Binnen het beroepsonderwijs is steeds meer belangstelling voor programmatisch toetsen. Dat is een toetsconcept waarin toetsen en leren geïntegreerd zijn en de competentieontwikkeling van de student centraal staat. Gedurende de opleiding wordt continu informatie over het leerproces van de student verzameld, de zogeheten datapunten. Hiermee kunnen opleiders het leerproces monitoren en bijsturen. Feedback en de ontwikkeling van zelfregulatie staan centraal. Zo krijgen studenten de benodigde tijd en ruimte om zich te ontwikkelen en écht te leren van toetsen. In dit boek komen opleiders aan het woord, die hun onderwijs- en toetsprogramma hebben ingericht volgens de uitgangspunten van programmatisch toetsen. Zij vertellen hun eigen verhaal: Waarom hebben zij gekozen voor programmatisch toetsen? Hoe is het toetsprogramma ingericht? Wat zijn ervaringen van studenten en docenten? En hoe is het implementatieproces verlopen? De voorbeelden laten zien dat programmatisch toetsen geen recept is. Het moet aansluiten bij de onderwijsvisie van een opleiding, bij het beroep waartoe je opleidt en bij het type studenten. Elke opleiding maakt daarom eigen keuzes bij de uitwerking van programmatisch toetsen. Dit boek is bedoeld voor onderwijsprofessionals in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs die overwegen om de uitgangspunten van programmatisch toetsen toe te passen binnen het onderwijs en op zoek zijn naar theorie, voorbeelden en inspiratie.
In deze lectorale rede wordt uiteengezet hoe bewuste en bekwame lerarenopleiders en leraren bijdragen aan de kwaliteit van toetsen en beoordelen in de eigen lerarenopleiding en in het werkveld van de studenten, het voortgezet onderwijs en het middelbaar onderwijs. Eerst wordt ingegaan op het specifieke belang van de kwaliteit van toetsen en beoordelen voor lerarenopleidingen. Daarna wordt een kwaliteitskader voor eigentijds toetsen ben beoordelen gepresenteerd. Op basis van dit kader wordt tot slot aangegeven welke plannen het lectoraat heeft om bij te dragen aan de ontwikkeling tot bewuste en bekwame lerarenopleiders en leraren ten aanzien van de kwaliteit van eigentijds toetsen en beoordelen.
Dit hoofdstuk beschrijft acht fundamentele problemen, die zich voordoen als men competenties, in de betekenis die gangbare definities aan dit begrip verlenen, probeert te meten in het onderwijs. Uit het betoog vloeit een dilemma voort: we kunnen niet meten wat we in competentiegericht onderwijs zouden willen meten. Wat we wel kunnen meten, zijn geen 'echte' competenties. Uit dit dilemma wordt een uitweg gezocht.