincies zijn dat ongeveer 4000 jongeren. Oorzaken liggen vaak in psychosociale problemen, zoals depressie, autisme en hoogbegaafdheid. Om dichter bij een oplossing te komen, werken wij sinds november 2021 in het KIEM-onderzoek Ontwikkelrecht samen met zorg-, onderwijs-, en cultuurinstellingen. In het project stimuleren we de thuiszittende jongeren door middel van kunstlessen van kunststudenten tot het zetten van de stap terug richting school. In Ontwikkelrecht II gaan we een belangrijke kennislacune onderzoeken die uit Ontwikkelrecht naar voren kwam. Onbekend is namelijk hoe de gevonden werkende principes en expertise duurzaam toegankelijk gemaakt kunnen worden binnen het netwerk van samenwerkende partijen. Het netwerk streeft naar het doorontwikkelen van de ingezette veranderingen, maar herkent tevens dat er nog geen sprake is van een gezamenlijk visie of stabiele samenwerkingsstructuur. Dat leidt tot de volgende onderzoeksvraag, die we in Ontwikkelrecht II gaan onderzoeken: Hoe kunnen we de werkende elementen van de kunstinterventies en de praktijkexpertise van de zorginstellingen toegankelijk maken voor de samenwerkende partners in het consortium? Deze hoofdvraag valt uiteen in de volgende deelvragen: 1. Welke werkende principes uit de kunstroute zijn overdraagbaar naar andersoortige interventies, door bijvoorbeeld de PABO-Zorgopleiding? 2. Welke plek kan de praktijkexpertise van zorgmedewerkers krijgen in het curriculum van educatieve opleidingen van de Hanzehogeschool? 3. Welke nieuwe manieren zijn er voor Mkb’ers uit de cultuursector om inclusiever samen te werken door het duurzaam betrekken van nieuwe doelgroepen? 4. Wat zijn de ingrediënten van een toekomstvisie voor een ontwikkelingsgerichte transdisciplinaire samenwerking binnen het consortium?